hammen, stukken spek, potten jam en ingemaakt fruit in handen kregen. Verder trok je als lid der bemanning van een onderzeeboot altijd bijzonder de aandacht, wanneer je met verlof thuis kwam. Had de onderzeeër, waarop je zat, een knap stukje werk volbracht, dan gebeurde het dikwijls, dat alle opvarenden een onderscheiding kregen. Ik heb er tenminste verschillende in de wacht gesleept. Aan den wal waren we populair. De reden hiervan was, dat de tegenstanders, die de zeeën afsloten, verantwoordelijk werden gesteld voor de noodzaak, eikelkoffie te drinken en zwart brood te eten. In die dagen beschouwde het volk óns min of meer als de wrekende gerechtigheid. /"Opwinding t Niets valt te vergelijken met hetgeen wij meemaakten. Wanneer de kapitein bevel gaf, de lanceer-inrichting in gereedheid te brengen, dan verkeerden wij allen in de grootste spanning. Je hoorde de torpedo wegvliegen, de kapitein rukte den periscoop op en neer, je voelde den schok van de explosie. In het begin van 1917 lagen we op ongeveer 100 mijl afstand van de haven van Oran. Er was een transport-schip op komst met tweeduizend man aan boord en we kregen de schuit zonder moeite naar beneden. Twee torpedo's een tijdsbestek van tien seconden en we hadden meer uitgericht, dan een artillerie-regiment in een lieele week zou hebben bereikt Dat was trouwens een van de meest interessante tochten, die ik me kan herinneren. We bereikten zelfs de Adriatische zee en liepen daar een Oosten- rijksche haven binnen. De ontvangst, die we daar hebben gehad, zal ik mijn leven lang niet vergeten." „Dat klinkt allemaal wel heel mooi," merkte ik eindelijk op, „maar er zullen zich toch ook wel moeilijke oogenblikken hebben voorgedaan. Het moet voor velen onder jullie toch vreeselijk zijn geweest, al de bevelen, die slechts vernieling ten doel hadden, uit te voeren." Meinrich keek mij aan en glimlachte .weer. „Sentimenteele gevoelens moesten we in dien tijd opzij zetten het was oorlog Dit gold niet alleen voor ons, maar voor alle anderen. Natuurlijk lag het nooit in onze bedoeling, weerlooze vrouwen en kinderen het slachtoffer te laten worden, maar er deden zich omstandigheden voor, dat we het niet konden verhinderen. In ieder geval behoeft niemand, die den oorlog persoonlijk heeft meegemaakt, zichzelf verwijten te doen. Dit standpunt heb ik altijd ingenomen en vandaar, dat ik het leven aan boord van een onderzeeër ook van een anderen kant bezie ik vind het interessant het trekt mij aan. Ik zou weer graag op een onderzeeboot zitten, omdat ik weet, dat ik het nergens zoo naar mijn zin kan hebben. Jarenlang heb ik er al naar verlangd en op het oogenblik is het zoo, dat ik desnoods van nationali teit wil veranderen en zelfs bereid zou zijn voor vijf jaar te teekenen. En wat gebeurt er nou 1 Ze sturen me voor de Medische Commissie „Het lijkt mij het beste, Meinrich, dat je ze daar al je ervaringen vertelt," merkte ik na eenige oogen blikken op. De legionnair knikte. „Ja en dan kan ik er nog heel wat aan toevoegen. Soms weet je niet, hoe je die heeren moet aanpakken. Voor het eerst vertoonde zich op zijn gezicht een uitdrukking van onrust. „Ik heb vroeger ook al eens last gehad. Met mijn laatsten kapitein bij den onder zeedienst bijvoorbeeld. En als ik u nou vertel, dat ik tot op den dag van heden nog niet weet, waarmede ik hem heb gehin derd. Ik deed mijn werk goed, daar behoef ik niet aan te twijfelen. Misschien vonden ze. me te rad van tong. Officieren houden niet van ondergeschikten, die welbespraakt zijn en misschien hebben ze gelijk. In ieder