RIALL DE BRUTALE
KNAPT HET OP...
door Will. Grainsworth
DES morgens, heel vroeg, toen de zon zich
nog nauwelijks aan den rand van het
Dundasgoudveld had vertoond, werd Mar-
gareth gewekt door het geblaf van den
hond. Zij stond vlug op en bestudeerde voor den
spiegel haar moe gezicht met de roodgeschreide oogen.
„Je staat er miserabel op, Margareth," zei ze
met een hopeloos glimlachje om haar bleeken mond.
„Enfin, 't is vandaag voor den laatsten keer als
vader inaar eenmaal weer thuis is, kunnen we
verder zien
„Vandaag voor het laatst, kind," zei tante Mary,
toen zij een oogenblik later aan de ontbijttafel
zat. „Morgen tegen den middag zal je vader wel
thuis zijn. Dan ben je tenminste van het bezoek aan
die vreeselijke gevangenis af. Hoelang is het hu al,
drie weken 1"
Margareth knikte. Die verschrikkelijke drie weken
stonden haar voor den geest als even zoovele jaren,
't Was nauwelijks denkbaar, dat iemand in zoo'n
korten tijd zooveel ellende mee kon maken. Éérst
die aanzegging van het Dundas-Goudsyndicaat,
dat binnen één etmaal de schuld van tachtig pond
moest zijn voldaan, die op de claim „De Goede
Verwachting" rustte. Toen, 11a de verklaring van
vader, dat hij niet bij machte was aan dien eisch te
voldoen, het gerechtelijk beslag op al hun eigen
dommen. Daarna vaders gijzeling in de gevangenis
van Ruskill. En vandaag de openbare verkooping
van de claim met opstal.
Ja, Franklin Jonas had heel wat op zijn geweten.
Morgen zouden ze zelfs geen dak meer boven hun
hoofd hebben. En evenmin middelen, om elders
een onderkomen te zoeken. Want het viel nauwelijks
te verwachten, dat de verkoop van de claim de
tachtig pond zou opbrengen, die Franklin Jonas
te vorderen had.
„Nog maar één dag, morgen komt je vader thuis,"
herhaalde tante Mary troostend, met een blik op
haar roodgeschreide oogen.
„Morgen," echode Margareth met een moedeloos
glimlachje. „Morgen beginnen de grootste zorgen
pas, tante."
„Komt tijd, komt raad, kind. Wie weet, hoe goed
alles nog afloopt. Als de nood het hoogst is, is de
redding het meest nabij, zegt men."
Margareth schudde het hoofd. Zij kon thans geen
moed of kracht meer putten uit de wijze spreekwoor
den, die tante Mary altijd bij de hand hgd. Wijsheid
en goede raad waren thans nutteloos geworden.
Alleen daadwerkelijke hulp kon hen nog redden.
En het was te dwaas, om daaraan zelfs maar te
denken en dus schoot er niets anders over, dan
mokkend te berusten.
Met betraande oogen stond zij van de ontbijttafel
op. Zij kleedde zich vlug voor haar dagelijksch
bezoek aan de gevangenis, kuste tante Mary en
verliet het eenzame blokhuis.
Aan de grens van de claim grijnsde haar het
hatelijke aanplakbiljet tegen „Openbare verkoo
ping Ten verzoeke van den Weledelen Heer
Franklin Jonas, president van het Dundas-Goud
syndicaat
„De vloek van het gouddistrict," mompelde
Margareth, haar gebalde vuist naar dien naam
opheffend.
Toen waarschuwde haar een getoeter, dat de bus
van Esperanee in aantocht was en liep zij naar den
weg. En een oogenblik later ving zij de twee uur
lange reis aan naar de gevangenis van Ruskill.
„Voor het laatst," zei ze tegen den chauffeur
en voor de eerste maal sinds vele weken brak er
een glimlach op haar zorgelijk gelaat door.
O et verband der dingen is vaak wonderbaarlijk
Dienzelfden morgen zat de heer Donald, redac
teur van de „Australian Daily Express" 'n ietwat
blufferige naam voor de plaatselijke pottenkijkster
van Ruskill aan de ontbijttafel zoo geheel en al
verdiept in zijn eigen creatie van den vorigen dag,
dat hij zoo goed als geen aandacht meer overhield
voor andere, lager-bij-de-grondsehe dingen. Op een
gegeven oogenblik tastte zijn hand naar het thee
kopje en nam hij een flinken slok gloeiend heet
vocht in zijn mond. Het gevolg van die onvoorzich
tigheid was een soort Indianengehuil, een mond vol
blaren, een plasje op het dure tapijt en een storm
aanval op de waterkraan. En natuurlijk een hopeloos
bedorven stemming.
