HET UUR DER
1 VERSCHRIKKING
Georges Surdez:
4
Het leven op de duikboot
was vol avontuurlijke afwisse
ling en hij wenschte niets liever
dan er toe terug te keeren.
1 -1 3. -VTJTA rrnn T? O/I
OP een middag wees een jonge chirurg van
het Militaire Hospitaal in Sidi-bel-Abbès
hem aan„Daar gaat een prachtig studie
object voor je. Hij verzet zich uit alle
macht tegen zijn ontslag uit het Vreemdelingen -
Legioen, waardoor de geruchten, dat het hier een
hel op aarde is, wel eenigszins in een ander daglicht
komen te staan, vind je niet? Maar afgezien daar
van is zijn persoonlijkheid een eigenaardig en inge
wikkeld geval."
Walter Meinrich stak het plein over. Hij was
groot, knap van uiterlijk en nog vrij jong. De breede
schouders van zijn krachtig gebouwd lichaam kwa
men scherp uit in een nieuw khaki-uniform. Zijn
tenue droeg de veelkleurige versierselen van het
Derde Regiment, waaruit kon worden afgeleid,
dat hij eerst kortelings uit Marokko was terug
gekeerd. Hij wekte den indruk, 'n lichamelijk gezon
de kerel te zijn, die over groote lenigheid en kracht
beschikte. Toch moest er met hem iets niet in orde
zijn, want het Legioen gaat er niet spoedig toe over,
soldaten uit den dienst te ontslaan.
„Zenuwen geschokt V' vroeg ik.
„Ik weet het eigenlijk niet." De chirurg glimlachte.
„Misschien simuleert hij wel. Volkomen normaal
is hij in ieder geval niet. Als ik jou was, dan
Hij scheen te vergeten, dat het moeilijk viel,
iemand voor het eerst aan te spreken en dan on
middellijk naar allerlei persoonlijke bijzonderheden
te vragen. Om te beginnen zou dit verre van tactisch
zijn en bovendien bestond de mogelijkheid, dat de
man opvliegend van karakter was. Toch had ik
al spoedig eenige reden om aan te nemen, dat er
iets bij hem haperde. Zoo ontdekte ik, dat Meinrich
reeds enkele dagen in de stad was, maar nog met
niemand had kennis gemaakt. Dit vond ik vreemd.
Overigens kwam ik voorloopig niets te weten.
Toevallig zag ik hem, twee dagen later, 's avonds in
„De Zon van Afrika". Hij zat aan een tafel, in een
hoek van het rumoerige café en stond van tijd tot
tijd op om een geldstuk in de gleuf van de electrische
piano te werpen. Behalve door het nummer op zijn
kraag onderscheidde hij zich in niets van de overige
soldaten. Het viel me alleen op, dat hij zonder
gezelschap was.
Voor de piano wisselden we eenige woorden over
de keuze van een muzieknummer. Het gesprek werd
voortgezet en binnen enkele minuten vernam ik
een schetsmatige levensbeschrijving. Hij was in
Bremen geboren en maakte nu zijn derde jaar mee
bij het Legioen. Voor dien tijd oefende hij het beroep
van electricien uit en nóg eerder diende hij bij de
Duitsche marine.
„Ik trouwde eenige maanden na het sluiten van
den Wapenstilstand," vertelde hij. Hij sprak vrij
goed Fransch, hoewel met een sterk accent. „Ge
lukkig ben ik niet geweest. Het eigenaardige is, dat
zich niet direct wat je noemt moeilijkheden tusschen
mijn vrouw en mij voordeden. Maar ze bleek bang
voor me te zijn. Het gebeurde dikwijls, dat ik 's
nachts wakker werd en haar bevend van schrik
rechtop in bed zag zitten. U begrijpt wel, dat ik
zooiets op den duur niet kon uithouden. En aan
gezien het met mijn werk ook niet wilde vlotten,
besloot ik, me te laten aanwerven bjj 't Vreemde
lingen-Legioen. Daar had ik bovendien nog een
andere bedoeling mee."
