DE PUZZLE VAN
MENEER HINTON
door George Hennyon
4
HET was een zonderlinge en tragische geschie
denis met dien diefstal, waaraan meneer
Hinton zich aan 't eind van een alleszins
eervolle loophaan schuldig maakte. Zonder
ling om het motief en tragisch om de noodlottige
gevolgen, waarvan de ernst in géén verhouding
stond tot de onschuldige bedoeling, waarmee het
misdrijf was gepleegd.
Meneer Hinton stal niet uit nooddruft, of om eenip
andere reden van socialen aard. Als procuratie
houder van de Londensche Manhattan Bank ver
diende hij ongeveer een ministerssalaris en aangezien
zijn behoeften gering waren, bezat hij op vier en
vijftigjarigen leeftijd reeds een grooter vermogen,
dan hij vermoedelijk voor zijn dood nog verteren kon.
Evenmin lag er een psychisch defect of moreele
zwakte aan zijn misdrijf ten grondslag. Meneer
Hinton was geen kleptomaan en nog minder een
zwakkeling, die geen weerstand wist te bieden aan de
verleiding. Het éénige motief, dat hem deed besluiten
de Manhattan Bank van honderdduizend pond te
berooven, was gelegen in het plotseling opgekomen
verlangen, eens 'n grap uit te halen met Scotland
Yard, den detectives een onontwarbare puzzle voor
te leggen, en in zijn zucht, een sensatie te verwekken,
waarvan hij zelf het geheimzinnige middelpunt zou
zijn. Dat was het zonderlinge motief, dat slechts te
verklaren viel uit de doodelijke verveling, waarmee
zijn eenzaam leven op de rimpelooze eb van den tijd
langzaam maar zeker naar zijn einde heengleed.
Ziehier de puzzle, die meneer Hinton Scotland
Yard voor wilde leggen. Op den een of anderen
Maandagmorgen zou hij constateeren, dat er uit de
kluis van de Manhattan Bank een bedrag van hon
derdduizend pond verdwenen was. De controleklok
zou aanwijzen, dat de kluisdeur op Zondagmiddag
drie uur op normale wijze geopend was geweest,
zoodat de verdenking van den diefstal slechts kon
vallen op meneer Byrdless, den directeur, en op hem
zelf, wijl zij de eenigen waren, die een sleutel hadden
van de kluis.
De nasporingen zouden uitwijzen, dat de Bank
op het uur van den diefstal betreden was door iemand
met een rooden baard, dus meneer Byrdless. Maar
meneer Byrdless was gewoon zijn weekend in Parijs
door te brengen en het zou hem natuurlijk niet
moeilijk vallen zijn alibi te bewijzen. De politie zou
dus denken aan een mystificatie en vanzelfsprekend
de verdenking richten op hem, meneer Hinton.
Doch als zij hem aan een verhoor zou onderwerpen,
zou hij eveneens zijn alibi aantoonen en wel op een
manier, die geen twijfel kon laten aan zijn onschuld.
En daarmee zou hij een puzzle hebben samengesteld,
waarvan Scotland Yard wel grijze haren kon krijgen,
maar nimmer de oplossing zou kunnen vinden
Zoo zag het geval er uit in meneer Hinton's gedach
ten. Zijn bedoelingen waren overigens volmaakt
onschuldig. Hij zou het geld mee naar huis nemen en
het na een paar dagen, als de detectives zich moe
hadden gestaard op de puzzle, netjes in een envelop
gepakt in de brievenbus van de Bank deponeeren.
Daarmee gaf hij nog het aanschijn aan een nieuw
mysterie, even verbluffend en onverklaarbaar, als
het eerste.
De zwakke plek van de puzzle lag natuurlijk in het
alibi, dat meneer Hinton zou moeten bewijzen. Het
lezen van eenige duizendtallen detectivegeschiede
nissen had hem echter zeer vindingrijk gemaakt in
dit opzicht en die zwakke plek baarde hem dan ook
niet de minste zorg.
Meneer Hinton had Hydepark uitgekozen als de
plaats, waar hij op het tijdstip van den diefstal
zoogenaamd aanwezig wilde zijn. Hydepark is
Zondagsmiddags het Londensche forum, waar zich
talrijke hagepredikers doen hooren. De bekendste
onder hen was een zekere John Higgins, een Quaker,
die precies om kwart voor drieën zijn geïmproviseerd
spreekgestoelte beklom en een half uur lang met gloed
van overtuiging zijn levensbeschouwing verkondigde.
Hij had een vaste plaats en een vasten tijd om te
preeken, nu reeds twintig jaar lang, zoolang als
meneer Hinton zich onder zijn gehoor had bevonden.