geval, ik moest van den onderzeeër af en kreeg bovendien nog een minder gunstig rapport mee, zoodat ik niet meer op een andere boot werd geplaatst. Het gebeurde in de eerste helft van 1918. Ik werd zoo'n beetje bezig gehouden in het arsenaal te Kiel en moest van tijd tot tijd voor de dokters verschijnen." Meinrich lachte weemoedig en haalde zijn schouders op. „De kapitein gaf natuurlijk het eenige motief op, dat buitenstaanders konden geloo- ven en waardoor hij stevig in zijn schoenen stond. Hij beweerde, dat mijn hersenen onder de groote spanning te lijden hadden gehad En het zou me allemaal nog niets kunnen schelen, wanneer ik er verder goen last mee had. Maar ik zou er bijna alles onder durven verwedden, dat een aan- teekening van dat zaakje op mijn marine-papieren voor die Franschen aanleiding is geweest om me te vragen, waarom ik zoo graag hun nationaliteit wil aannemen. En wat nog erger is ze probeeren me uit den dienst te werken." Meinrich sprak nu kennelijk met meer inspanning. Zijn groote handen bewogen onrustig en verrieden opwinding. Ik knikte hem sympathiek toe, daar ik er van overtuigd raakte, dat deze man een onver diende behandeling ondervond. Hij was weliswaar praatziek, overmatig trotsch op zijn staat van dienst en bovendien nog een opsnijder, maar dat kon toch niet als een overwegend bezwaar gelden. „Ik zat als onder-officier op een van de onderzee booten, die kruisten in de buurt van Brest en in de Iersche Zee. We hadden op de gebruikelijke manier heel wat werk verzet en ons daarbij zelfs zóó lang opgehouden, dat we niet rond Schotland konden terugkeeren, maar het Kanaal moesten nemen. Ten Oosten van Duinkerken kwamen de jagers^ons op het spoor. De knaap aan de microfoon zei, dat er een heele vloot boven ons hoofd lag. Ze wisten, dat we in de buurt waren, maar niet precies op welke plek. De eerste diepzee-bommen ontploften op veiligen af stand. Je voelde alleen den vloer onder je voeten trillen en een lichten druk op je oorvliezen. We zochten den bodem op, ongeveer twaalf a veertien vademen diep en scharrelden net zoo lang met roeren en tanks, totdat we eindelijk zonder kleerscheuren bleven liggen. Er ging een uur, twee uur voorbij. Toen stegen we voorzichtig. Binnen drie minuten begon het spelletje met de diepzeebommen opnieuw, maar nu veel dichterbij. Opnieuw was het zakken en de motoren werden afgezet. We hadden er een langen tocht opzitten en onze romp had daarbij veel te lijden gehad. Het water sijpelde naar binnen en de vloeren stonden blank. De pompen konden niet in werking worden gesteld, omdat het geluid en de olie ons zouden verraden. Ik moet toegeven, dat zulke oogenblikken lang niet aangenaam zijn. Maar steeds wachten, zonder iets te kunnen doen, behalve dan jezelf afvragen, of je ooit weer boven water zal komen. Maar zoo is het nu eenmaal, een mensch moet van alles de goede en de kwade zijde meemaken. Uren later waagden we het er weer eens op' naar boven te schieten. Ditmaal barstten de bommen vlak bij ons. De electrische lichten ploften uit en je kreeg het gevoel, alsof je hart van binnen uit elkaar was gesprongen en door je neus en ooren naar buiten kwam. De noodlicliten kon ik evenmin aankrijgen en zoo zaten wTe in de duisternis met de gevaarlijke diepzeebommen aan alle kanten om ons heen. De atmosfeer werd zeer slecht. We hadden lang onder de oppervlakte gezeten, het water was tot de batterijen doorgedrongen en de dampen begonnen zich op te hoopen. We moesten ons in het donker tastend een weg zoeken om de batterijen in veiligheid te brengen. Je hoorde mannen