ROOMLAND D door Clarence dSuddington Kelland HADRIAN wist op geen stukken na, wat de menschen deden met gum, die hnn niet meer dienen kon. „Moet je zelf weten," zei hij scherp. „Ik heb wel wat anders aan m'n hoofd. Waarom komt u de zaak hier nog eh. nog ingewikkelder maken? Waarom vraag je me, waar je met je kauwgom heen moet Als je hier wilt blijven, zie dan je eigen problemen op te lossen." „Vóór u zei, dat ik 't er uit moest halen, was 't geen probleem," zei ze. „Slik 't door," zei hij kortaf. Zij stopte het weer in haar mond en haar adams appel wipte. „Kijk nu 't raam uit. Wat zie je Verwarring. Je ziet een janboel, een wirwar. Er moet orde gebracht wordeif in den chaos. Ga eh. ga dat doen." „Weet ik niet te vinden," zei juffrouw Binkus. „Dan zoek je," snauwde Hadrian. Zij snelde heen. Hij stond naar de dichte deur te staren, niet beseffend, hoeveel profijt zijn eerste prompte handeling hem bracht. Maar bijna terstond kwam juffrouw Binkus terug, haar armen vol rollen papier. „Wat is dat vroeg Hadrian. „Wat u zei. De eh.de order van den chaos, geloof ik. Ze hebben 't me in ieder geval gegeven." „Zoo." Hij wees hooghartig naar het bureau. „Leg maar neer. En wie 't je gegeven heeft, laat die hier komen. En eh.hoe heet 't ook weer. haal je beenen na je." Juffrouw Binkus verdween en keerde terug met een jongen man, dien Hadrian nog nooit gezien had. „Wat is dat vroeg Hadrian. „Waar u naar vroeg, meneer. Een compleet stel teekeningen van Droomland." „Hm. Teekeningen." Dit viel althans eenigszins binnen Hadrian's begrip. „En wou je beweren, dat je met teekeningen orde kon brengen in den chaos t" „U moet ze tóch hebben," zei de jonge man koppig. „Je kunt gaan," zei Hadrian. „En neem haar mee. En als je haar weer gum ziet kauwen, laat je 't haar doorslikken. Marsch Buiten de deur keek de jongeling juffrouw Binkus aan. „Die is niet mis riep hij uit. „Zoo hard als een bikkel," beaamde juffrouw Binkus. „De goeie tijd is voorbij," zei de jongeman. „En leelijk ook," zei juffrouw Binkus. Binnen tien minuten wist het heele kantoor, dat de nieuwe baas een slavendrijver was. „Hij liet 't me gewoon doorslikken," zei juffrouw Binkus. „Wie weet hoe ik 't op m'n maag krijg. Hij had 't ijskoud door m'n keel geduwd. Zal ik jullie es wat vertellen Die redt 't wel." Hadrian begon de ontwerpen te bekijken, en daar hij een geleerde was, een man met hersens zij 't dan ook wat uitgedroogde hersens bracht studie hem weldra tot het besef, dat hij 'n soort kaart van de onderneming voor zich had. Er was een groote kaart van het geheel, en een aantal kleinere teeke ningen, die de bijzonderheden toelichtten. Hij blokte met ijver en begon een kiem van orde, een schaduw van een plan te zien. Hij kreeg een over zicht in vogelvlucht van Droomland, en deed een hoeveelheid namen op, die liij in zijn leergragen geest borg voor onmiddellijk gebruik. Andermaal drukte hij op een knop en weer ver scheen juffrouw Binkus. Zijn eerste blik was naar haar kaken, die roerloos waren als de dood. „Hm," gromde hij. „Zeg tegen meneer Peck meneer Algernon S. Peck dat ik hem onverwijld wensch te spreken." „Wanneer vroeg juffrouw Binkus. „Nou," zei Hadrian vinnig. Algernon kwam binnen en stond naar voor en naar achter te wiegen als een geduldige olifant. „En vroeg Hadrian. „Allemaggies," zei Algernon. „Houd je malle stopwoorden voor je." zei Hadrian. „We gaan den boel inspecteeren." „Goed," berustte Algernon. Zij gingen naar buiten en wandelden door de stra ten van Droomland, en Hadrian trachtte de feitelijke