17 ~£2)uvaat-. ^Cc/en 06c/ couny. '"A// Z/anvr 7j Tj X ïi A V: -1» X A Be gouden Zeeuwse he munten, zooals die in Zeeland in de Hide en 17 de eeuw geslagen teerden en gangbaar waren: ducaat, rijder en halve rijder droegen het opschrift Concordia res parvae erescunt: eendracht doet kleine zaken groeien, de rozenobel droeg de spreuk Domine, servanos, perimus: Heer, red ons, wij vergaan. Voor de waarde der munten zie men ons artikel. Zilveren Zeeuwsche munten: de roosschelling, de vrijheidsschelling, de dubbele en de pijlstuiver; de roosschelling draagt het opschrift Luctor et emergo: ik worstel en kom boven, de vrijheidsschelling geep de spreuk te lezen Ut accepta, ita relinquenda: ongerept, zooals wij de vrijheid ontvingen, moeten wij ze aan het nageslacht overlaten. Voor de waarde dezer munten zie men het artikel. want bij elke aanmunting moest de Vorst of de Staat een zekere bijdrage ontvangen wegens de daarvoor vereisclite yergnnliing. Men noemde dit bet „recht van seigneurage" of „het Sleiscliat". Na 1601 werd de Munt van Zeeland verpacht, waaruit al weer meerdere voordeelen voor de Provincie voort bloeiden. De vroegere muntmeester te Dordrecht, Jeronimus Bruijnzeels, werd tot muntmeester van Zeeland aan gesteld en Jacob Valcke werd met nog een ander naar de Algemeene Staten gezonden, om van deze te verkrijgen, dat ze do Zeeuwsche munten, die even goed van samenstelling waren als die van de andere Provinciën, als wettig betaalmiddel zouden erkennen. Gebeurde dit niet, dan werden ze als „biljoen" of „haag- munt" (valsch) verklaard. Al spoedig kwam er tegen Zeelands plan verzet van de andere gewesten (vooral van Holland), die zich dooi de Zeeuwsche munt van een deel hunner inkomsten beroofd zagen. Ook de Prins van Oranje was niet bijzo Ier ingenomen met hei Zeeuw sche j ,an. De Staten van Holland gin gen zelfs zoo ver, dat ze Bruijnzeels, vóór hij de stad Dordt nog verlaten had, in hechtenis namen, omdat hijals onderdaan van Holland met een ander gewest een verbintenis had durven sluiten Onze Zeeuwen waren echter geen katjes om zonder handschoenen aan te pakken en ze besloten dan ook, zich niet door de Hollanders te laten rin- gelooren. Eerst zonden ze een aantal krachtige protesten naar de Staten van Holland en naar den Prins. Toen dit niet hielp, gelastten zij den Baljuw van Middelburg, zich met geweld van Bruijnzeels meester te maken, die inmiddels op voorwaarde, dat hij Dordt niet zou verlaten en tegen een borgstelling van 6000 op vrije voeten was gesteld. De Staten van Zee land verleenden aan Bruijnzeels, zoowel voor hem zeiven als voor zijn borgen, brieven van schade vergoeding voor het geval, dat deze personen of hun goederen door die van Holland aangetast mochten worden. Met Bruijnzeels aan het hoofd ging dus de Zeeuw sche Munt aan het werk. En er werd niet weinig ge presteerd. Er werden b.v. in het jaar 1748 de volgen de geldstukken gemunt 163.828 gouden ducaten, '674- enning 1660. Randschrift Si non nobis, sattem posteris: Zoo niet voor ons, dan toch voor onze nakomelingen. Men ziet een hovenier, die verscheidene takken van een grooten boom (zinnebeeld van het groote Spaansche Rijk) op een kleinen oranjeboom inent. Noodmunt 1572. 1). R. P. F. MIDD. dat beleekentDeo Regique Populus Fidelis MiddelhuigensisHet volk van Middelburg, getrouw aan God en den koning. Dankmunt: Libert. Rest. 8. P. Q. Zei. 8oh Deo Honor: Van het Herstel der Vrijheid geven de Raad en het volk van Zeeland Gode alleen de eer. 420.300 zilveren rijders, 2.946.104 zilveren ducaten, 686.850 drieguldenstukken, 373.810 schellingen, 4.947.550 dubbele stuivers, 726.915 pijlstuivers, voor een gezamenlijke waarde van 12.235.686,25. Ook werd, tot ergernis van Holland, op bestelling, in datzelfde jaar voor de Oost-Indische Compagnie aangemunt een waarde van 7.877.886, dus globaal werd er 20 millioen verwerkt. Voorzeker een prachti ge prestatie voor het Zeeuwsche gewest. Tegenwerking kon derhalve niet uitblijven. De Staten van Brabant, die ook een Munt hadden, ver klaarden onzen mooien dubbelen ducaat en eenige andere voor valsch. Afgevaardigden werden nu naar Brabant gezonden, om onze Zeeuwsche munt te verdedigen en op intrekking van bedoelde ver klaring aan te dringen. Toen deze intrekking niet spoedig volgde, protesteerde de Zeeuwsche Staatsman Jacob Valcke namens de Zeeuwsche Staten bij deAlgemeeneSta- ten. Ook daar vonden de Zeeuwen veel tegenstand, doch ze verdedigden hun zaak uitnemend. Van den Goesenaar Jacob Valcke kunnen wij met eere ge tuigen, dat hij veel gedaan heeft, om de Zeeuwsche munt een waardevolle plaats te doen innemen onder de Hol- landsche munten, die in 't land werden geslagen. Niet alleen, doordat hij hun recht van bestaan krachtig verdedigde, maar ook door zijn ijveren tegen het slaan van minderwaardige munten, waardoor het Zeeuwsche geld in min achting zou kunnen geraken. Maar wie de historie doorworstelt, ziet telkens, dat „de Zeeuwsche rijders" in hooge eere op de geldmarkt stonden en het Zeeuwsche geld werd bij voorkeur ge zocht. Jüaé&er Tie zilveren munten ducaton, drieguldenst.uk en rijksdaalder. De zilveren munten leeuwendaalder, kruisdaalder en arenddaalder.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1935 | | pagina 17