'ZMK*m -IBlSSft -
•:- 1 -• -"': - -■
HARDANGER
BORDUURSEL
H
WÊÊÊ
weit.
ssim
aȤitEw
fciSL jAte
■M
m aw
v m
ipi. -••• v
H 1
as»
rv*
pjigl! 1
i
M
j
3V S3ÈK i
m^. t
'W h\iv?
I?V -'- "rl 'f'.-^"5" 1 KM
~ET Hard anger bor
duursel, dat uit
Noorwegen stamt,
is eigenlijk van
Oosterschen oorsprong.
Reeds in de zeventiende
eeuw werd deze zelfde tech
niek van het allerfijnste
materiaal in rijke kleuren
toegepast op Perzische
sjaals en Koran-kleeden.
Ook bij de Slavische volken
vinden wij dezelfde techniek
als bonte versiering van de
nationale kleederdrachten.
Heden ten dage zien wij 't
Hardanger borduursel ech
ter hoofdzakelijk in wit of
écru als versiering van kus
sens, loopers, groote en
kleine tafelkleedjes. Het gemakkelijke uittellen der
draden van de tamelijk grove stof waarop gear
beid wordt en de gemakkelijke steken maken het
ook voor de weinig of niet ervaren handwerkster
mogelijk, waarlijk prachtige werkstukken samen
te stellen.
De eigenaardigheid van het Hardanger werk ligt
in de verbinding van open naaisel met andere bor
duurtechnieken, bijv. platten steek, gobelin-, kruis
steek, en vlechtborduursel. Als grondstof worden
de meest verschillende linnen en katoensoorten ge
bruikt, bijv. grofdradig linnen en Javalinnen, ook
bekend als „Hardanger-linnen," Russisch linnen,
fijndradig zooals Holbein en antiek linnen. Grof-
dradige stoffen zijn behalve in wit ook ongebleekt,
crème of écrukleurig in den handel verkrijgbaar.
De soort en hoedanigheid van den werkdraad hangt
Bff
KXK1
Böf
KXÏC
vRXil
W
fc.i
KU
wol gebruiken kan. Het in spijlen verdeelde fond
behoeft steeds een stevigen gedraaiden draad, die
bij het borduursel moet passen en dus ook van ka
toen, linnen of zijde kan zijn.
Hierbij komen alleen de bekendste en gemakke
lijkste steken voor, die aan een ieder zullen gelukken.
Het verdient aanbeveling, dat men volgens een
bepaald systeem werkt, terwijl men eerst voor de
indeeling van het fond de omtrekken van de dichte
patroonfiguren met een platten steek afwerkt, waar
voor de steekrichting op het patroon is aangegeven.
Dicht langs de geborduurde omtrekken worden voor
het open werk de draden in horizontale en verticale
richting doorgeknipt en uitgetrokken. Dan worden
de losse draden hetzij omwoeld, of gewoon doorge-
stopt (point de reprise). Het gemakkelijkst valt het
werken over de draadbundels, wanneer men traps
gewijze in schuine rijen vordert. Eenvoudig om
woelde spijltjes ontstaan, wanneer men de draden,
die daarvoor op het patroon aangegeven zijn, zoo
lang omnaait, tot zij geheel bedekt zijn.
Om spijltjes van gelijke lengte te verkrijgen, moet
men zorgen voor een gelijk aantal steken. Voor de
gedeelde spijltjes in stopsteek (point de reprise)
moet steeds een even aantal weefseldraden voor
radig zijn. De stopsteek wordt van rechts naar links
of omgekeerd uitgevoerd.
In den loop van het omwerken der draden kunnen
gaten met kantsteken gevuld en de spijltjes met pi-
cots versierd worden.
Bij Hardanger, Russisch, antiek linnen of con-
gresstof zijn als werkdraad geschikt: haakgaren No.
50; perlgaren No. 7; vlas, sirius en glansgaren,
borduurkatoen enz.
ÉiimMi 4
Ai A
j. Al ,\.f
I Al jiii .44
af van de steken, die ge
werkt moeten worden. Voor
platten steek, gobelin-,
vlecht- en kruissteek neemt
men licht gedraaid katoe
nen of linnen garen, vul-
garen, terwijl men ook wel
andere garens en zijde en
VA