En het was op die gewoonte en regelmaat, dat deze
met geraffineerde vindingrijkheid het valsche bewijs
van zijn onschuld wilde gronden.
Den eerstvolgenden Zondag stapte meneer Hinton
na de lunch in zijn auto en reed naar Hydepark.
Hij was vergezeld van zijn hond en had ook zijn
fototoestel bij zich, met nog twee ongebruikte
opnamen. Hij parkeerde zijn auto en liep het veld
op, waar de samenkomsten werden gehouden. Het
grasveld bood een aanblik, waarmee hij al sinds jaren
vertrouwd was geworden een groote ruimte, om
zoomd door geboomte, met links, rechts en in de verte
dicht opeengepakte groepen toehoorders, die aan
dachtig naar de sprekers luisterden. Precies zoo had
het veld er den vorigen Zondag uitgezien en precies
zoo zou het er ook den volgenden Zondag om drie
uur uitzien. Als het dan tenminste óók zoo'n stralende
zomerdag zou zijn als vandaag. Het eenige vèrschil
zou zijn, dat er volgende week misschien weer wat
meer blaren van de boomen gesneuveld zouden zijn,
maar dat was op een foto niet te zien.
Het was precies kwart voor drieën, toen mr. John
Higgins zijn preekgestoelte op het midden van het
veld beklom en zich met een groet tot zijn overtalrijk
publiek richtte. Op hetzelfde oogenblik riep meneer
Hinton zijn hond, liet hem netjes zitten en nam een
foto van hem. Toen plaatste hij zijn toestel op het
statief, richtte, de lens zoodanig, dat een gedeelte
van Higgins' auditorium op de opname zou komen te
staan en zette zich vervolgens naast zijn hond op
korten afstand van de lens in het gras neer. En daarop
drukte hij met de punt van zijn wandelstok den
sluiter van het toestel naar omlaag
Tevreden stond meneer Hinton op. Hij had een
alibidezen Zondag had hij zich tusschen kwart
vóór en kwart over drieën onder het gehoor bevonden
van meneer John Higgins in Hydepark. Doch dit
alibi kon óók dienst doen voor den volgenden Zondag,
mits het even helder weer was als vandaag en
meneer Higgins zijn gewone spreekbeurt hield. Was
dit inderdaad het geval, dan zou hij elke verdenking
met betrekking tot den voorgenomen diefstal van
zich af kunnen wentelen, want niemand kon aan
een foto-afdruk zien, of de opname één of acht
dagen oud was.
Toen meneer Hinton dien middag thuis kwam,
sloot hij zijn fototoestel zorgvuldig weg. Met het
ontwikkelen van de film wilde hij wachten tot de
diefstal gepleegd was, wijl het hem lang niet on
mogelijk leek, dat de chemische experts van Scotland
Yard op den dag af konden uitmaken, wanneer de
ontwikkeling van het negatief had plaats gehad.
Nadat hij zich tenslotte nog een roode pruik, een
valschen baard en een grijze regenjas had aan
geschaft, zooals meneer Byrdless er altijd een droeg,
was hij met de voorbereidingen voor den diefstal
gereed en wachtte hij ongeduldig den Zondag af.
Meneer Hinton had geluk dien Zondag was het
weer even stralend mooi als den vorigen. 's Morgens
neusde hij in de Sunday Express de rubriek „Samen
komsten" na en knikte tevreden. Daar stonden ze
allen aangekondigd Higgins, Smitson, Brown en
vele andere hagepredikers van Hydepark. Meneer
Byrdless was gisteren naar Parijs gevlogen en had
dus een alibineen, er was niets op tegen, om zijn
plan heden uit te voeren.
„Mary, ik ga naar Hydepark," zei meneer Hinton
's middags na de lunch tegen zijn huishoudster.
„Ik neem den hond mee, misschien maak ik wel een
kiekje van hem. Gewonen tijd thuis, vier uur."
„Jawel, meneer," antwoordde de huishoudster
en daarop stapte meneer Hinton met zijn foto
toestel de deur uit en haalde zijn auto uit de garage.
Het was twee uur, toen hij wegreed. Hij begaf
zich naar Hydepark en zag het preekgestoelte van
John Higgins reeds opgericht staan. Op een eenzaam
plekje stopte hij en bracht vlug een kleine meta
morphose tot stand. Hij had nu rood haar en een
rooden baard en was gekleed in een grijze regenjas.