Een half uur later verscheen meneer Donald met
een gezicht als een onweerswolk op het redactie
bureau van de „A.D.E.".
Riall was er reeds. Riall, de On-uit-staan-bare.
Riall, de jongste sn. .neus van de „A.D.E.". De
plaag van zijn redacteursbestaan. Riall, die alles
beter wist, alles beter kon, alles beter deed. Riall,
de Brutale. Riall, die als het te pas kwam plechtig
verzekerde, dat de „A.D.E." een redactioneel
fiasco was. Dat zij commercieel evenééns een fiasco
was. En dat zij techniseh-typografisch en zoo
zelfs een hopeloos fiasco was. Riall, die. enfin,
Riall, wiens geboorte een smadelijk tijdperk had
voorspeld voor het aanzien van de heele Australi
sche Pers.
Op de schrijftafel van meneer Donald lag copie
van Riall. Een vergaderingsverslag, absoluut on
schuldig en even onbelangrijk. Vlak ernaast lagen
dringende brieven en telegrammen, die beslist
den voorrang verdienden. Maar meneer Donald
was aan 'n kokenden vulkaan gelijken zocht naarstig
naar een uitweg voor een hevige eruptie. En dus
nam hij eerst het onbenullige verslag ter hand.
De uitweg voor de eruptie was weldra gevonden.
In het verslag werd de naam van den president
van het Dundas-Goudsyndicaat Franklin „Janos"
geschreven, terwijl het Franklin „Jonas" moest
zijn. Een kleine misgreep op de schrijfmachine.
„Wie is meneer Janos opende de heer Donald
het offensief.
Riall had de kleine fout in den naam niet opge
merkt bij het nalezen van zijn verslag en dacht dus
aan meneer Jonas.
„Hij is president van het Dundas-Goudsyndicaat,"
antwoordde hij prompt. „Volgens het algemeen
gevoelen een geslepen en gewetenloos intrigant.
Zijn commercieele honger en gouddorst moeten
al heel wat kleine claimers ongelukkig hebben
gemaakt."
De heer Donald schudde ongeduldig liet hoofd.
„Je mag je ooren wel eens reinigen ik vroeg je wie
meneer Janós was," merkte hij hatelijk op.
Een „eenvoudige" beleediging liet Riall altijd
grootmoedig over zijn kant gaan
„O, bedoelt u Janós hernam hij onschuldig.
„Janós of Janus is de man met het dubbele aange
zicht, de Romeinsche god van den tijd." En heel
beminnelijk voegde hij eraan toe ,.'k Dacht dat
11 dat wel wist, zooiets weet elk kind tegenwoordig."
Op een dergelijke heusche opmerking had meneer
Donald juist gewacht. Het volgende oogenblik
explodeerde hij met een critische beschouwing
aangaande Riall's geboorte. E11 hierin trof hij juist
Riall's meest gevoelige plek. Riall werd purper van
verontwaardiging, sloeg met zijn vuist op tafel en
schreeuwde, dat hij zóó'n affront aan het adres van
zijn moeder niet namToen bezwoer hij. dat hij
geen voet meer op het bureau van de „A.D.E."
zou zetten, als hem niet eerst behoorlijk excuus werd
aangeboden, greep naar zijn hoed en stormde de
trappen af. En toen gebeurde het
Vlak voor de deur liep Riall pardoes een meisje
omver. Dat meisje heette Margareth Meredith en
kwam juist van haar laatste bezoek aan de gevange
nis vandaan. En hieruit blijkt nu, hoe wonderbaarlijk
vaak het verband is der dingen had meneer Donald
's morgens zijn mond niet verbrand, dan zouden
Riall en Margareth elkander hier beslist niet ontmoet
hebben en zou de sensationeele geschiedenis van
de claim „De Goede Verwachting" voorzeker nooit
geschreven zijn.
Tkiall kwam onmiddellijk tot zichzelf, toen hij het
meisje zag vallen. Ilij hielp haar opstaan en putte
zich uit in verontschuldigingen. En toen bespeurde
hij plotseling, dat zij pas geschreid had.
„U hebt gehuild, wat scheelt eraan, jongedame F'
informeerde hij met alle vrijmoedigheid, waarover
de ervaring in zijn schoon beroep hom de beschikking
had gegeven.
„Niets, dank u," antwoordde Margareth een
beetje stug.
