s? HET GROOTE GEHEIM DER POSTDUIVEN Worden ze door radiogolven van de wijs gebracht? HOE dikwijls ver bazen we ons niet over bet oriënteeringsver- mogen van de postduiven. Ze worden op honderden kilometers afstand van hun hokken gebracht, opgelaten en onmiddellijk ondernemen ze den tocht nmr huis, waar ze over *t algemeen zonder man- keeren aan komen. De postduif is toevallig een van onze huisdieren, bij wie deze eigenschap heel scherp naar voren treedt, maar we moeten hierbij wel bedenken, dat we het oriënteeringsvermogen in min of meerdere mate bij ieder levend wezen op aarde aantreffen. De trek der vogels naar warme streken en hun terugkomst in het voorjaar vormen sterke staaltjes van oriënteeringsvermogen. De ooievaar strijkt weer neer op zijn oude nest, de zélfde lijster beluisteren we in den boom van onzen tuin. Hoe dikwijls hooren we niet vertellen van een hond, die werd verkocht, door zijn nieuwen eigenaar naar een andere plaats werd meegenomen, om na enkele dagen weer vroolijk en wel bij zijn ouden baas te verschijnen. En deze eigenschap constateeren we niet alleen bij de dieren, maar ook bij de men- schen. Hiermede willen we niet beweren, dat de beschaafde Europeaan, de groot-stedeling, treffende voorbeelden zal kunnen leveren. Hij bedient zich van trein, tram of auto, en, zoo hij wandelt, van een landkaart, m.a.w. bij hem is het oriënteerings vermogen niet ontwikkeld. Wel treffen we't aan bjj de bewoners der oerwouden en het opvallende is, dat de tocht naar huis zonder omweg plaats vindt. Het oriënteerings vermogen bij le vende wezens. Een sierlijke postduif. Door welke omsian- digheden kan een postduif verdwalen Hieruit volgt, dat we weliswaar bewondering kunnen hebben voor de prestaties der postduiven, maar toch niet moeten denken, dat de eigenschap van het oriënteeren een voorrecht is van de duif alleen. Deze vogelsoort stelt ons in zijn hoedanigheid van huisdier echter wél in staat van deze oer-eigen- scliap een studie te maken. Men heeft het op het oogenblik daarin nog niet verder kunnen brengen dan tot veronderstellingen. Als het meest waar schijnlijk wordt aangenomen, dat de duif, die op verren afstand vliegt, trillingen opvangt van een voor ons nog onbekende hoedanigheid. Die trillingen moeten een eigen karakter bezitten en uitgaan van de landstreek waar de duif thuis hoort, de landstreek, die in een grooten cirkel om het hok is gelegen. Onderzoekers hebben vastgesteld, dat, wanneer het hok als middelpunt wordt genomen, de straal van dezen cirkel ongeveer 20 K.M. bedraagt. Deze oppervlakte be teekent voor de duif haar woonstreek, die zij door regelmatig over-vliegen kent en waarvan zij de geaardheid en de bijzonderheden in zich heeft opgenomen. Deze streek oefent een aantrekkings kracht op de duif uit door het uitzenden van een bepaald soort golven of trillingen, die door den vogel op grooten afstand kunnen worden herkend en waargenomen. Daarop richt ze zich en vliegt regel- Zesduizend jonge postduiven worden te Ouderkerk a. d. Atmtel losgelaten. recht op huis aan. De door sommige onderzoekers verkondigde opvatting, dat de duif het land herkent, waarover ze vliegt, geldt zeer zeker niet voor den afstand van honderden kilometers, die valt buiten den cirkel van ongeveer twintig K.M., rond haar „residentie". Eerst binnen dezen cirkel gaan gezicht en geheugen een woordje meespreken en kan het gebeuren, dat ze zoekt. Daardoor kan men verklaren, dat duiven, die in het Zuiden zijn losgelaten, vanuit het Noorden arriveeren. Het ontvang-apparaat, waarmede de duif de van huis uitgezonden golven opvangt, zetelt in de her senen. Van welken aard zijn deze golven f Het is niet onwaarschijnlijk, dat we hier te doen hebben met hetzelfde principe als van de electrische ofwel radiogolven. Deze opvatting kreeg men bij de stndie van de oorzaken, die het oriënteeren bemoeilijken of wel onmogelijk maken. Er werd vastgesteld, dat de duiven bij regen, nevel of onweer „de kluts kwijt raken". Hieruit zou dus kunnen worden af geleid, dat deze natuurverschijnselen de voortplan ting van die, tot dusverre nog onbekende golven belemmeren of verhinderen. Brengen radio-uiizendingen de duiven van de wijs? Een zeer opmerkelijke ervaring heeft men in den laatsten tijd opgedaan. Duiven-bezitters behaalden jaren achtereen met hun duiven dé beste resultaten. Nadat echter in hun nabijheid een radio-zendstation was gebouwd, bleken de vogels na het opstijgen totaal van de wijs gebracht. Om zich een definitief oordeel te kunnen vormen, moesten vanzelfsprekend eerst grondige proeven worden genomen. Vooral in Amerika heeft men getracht de beschikking te krijgen over practische gegevens. Vroeg in den morgen liet men op het dak van een zendstation zestien duiven op. Het uur, waarop de uitzendingen begonnen, was nog niet aangebroken. De vogels cirkelden slechts enkele minuten in de buurt en verdwenen toen snel in oostelijke richting. Ze bereik ten hun hokken in den tijd, die redelijkerwijs kon worden verwacht. Zoodra het station begon uit te zenden, werden er weer zestien duiven opgelaten, op ongeveer 100 voet afstand van de antenne. En nu waren de vogels niet binnen enkele minuten verdwenen, maar ze bleven bijna een half uur rond vliegen. Blijkbaar viel het him moeilijk te bepalen welke richting ze moesten kiezen. 'Het slot was.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1935 | | pagina 6