Hiermee leek hij weliswaar nog niet sprekend op
meneer Byrdless, maar van de tien personen, die
hem de Bank zouden zien binnengaan, zouden er
negen zweren, dat het de Bankdirecteur zelf was
geweest, als zij met hem werden geconfronteerd.
Meneer Hinton ging echter niet over één nacht
ijs. Er mocht geen fout in zijn puzzle voorkomen,
want dan was niet alleen de aardigheid eraf, doch
bovendien zou hij er zwaar voor moeten boeten.
Zijn volgende zorg gold daarom nogmaals de spreek
beurt van John Higgins. Hij trad een openbare
telefooncel binnen en belde de woning van den
Quaker op.
„Is meneer Higgins nog van plan vandaag te
spreken, mevrouw vroeg hij de dame, die hij aan
de telefoon kreeg.
„Ja zeker, hij is al onderweg naar Hydepark,"
antwoordde de dame en gerustgesteld hing meneer
Hinton de telefoon op.
Het was nu half drie en hij moest zich dus haasten,
om ongeveer drie uur aan de Bank te kunnen zijn.
Snel reed hij de Ring Road om en de Mount Street
in. En geheel vervuld als hij was van zijn puzzle,
lette hij niet op den voetganger, die bij Aud Ley
Street den rijweg overstak. Wel zag hij plotseling
iemand springen en tegelijk hoorde hij een feilen
angstkreet en kreeg de wagen een schok. Hevig
verschrikt remde hij. Doch eensklaps viel het hem
in, dat hij vermomd was. Als de politie hem ver
hoorde, zou het haar onmiddellijk opvallen, dat hij
een valschen baard en een pruik droeg en welk een
opzien zou het niet wekken, indien bekend werd,
dat hij vermomd ging als meneer Byrdless
Meneer Hinton wierp een snellen blik door het
achterruitje. Hij zag den aangereden voetganger
moeilijk opstaan, geholpen door een paar ijlings
toegeschoten getuigen. Hij slaakte een zucht van
verlichtinghet scheen dus niet ernstig te zijn. Met
een vluchtigen blik in het rond overtuigde hij zich,
dat er niemand in de rustige Zondagsstraat was, die
op hem lette. En toen gaf hij plotseling vol gas en
ging er haastig vandoor. Twintig minuten later
zette hij zijn auto op een bouwterrein neer in de
buurt van de Manhattan Bank en ging met rustigen
tred verder. Hij was het gevaar van een aanhouding
gelukkig ontkomen en hoefde zich nu nergens meer
ongerust over te maken.
Toen meneer Hinton de Manhattan Bank naderde,
stonden aan de overzijde 'van de straat twee
heeren te praten. Hij voelde hun blikken, toen hij de
buitenhekken en de deur ontsloot en tevens merkte
hij nog op, dat uit het hoogste venster van het kan
toorgebouw aan den overkant een huisbewaarder
op hem neerzag.
„Heel goed," mompelde hij, terwijl hij de deur
achter zich sloot. En glimlachend bedacht hij, dat
meneer Byrdless er slecht voor zou komen te staan,
indien hij eens geen alibi kon aantoonen. Maar dit
laatste was natuurlek onmogelijk, iemand, die
niets te verbergen had, kon zijn alibi altijd bewijzen.
Het was twee minuten over drieën toen meneer
Hinton de kluisdeur opende. Hij stak honderd
banknoten bij zich van duizend pond, sloot ver
volgens de dein en verliet de Bank. Zonder over
haasting wandelde hij weg, sloeg een hoek om en
zat tien minuten later weer achter het stuur. Nadat
hij zich van zijn vermomming had ontdaan, reed
hij naar de city. Hier bezocht hij een fotograaf, gaf
hem opdracht zijn film te ontwikkelen en af te
drukken en keerde vervolgens naar huis terug.
Dienzelfden Zondagavond om acht uur belde
hij den fotograaf nog eens op. Op zijn informatie
vernam hij, dat alle foto's mooi scherp waren uit
gevallen en niets te wenschen overlieten. Deze
verzekering nam zjjn laatste zorg weg. Was het
anders geweest, waren de foto's mislukt, dan zou
hij verplicht zijn geweest het ontvreemde bedrag
den volgenden morgen weer terug te leggen in de
kluis. Doch nu mocht de raadselachtige geschiedenis
gerust haar beloop nemen. De puzzle was volmaakt
thans was aan Scotland Yard de eer, haar naar eigen
believen en inzicht uit te knobbelen.
Den volgenden morgen om half tien heerschte
er een geweldige consternatie in de kantoren
der Manhattan Bankmeneer Hinton had ontdekt,
dat er een bedrag van niet minder dan honderd-