„Kom, u jokt," zei Riall met het overredend
vermaan van een rechter van instructie in zijn
stem. „U hebt gehuild en dat doet iemand gewoonlijk
niet, omdat hij zoo erg gelukkig is. Kan ik u mis
schien ergens mee helpen 'f Mijn naam is Riall
Hughes en dit is mijn bureau...."
Riall's gebaar en de imponeerende voorgevel
van het gebouw der „A.D.E." misten hun uit
werking niet op Margareth. Zij keek Riall eens goed
aan en vond dat hij er vertrouwenwekkend uitzag.
Zijn intelligent gelaat, keurig voorkomen en be
schaafd optreden deden haar zelfs denken aan een
dokter of advocaat, hoewel hij haar voor zooiets
toch nog wel wat jong toescheen. Zij liet haar stugge
houding varen en schudde zuchtend het hoofd.
,,'t Is heel vriendelijk van u, maar ik heb heuseh
geen hulp noodig," verzekerde zij. „Het zijn zaken,
die mijn vader aangaan. Maar ik dank u niettemin
voor uw aanbod. En nu moet ik verder, de bus naar
Esperance vertrekt om half elf...."
Riall begon te lachen, 't Meisje zag er schattig
uit, het weer was prachtig en meneer Donald kon
vooreerst naar de maan loopen. En vanzelfsprekend
moest hij dus óók de richting van Esperance uit.
„Erg toevallig," zei hij vroolijk. „Ik stormde
alleen zoo woest de deur uit, omdat ik dien bus ook
nog halen moest. Maar ik dacht, dat hij om kwart
over tienen ging."
„Half elf," zei Margareth, het „toeval" zonder
meer accepteerend. „Maar dan moeten we ons toch
nog haasten.
Zij liepen samen naar den bus. Margareth nam een
kaartje voor „De Goede Verwachting" en Riall, die
in de verste verte niet wist waar die halte ergens
gelegen was, deed eveneens. Toen meende Margareth
een licht te zien opgaan meneer Riall Hughes kwam
natuurlijk voor de verkoopingZoodra zij geze
ten waren, sprak zij over haar ontdekking. „Ik heb
al geraden, waarom u den bus naar Esperance niet
graag had willen missen," begon zij met een eenigs-
zins pijnlijk glimlachje.
„0 ja t" vroeg Riall geamuseerd. „Bent u dan
gedachtenlezeres
„Neen, maar waar u heengaat is heinde en verre
geen ander huis te bekennen dan het onze. E11 het
spreekt dus vanzélf, dat u naar de verkooping gaat."
Riall wist niets van een verkooping af. Doch in
de gegeven omstandigheden leek het hem maar het
beste, haar veronderstelling te beamen.
„Ja, ik ga ook eens kijken," gaf hij toe en glim
lachend bedacht, hij, dat er van zijn salarisoverschot
niet veel te koopen viel. Voorzichtig begon hij te
informeeren. „Denkt u dat er veel koopers zullen
komen
Margareth schudde spijtig het hoofd. „Vader
gelooft van niet. De claim heeft, over twintig jaar
gerekend, gemiddeld slechts vier ounces goud per
jaar opgebracht. En voor zoo'n mager resultaat
loopen de liefhebbers niet hard. 't Is jammer, het
was voor ons te wenschen, dat er veel gegadigden
waren. Zooveel temeer brengt de verkoop natuurlijk
op. We hadden dan tenminste nog kans, dat er iets
overschoot na aftrek van de schuld aan Franklin
Jonas."
Haar woorden waren even zooveel raadsels voor
Riall. Maar de naam Franklin Jonas, van wien hij
nimmer iets gunstigs had vernomen, deed zijn volle
belangstelling ontwaken.
„Heeft Franklin Jonas iets met uw moeilijkheden
te maken t" vroeg hij.
„Ja, hij alleen heeft ze veroorzaakt," antwoordde
Margareth bedrukt. „IT hebt het op het aanplak
biljet van de verkooping toch zeker wel gelezen
Ten verzoeke van Franklin Jonas."
,,'t Is waar, ik was het vergeten," fantaseerde
Riall. „Zoudt u me die geschiedenis niet heelemaal
willen vertollen U hebt me verbazend nieuws
gierig gemaakt. Ik dacht, dat Franklin Jonas er
heelemaal geen man voor was, iemand moeilijkheden
te veroorzaken...."
Die laatste diplomatieke zet opende Margareth's
hart. Met moeilijk bedwongen verontwaardiging
verhaalde zij, dat Franklin Jonas acht maanden
geleden onverwachts bij haar vader gekomen was