stad der genoegens in te passen in het overzicht van zijn teekeningen. Hij probeerde het geheel te zien, te omvatten en te doorgronden. Toen zij door de laan kwamen, die leidde naar een opklimming van torens, rijzend achter een zwem vijver, waarin echte golven moesten kabbelen op een zandigen oever, werd Hadrian's gepeins over het onderwerp munt-slaan afgebroken door ruwe klan ken van oneenigheid uit een tent aan zijn linkerhand, Daar zag hij een jonge vrouw met sproeten en mal haar en een soort neus, over een soort toonbank gebogen, waarop zij steunde met twee erg zichtbare ellebogen. Zij had woorden met iemand, die een werkman scheen te zijn, want hij was gekleed in een overall. „Je meent 'tzei de handwerker met een weelde van ironie. „Ja, ik meen 't," zei de jonge vrouw, en zij boog zich wat verder over haar toonbank. „Hoor es, Catharina van Rusland. „Ik vin apen wel leuk," zei ze, „anders zee ik, dat je 'n aap was. En als ik met een aap wou gaan eten, nam ik 'n zakkie pinda's mee naar den dierentuin. Hoe heb je 't lef een dame aan te spreken, as je niet eens 'n goed pak kleeren aanheb Ga jij maar na de bios, dan ken je Ieeren, hoe 't hoort." „Jawel," gaf de man in overall ten antwoord, „om Mickey Mouse op je te laten ehansen." „Z'n woordje ken ie wel doen," verklaarde de jonge vrouw het wereldruim in. „Je most an de radio zijn. Dan konnen de menschen je afzetten." Zij maakte een beweging in de lucht alsof zij een knop omdraaide. „Ik heb 'n ander program," ging zij voort. „Jij stuurt uit op 'n golflengte, die geen mensch anzet." „Ik snap niet, waar jij je lef vandaan haalt," zei de man bitter. „Ik heb je nog gekend, toe je nog an geen schiettent kon ruiken." „En nou heb ik er een," zei ze. „Ik bin vooruit gekommen in de wereld. Dus smeer 'm maar gauw, anders raak ik in de war en zie ik jou voor '11 schiet schijf an." „As je m'n vrouw was," zei de man vurig, „sloeg ik je tegen de wereld, dat je twee keer weer opsprong." „Al was ik je vrouw, dan kreeg je nog geen kans. Heb ik niet gezegd dat je in kon rukken Deze wisseling van vijandigheden verbaasde Hadrian ja, zij ergerde en kwetste hem. Hier werd een jonge vrouw door een ordinair persoon toege sproken op een toon, die het bloed aan 't koken bracht. Het was een gelegenheid, om zijn leer in practijk te brengen om in 't leven de ridderlijkheid te beoefenen, die hij tot nu toe alleen voor den spiegel vertoond had. Hij liep naar de toonbank. „Hindert deze persoon u vroeg hij. „O, meheer," zei de jongedame, haar hand uit strekkend, „ziet u die schram Het hij gedaan." Hadrian overzag den vrouwenbeul, en opeens leek de man heel groot te worden, met een buitengewoon gevaarlijke kin, en schouders van een ongeloofelijke breedte. Maar het was te laat om te wijken. Hij hield zijn hoofd scheef en maakte een weidsch gebaar met zijn arm. KORTE INHOUD VAN HET VOORAFGAANDE: Hadrian Pink, de hoofdpersoon uit dezen roman, verdient zijn levensonderhoud met het bijwerken van studenten voor hun eindexamens aan de universiteit. Hij heeft een bijzonder angstvallige natuur en laat zich gemakkelijk door iedereen op den kop zitten. Juffrouw Joyce, een meisje uit de hoogste kringen, wier portret in talrijke dag- en weekbladen verschijnt, heeft zijn bijzondere genegenheid verworven, hoewel zij hem niet eens kent. Hij besluit zich haar waardig te maken en volgt in het geheim een cursus in karakter- bouw. Z'n ingestudeerde houding wordt door de studenten ontmaskerd en Pink accepteert het baantje van directeur van een lunapark, dat hem