Hij zweeg een oogenblik en dacht na. „Ik durf
het u bijna niet te vertellen, omdat anderen het erg
vreemd blijken te vinden. Waarom Dat is mij een
raadsel. Ik had nog nergens over gesproken, maar
ongeveer een maand geleden ja, het was in Ma
rokko, toen ik op een kleinen post lag ten Zuiden
van Azerdoun kwam de kapitein op inspectie.
Hij riep me bij zich. Ik had namelijk al lang te voren
aangevraagd, Fransch onderdaan te mogen wor
den en daarvoor moest ik papieren toonen om
mijn identiteit te bewijzen.
De kapitein vroeg me, of ik na afloop van mijn
diensttijd in het Legioen bleef, ofwel van plan was,
weer in de burgermaatschappij terug te keeren. Dit
vragen ze altijd, want een man, die denkt te blijven,
komt voor bevordering in aanmerking. Hij was
zóó vriendelijk, dat ik openhartig met hem sprak.
Ik vertelde u, dat ik tijdens den oorlog bij de
marine was, ik zat toen in den onderzeedienst. Sinds
het verdrag van Versailles mocht üuitsehland geen
onderzeebooten meer hebben en al is dat op het
oogenblik veranderd veel te beleven valt er nog
niet. Ik zei den kapitein, dat ik me bij de Fransche
marine wilde laten inlijven en dan natuurlijk bij
de onderzeebooten, omdat ik daarop thuis ben.
Eerst dacht hij even na, waarop hij me allerlei
vragen stelde. Natuurlijk antwoordde ik zoo goed
mogelijk en hij beloofde mij, zijn best te zullen doen.
Kort daarop werd ik in het hospitaal Louis te Meknès
ter observatie opgenomen. En dat was nog maar het
begin, want vandaar stuurden ze me naar het hos
pitaal in Fez en toen hierheen. Ze willen me ontslaan
en naar huis sturen. De volgende week moet ik in
Oran voor de Medische Commissie verschijnen! En
dat alles voorzoover ik 't tenminste kan bekijken --
alléén, omdat ik in mijn oude vak wil terugkeeren.
Ik ben mecanicien en electricien en zat een
jaar voor den oorlog al in de onderzeebooten.
Ik heb lange tochten gemaakt door de Oostzee,
Noordzee, Atlantische Oceaan en zelfs door de
Middellandsche zee en beschik over ervaringen,
waar ik nu niets aan heb. Is het dus zoo gek, dat ik
daar wel eens gebruik van wil maken t"
Met zijn diep-blauwe oogen keek hij me aan. Ze
stonden rustig en helder. Indien één man lichamelijk
en geestelijk volkomen gezond scheen te zijn, dan
was het Meinrich wel. Je kon zien, dat hij een uit
stekend zeeman was en hart voor dit beroep bezat.
„Toch kan ik me voorstellen, dat je de menschen
voor een raadsel stelt," verklaarde ik. „Iedereen
weet, dat het leven aan boord van een onderzeeër
zeer zwaar is. De bemanning verkeert practisch
iedere minuut in gevaar en loopt de kans, als een
rat, die in de val zit, den dood te vinden. Het heeft
er dus veel van weg, dat iemand, die beweert terug
te willen keeren...
Meinrich lachte en viel me in de rede.
„Ja, zoo staat de wereld er tegenover. Maar laat
ik u dan zeggen, dat ik nooit een beteren tijd mee
maakte dan aan boord van de onderzeeërs. Ik heb
op alle typen gediend, van de eerste, kleine booten
met de olie-motoren, tot de groote Diesel-schepen.
Ik zat ook een tijdlang op een kleinen onderzeeër,
die mijnen legde langs de kusten. Eerlijk gezegd,
dat viel niet mee korte reizen en hard werken.
Maar de langere tochten waren veel prettiger.
