I
ZEEUWSCHE
MUNTEN
mmm
DOOR A. M. W ESS ELS
16
Hel royale gebouw ran de Grafelijke Munt vair Zeeland te Middelburg in de 16de eeuw.
NU er in onzen tijd zooveel
over den munt-standaard ge
sproken wordt, is 't zeker van
belang, ook eens iets te vertel
len over onzen eigen Zeeuwschen geld-
standaard in liet verleden.
Vandaag is een gulden honderd
eenten waard, maar dit is niet altijd
zoo geweest. Met vele buitenlandsclie
munten hadden de vroegere Neder -
landsche ook koersbeweging gemeen.
Ook toen kon het vaak raak zijn met
koersverschillen. Wij zullen dit even
met onze voormalige munten aan-
toonen.
Daar was b.v. de Zeeuwsche ro-
zenobel. In het jaar 1583 werd hij
geslagen ter waarde van 22 schel
lingen en 6 grooten, dat is 6.75.
Drie jaren later was de koers 6.65,
doch in "hetzelfde jaar op het einde
klom hij op 7.50 en in 1601 was hij
reeds tot 8.25 gestegen. Toen zat
men dus ook met het stabilisatiepro
bleem Doch. gek was het geval,
toen in 1601 een nobel wel 8.25 waard was, maar een halve nobel scherp
de 4.kon halenZoek dat nu maar eens uit
Een ander geldstuk, dat circa dezelfde waarde had als de nobel, was de
dubbele Zeeuwsche ducaat (de ducaat met twee hoofden). Hij werd gestabili
seerd op 6.80 en is niet veel aan verandering onderhevig geweest. De
enkele ducaat telde behoorlijk de helft van den dubbelen. In afdalende lijn
kwam men bij de reaal, geldende 2.50 en eveneens vrij vast van waarde.
Onderdeelen waren een halve, een vijfde of een tiende reaal in zilver, een
twintigste reaal ,.in harde materie", d.i. koper. De 20ste reaal (waarde 1214 et.)
Links: Iloe nog in\ de vo
rige eeuw de Nieuwe Kerk,
Abdijtoren en Munt te Mid
delburg zich voordeden
Rechts: Een hoekje van de
huidige bebouwing bij de
Middelburgsche Muntpoort.
noemde men wel een vijfgroc.stuk, de 50ste reaal
een stuiver. Een stuiver bevatte 8 duiten. Een
halve stuiver of groot 4 duiten, een oort 2 dui
ten. Een veelvoud van den stuiver was de zes-
stuiverspenning of de Zeeuwsche schell;ng(30 et.).
Veel verwarring was er in onze provincie ook met
allerlei daalders. In het jaar 1586 werden er daalders
van 45 stuivers geslagen, en in 1589 van 36 stuivers,
die weer afgeschaft en nog even later. opnieuw
gemunt werden. Dan werden er in de Zeeuwsche
munt Nederlandsche rijksdaalders van 45 stuivers
en Zeeuwsche rijksdaalders van 42 stuivers en dan
weer van 46 stuivers geslagen, 't Was dan een echte
warwinkel, en de Zeeuwsche Staten moesten dan
met publicaties voor den dag komen, om de eenheid
te hr i stellen.
Een volgende soort was de Bourgondische of
kruisdaalder, zoo genoemd naar het Bourgondische
wapenkruis dat er op prijkte. Deze deed 44 stuivers
2.20). Voorts had men den arenddaalder deze
gold 30 stuiversde leeuwendaalder 36 stuivers
1.80).
In het jaar 1-579 besloten de Staten van Zeeland,
te Middelburg een eigen munt te stichten. Hieraan
toch waren vrij aanzienlijke voordeelen verbonden,
Het huidige Muntpoortje
ijde van het Abdijplein.