3 ■i Ac IA«t5IK Hel brandpunt der kermis was immer de Botermarkt, waar geregeld een ontzaglijke drukte heerschte. „Komt binnen, boeren en burgers. Ge moet niet langer twijfelen. De grootste potentaten van Europa en Azië hebben dit circus met hun tegenwoordigheid vereerd." liet circus Blanus op de Nieuw markt te Amster dam. „Komt binnen, dames, heeren, boeren, burgers en buitenlui 1" Het presenteeren der ar- listen voor de tent- De kermis bij avond op de Botermarkt te Amster dam. Friezinnetjes met gouden kappen en,.kraak zindelijke" juffrouwen noodigen vriendelijk uit tot 't eten van lekkere wafelen en poffertjes. Zondag na St. Lambert. Dan werd er vrijgeleide af gekondigd „vrydom, veylicheit, ende geleyde aan een yegelick binnen deser stede, ende die vrydom van dien te mogen komen," uitgezonderd ballingen en vijanden. In het midden der 16e eeuw was de Amsterdamsche kermis de voornaamste jaarmarkt van Holland, natuurlijk omdat Amsterdam de voor naamste stad was. Het was een tentoonstelling van veel, dat men slechts eens in 't jaar zag, van veel ook, dat men voor 't eerst zag. Het kostte moeite, in een zoo dicht betimmerde en van geen ruime pleinen voorziene stad, plaats voor de kermiskramen te vinden. De goud- en zilverkramen, oudtijds, „ju- weelders" genoemd, stonden naar oud gebruik op een veilige plaats in het Oude Gasthuis, hetgeen zich ongeveer ter hoogte van den zuidervleugel van het tegenwoordige paleis op den Dam bevond, aan de huidige Paleisstraat. 't Geven van kermisgeschenken was een oud ge bruik. Dan moest ieder vroolijk zijn, en elk „zijn kermis" hebben. De Burgemeesteren werden voor stadsrekening met kermiszwanen en vaatjes Bremer bier vereerd, bakkers, grutters en brouwersknechts kregen hun kermisbier van den molenaar, en iedere jongen van zijn Petemeui een kermisduit. De groot jes in het Besjeshuis, en de oude juffrouwen op het Hofje, de zieken in het Gasthuis, en de boeven in het Rasphuis ontvingen op kennis een extraatje. Ja, de Justitie zelve zag van ouds op kermis een weinig door de vingers, en was gewoon, van doodslagen „ghecomitteert in de kermissen" remissie te ver- leenen, wat Keizer Karei V echter niet goed vond, en in 1545 verbood. En in 1546 ging men nog iets verder. Bij plakkaat van 30 Januari 1546 gebood de werd. Meermalen is er sprake van geweest, de kermis Keizer: „Alle taveernen waar op de kermissen dood- geheel af te schaffen, zoo b.v. in 17.)5, wat slagen geschieden, zullen voor zekeren tijd gesloten toen echter niet is doorgegaan, tot eindelijk in worden, zonder nering te mogen doen." 1875 de laatste Amsterdamsche kermis gehouden In 1484 was er ook voor het eerst een levende werd. olifant te zien, toen een zeer vreemd schouwspel in onze stad, ja, in geheel ons land. De olifant zou van hier naar Utrecht vervoerd worden, en toen „sy hem voor Muyden opschepen souden" ging men daar mede zoo onvoorzichtig te werk, dat hij in het water viel en verdronk. Slechts eens is de kermis verlegd en wel in 1655, naar den eersten Zondag in Augus tus. Doch in 't jaar 1660 werd deze weer op verzoek der vleeschhouwers, klagen de dat zij 't vleesch, dat zij op kermismoesten slachten, voor bederf niet konden bewaren, gelijk vanouds in September gebracht. Eenige malen is er geen kermis geweest. In 1849 en 1853. Toen heerschte hier ter stede en in het land de cholera, waarom de kermis voor die jaren afgelast

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1935 | | pagina 3