door een zijner vroegere leerlingen, Algernon Peck, aangeboden wordt.Nu kunt u verder lezen. „Meneer," zei hij, „als u niet wenscht, dat er hard handige maatregelen tegen u genomen worden, zou ik u raden, u onmiddellijk te verwijderen." „Wat zeg je vroeg de boosdoener, zijn oor neer buigend, als wilde hij de fijnste toonwendingen van Hadrian's stem beluisteren. „Ik geloof werkelijk," zei Hadrian, met een stem, die veel minder krijgszuchtig klonk, „dat ik u een eh.een por in uw ribbenkast zal moeten geven." De man in overall balde langzaam zijn vuist en keek met een genoeglijken blik naar Hadrian. Toen stegen zijn oogen over Hadrian's hoofd en kwamen te rusten op de machtige gestalte van Algernon, die nader was gekomen en nu vlak achter Hadrian stond. Algernon grijnsde zeer tevreden en boog zijn armen. Hadrian had aan hem niet gedacht. Hij voelde zich ontzettend verlaten. Hij had gehandeld volgens hoofdstuk VI van het handboek, en 't scheen niet te werken Maar toen gebeurde het wonder. De man in blauw linnen werd zonderling aangedaan. Zijn oogen puilden en zijn kaak zakte. Hij slikte. Nooit had hij een medemensch gezien, die zooveel ken merken van een kannibaal in zich vereenigde, als hij, die achter dat kefferige mannetje stond. „O ja zei hij slap. „Ja," zei Hadrian, nauwelijks in staat, zijn oogen te gelooven. „Nou, je hoeft je heuscli niet dik te maken," zei de man, en hij verwijderde zich met sleeht- verholen graagte. Hadrian werd een krachtigen schok van trots in zich gewaar. Dit had hij gedaan. Alleen, zonder hulp, had hij zoo'n bonk van een vent getemd en hem gedwongen het veld te ruimen. Nonchalant wendde hij zich naar de jonge vrouw. „Daar zult u geen last meer van hebben, denk ik," zei hij. „Krijgt u difcwijls op uw kop vroeg zij belang stellend. „Nooit," zei Hadrian. „Ik zeg zoo dikwijls, er zijn van die dingen, waar 'n mensch niet bij ken," hernam zij. „Waar maak je die deining eigenlijk voor „Hoe bedoelt u t" „Is dat je smoes Krijg je d'r veel mee Ik bin net op dreef, omdat die orang-oetang met me an wou pappen. Had je voor vanavond af willen spreken f" „Ja," zei geheel onverwachts Algernon Swinburne Peck. „Daar heb je zoowaar John Gilbertriep zij uit. „Ik dacht, dat je in Hollywood zat." „Zeven uur," zei Algernon. „Bikken. Pas op je tijd." „Wie is die branie vroeg zij aan Algernon, en zij liet haar duim hellen naar den kant van Hadrian. „Ik," zei Hadrian, „ben de algemeene directeur van deze onderneming. Ik ben de intellectueele leider van een mijns inziens hopeloos onberaden en verwarden opzet. Begrijpt u me Mijn naam is Pink Hadrian Pink." „Ik zou haast zeggen van niet," zei de jonge vrouw. „En wie is hij En wat geef je 'in te eten hooi „Mijn vriend," zei Hadrian, „is meneer Peck. Hij is de eigenaar en bezitter van Droomland." „Als ze me wegmaakten zou ik dat óók gelooven. Enfin, as we dan toch zoo netjes zijn en zoo, ik heet Claribel Higg, uit de Zevende Straat. Ik en mijn broer houen hier die schiettent, as zeden boel tenminste nog eens ooit opengooien hier." „Aha," zei Hadrian. „Begrijp ik 't goed, dat u bekend bent met den gang van zaken en de ge bruiken en de techniek van een inrichting als deze V' „Ik bin zoo achter de schietschijven geboren, meneer Pink," zei ze. „Ik heb m'n tandjes door gebeten op een patroon. Ik bin in tweeëntwintig jaar geen tweeëntwintig maanden ergens anders geweest dan op de kermis. Ik bin van 'n ouwe familie van schiettenthouders schommels en

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1935 | | pagina 22