De menschen denken, dat de onderzeeërs altijd
onder water zaten om aan dé torpedojagers te
ontsnappen. Dat is onzin Meestal voeren we aan
de oppervlakte. Natuurlijk wordt de lucht, wanneer
je lang onder blijft, onzuiver en begin je je niet erg
lekker te voelen. Je wordt bijvoorbeeld wakker met
een keel, die bijna lijkt dichtgesnoerd. Maar zoodra
je de kans kreeg aan dek te kruipen, haalde je een
paar keer diep adein en je was weer zoo lekker als kip.
In 1915 zwalkten we een week lang zonder te
duiken op de Noordzee. In de buurt van Engeland
moesten we oppassen voor de snelle jagers, die de
Engelschen, speciaal om ons te bestrijden, in de
vaart hadden gebracht. Maar meestal kregen wij
hen eerder in de gaten, dan zij ons. Daar natuurlijk
ook andere schepen voortdurend op den loer lagen,
gebeurde het wel eens, dat we onder vuur werden
genomen en dan wist je niet, hoe dat zou afloopen.
Maar hier hebt u nou het groote verschil. Do arme
kerels in de loopgraven zaten eigenlijk iederen dag
in zoo'n hel en beleefden ook nog wel ergere
dingen. Dat we de kans liepen te verdrinken U
zult toch toegeven, dat dit in een onderzeeboot
niet slimmer kan zijn dan in open zee. Ik voor mij
geef de voorkeur aan verdrinken boven levend te
worden begraven, zooals dit met heel wat mannen
aan het front is gebeurct. Behalve in de paar eerste
seconden, moet de dood door verdrinking pijnloos
zijn. Vraag het maar eens aan iemand, die er bijna
was geweest, maar op het nippertje weer kon worden
bijgebracht. Je hoort muziek, je wordt slaperig.
Stel je aan den eenen kant soldaten voor. die in
prikkeldraad-versperringen blijven hangen, door
boord met kogels of uiteengerukt door een granaat
en aan den anderen kant mannen, die in een onder
zeeboot naar den bodem van de zee zinken ik
geloof, dat we er niet over behoeven te twisten,
wat het beste is.
Bovendien hadden wij een bevoorrechten dienst.
We kregen een vrij lang verlof om weer uit te rusten.
Ik scharrelde dan hier en daar rond en keek naar de
arme kerels, die voor een paar dagen uit de loop
graven waren gekomen. Wanneer ik hoorde, dat
ze de trilling in hun ooren maar niet kwijt konden
raken, dat ze soms in een modderpoel laqen te slapen,
heele dagen zonder eten bleven, koude nachten
meemaakten, waarin hun voeten, ondanks drie paar
sokken en zware schoenen, bevroren wanneer ze me
dat allemaal vertelden, dan was ik blij met mijn lot.
Neem bijvoorbeeld de luchtvaart, waarvan ieder
een dacht, dat ze tot den meest bevoorrechten
dienst behoorde. Een neef van mij ryas sergeant-
vlieger. Hij had stalen zenuwen, maar toen hij
na den wapen -stilstand terugkeerde, was hij een wrak
En als ik u dan vertel, dat mij niets mankeerde.
Ik maakte geen sprong, wanneer een auto of vracht
wagen voortij reed. Ik liet me niet voorover vallen,
wanneer ik een motorfiets hoorde ik deed niet,
alsof ik naar een gasmasker grabbelde, wanneer ik
een bepaald fluitend geluid hoorde. En dat zag u
wél van hen, die bij andere wapens hadden gediend.
Een zwaar leven Accoord, maar dan ongeveer
net zoo als dat van visscherslui in vredestijd. En
wat stond er niet allemaal tegenover In Duitscli-
land was gedurende de laatste twee jaar niet veel
meer te krijgen. Nou en ik heb in die jaren het
lekkerste eten gehad van heel mijn leven. Wanneer
we aan de Engelsche kust visscherssekepen tot zin
ken brachten, dan verspilden wij daarvoor geen
torpedo. Een deel van de bemanning bracht wat
springstof in zoo n schuit, maar zorgde er eerst voor,
de voedingsmiddelen van boord te halen. Op die
manier gebeurde het meermalen, dat we zware