i L. M. Nesbitt: HOE IK ABESSINIË ZAG r W WW E E R S T E VERVOLG j ff iC' -ni. fle Gibbihet complex gebou wen dat het keizerlijke paleis vormt en waarvoor steeds een groote menschenmenigte, die den keizer wenscht te zien, wacht. HET Imperial Hotel, waar ik na mijn aan komst in Addis Abeba mijn intrek had genomen, kwam mij voor als een paradijs van rust en comfort. Somtijds maakte ik een rit door de stad in een ge- huurden auto, maar meestal ging ik te paard er op uit, want de wegen in Addis Abeba zijn onbeschrijfelijk slecht met uitzondering dan van de korte stukken, die de Europeesche gezantschap pen en het station met het postkantoor verbinden. Het paardrijden is al gemeen gebruikelijk, waarbij men als regel zich volgen laat door een eveneens be reden dienaar. De vertegenwoordigers der buiten - landsche regeeringen laten zich steeds door cavale risten van een koloniaal regiment van hun land Indiërs, Somali's, Erytreërs escorteeren. De actieradius van automobielen is uiterst be perkt en de weinige, die er in Addis Abeba rijden, zijn alle per spoor van Djiboeti aangevoerd. Een maal in de stad aangekomen, bevinden zij zich daar a.h.w. gevangen, omdat zij niet verder kunnen komen dan de onmiddellijke omgeving. In de stad zelf zijn zij genoodzaakt zich langzamer voort te bewegen dan de voetgangers, want de hoofd straten zijn steeds propvol van een dichte menschen - menigte, die voortdurend in beweging is. Eiken dag is het marktdag en de mensehenmenigte bestaat dan ook gedeeltelijk uit inwoners en gedeeltelijk uit be woners der omliggende plaatsen. Van den morgen tot den avond is er daardoor een luid en voortdurend geroezemoes, als van een geweldigen bijenkorf,- die verstoord werd. De lucht, stikvol stof, "en de dooreengemengelde geuren van groenten, specerijen, reukwerken en zweetende Afrikanen vormen een onbeschrijfelijke atmosfeer. Zoo nu en dan ziet men de massa even plaats maken voor een Europeeschen man of vrouw, die zich te paard door het gewoel moet begeven. Dan gapen de Abessiniërs van de liieer afgelegen dorpen zoo'n blanke, wiens gelijke zij nog nooit in hun leven gezien hebben, met verwondering aan, doch de an deren, voor wie een blanke geen nieuwigheid meer is, duwen hen ruw voort, om de circulatie te herstellen. Een opperhoofd komt aangereden op een klein paardje of op een muil ezel. Hij wordt omgeven door een allegaartje van volgelingendie barrevoets gaan en geweren dragen. Deze gewapenden huppe len met hun heer mee en trachten met diens rijdier in den pas te blijven. Het opperhoofd draagt een kort, zwart manteltje als teeken zijner waardigheid, met twee koperen knoo- pen en een kettinkje op den kraag, terwijl zijn hoofd gedekt wordt door een grooten, grijzen hoed. Daar het land geen be gaanbare wegen rijk is, worden goederen algemeen per kameel vervoerd. Hier ziet u het parkeerterrein dezer nattige dieren te Addis Abeba. De mannen van zijn escorte trachten zoo dicht mogelijk bij hem te blijven. Al kunnen zij maar een hand op de schoft van zijn paard, op het zadel, den stijgbeugel of op den toom leggen, het is hun reeds voldoende, om het gewenschte directe contact te hebben met hun chef. Op deze wijze omringd door een huppeloud en zweetend escorte, bewegen de groote, grijze hoed en de groote man eronder zich voort. En daar het er vooral op aankomt den indruk te wekken, dat deze voor hoogst belangrijke zaken ,,i~

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1935 | | pagina 6