gebeden mompelen. Toen was er een kerel Meinrich opende wijd den mond en sloot de oogen. Een vreeselijke kreet weerklonk, een langdurig gehuil doorsneed het lawaai in de zaal en overstemde de scherpe tonen van de electrische piano. Een bull dog, die in een hoek achter de toonbank aan een ketting lag, begon uit louter sympathie mee te janken. Het was de vreemdste kreet, dien ik ooit had gehoord. Aanvankelijk vernam ik een afschuwelijk geluid van waanzinnigen angst, dat de haren te berge deed rijzen een kreet van matelooze vrees, als de jammerklacht van een dier, dat zich bewust is van den naderenden dood. Het hield ondraaglijk lang aan, om eindelijk over te gaan in een zacht gebrul, dat vreemd genoeg de herinnering opriep aan maanverlichte stranden en de schaduwen van hooge boomen op vochtig zand. Dit was een uitroep van vreugde, een kreet van uitgelatenheid, een wel kom aan de redding. De piano had haar nummer beëindigd. Alleen de rol liep gonzend terug. De gesprekken hielden op, niemand raakte een glas aan. In de plotselinge stilte klonk de schreeuw door het heele huis. Deuren wer den opengegooid en over de leuning van een trap verschenen verschrikte gezichten. En het geluid hield maar aan het was adembeklemmend. Ik voelde de verzoeking om eveneens de oogen te sluiten en ook te schreeuwen om de spanning te breken. Een minuutlang heerschte er een bijna duivelsche verwarring en opgewonden werd t geroepen „Gooi hem er uit Sluit hem op Een flesch sloeg tegen den grond, wijn spatte overal heen. Eenskkrps eindigde de kreet. Meinrich sloot zijn mond en opende de oogen. Hij keek verbaasd om zich heen. De hond hield zich ook stil, als schaamde hij zich. „Toen was er een kerel, die begon te gillen," hervatte hij zijn verhaal. „De kapitein zei, dat ik het deed, maar dat was niet waar." Meinrich keek naar de starende gezichten en de stilte viel hem op. „Wat is het hier ineens rustig, hè Op dat oogenblik kreeg ik plotseling kippenvel en rezen mijn haren werkelijk te berge. Die man voor mij wist niet, dat hij had geschreeuwd De- gekwetste plek in zijn hersenen reageerde op het moment, dat de herinnering het hoogtepunt der verschrikking had bereikt en dan klonk automatisch de kreet. Zonder dat Meinrich het wist Hij had zijn vrouw 's nachts door zijn afschuwelijk gegil wakker gemaakt en hij wist het niet. Hij had evenzoo geschreeuwd, toen zijn kapitein hem allerlei vragen stelde. Hij had geschreeuwd in het hospitaal te Meknès en te Fez en ook voor de Medische Com missie zou hij weer schreeuwen, zoodra hij 't bewuste punt van zijn verhaal was genaderd. Want Meinrich, de gelukkige zeeman, had de verschrikking zóó volledig doorleefd, dat zijn geest weigerde haar langer te verwerken. Voor enkele seconden zat hij dan weer in den onderzeeër, wachtte hij in de duisternis op den strijd met den dood, in een stinkende atmosfeer, die zijn longen verstikte, met het water, dat door den romp sijpelde en met daarboven de waakzaam rondkruisen- de torpedo-jagers. En opnieuw schreeuwde hij dan als een dier zijn vrees uit, waarop in felle reactie volgde de schokkende vreugde over een onverwachte redding. „Wat vertelde ik u ook weer V' vroeg hij. „Niets. Je was klaar." Hij grinnikte. „U ziet dus, dat niet alles wat u hoort, valt te gelooven. Eigenlijk is zélf ervaring opdoen het eenige. I k voor mij zou het liefste nog eens een aantal jaren meemaken, zooals ik ze bij den onderzeedienst heb gekend. Ik weet nog, dat we op een keer in de buurt van Glasgow

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1935 | | pagina 5