CHANG EN ENG
de Siameesche Tweelingen
(Rudolf van Weert:
VERVOLG „Maar collega, ik
12
JE oude professor
j ZEVENDE j I Ehrenberger hief een
5 Mm vinder op en zei
wou u ook nog iets vragen.
Hoe zit 't met de kleeren
van die twee Hebben zij een gemeenschappelijk
costuum of draagt ieder zijn eigen pak
„Ieder draagt zijn eigen costuum," zei Virchow.
„Die costuums zijn zoo gemaakt, dat het pak van
Chang ongeveer tot het midden reikt van den band,
die hen verbindt. Het costuum van Eng reikt even
eens tot het midden van dien band. En daar worden
ze aan elkaar geknoopt. En hiermee," ging
Virchow voort, „is ons onderwerp voor vandaag
zoo ongeveer uitgeput. Ik wil tot slot nog een aardige
geschiedenis vertellen, die ik in de oude weten
schappelijke litteratuur gevonden heb. In vroeger
eeuwen zijn er ook enkele gevallen van ongeveer
evenzoo aaneengegroeide tweelingen waargenomen.
Naar aanleiding daarvan echter wierp de geleerde
schrijver deze vraag op als één van zoo'n tweetal
tweelingen een zware zonde begaat en tot het helle
vuur gedoemd wordt, moet dan de andere, die
misschien aan geen enkele zonde schuldig is, die straf
mee ondergaan Er staat niet bij, welk antwoord de
tobberige schrijver op zijn eigen viaag gegeven
heeft. Maar hij zal tenslotte wel zijn gaan inzien,
hoop ik, dat de hemel in zoo'n ongelukkig geval niet
veel moeite zou hebben met hetgeen onze collega
Langenbeck nu nog niet aandurftde tweelingen
van elkaar te scheiden."
Toen riep Köllicker Habel naar de tafel en begon
hij met hem een uitvoerig gesprek over de vraag,
wat hij dien avond eten zou.
\,f erken wij ten slotte op ten eerste dat Virchow
met zijn theorie over 't ontstaan van Siameesche
tweelingen gelijk gekregen heeftde proefnemer kan
tegenwoordig willekeurig Siameesche tweelingen
kweeken in de lagere dierenwereld hij kan b.v. een
salamanderei in een zeer vroeg ontwikkelingsstadium
met een fijn draadje zoo insnoeren, dat er geen twee
volkomen gescheiden helften ontstaan snoert hij
het ei volkomen af, dan ontstaan er gescheiden
tweelingen uit, namelijk twee levenskrachtige,
volledig ontwikkelde salamanderlarven.
Bezien wij vervolgens even de vraag, waarom een
zoo groot chirurg als Langenbeck in het jaar 1870
een operatie als de scheiding der Siameesche twee
lingen niet dorst ondernemen, tenzij anders voor
beiden de dood onontkoombaar was. Bij den huidigen
stand der chirurgie is het openen der buikholte, die
bij een operatie der tweelingen noodig zou zijn
geweest, geen erg gevaarlijke onderneming. De
septische en antiseptische methoden stellen de
chirurgie reeds lang tot veel grooter waagstukken
in staat. Met deze methoden gelukt het, de kiemen,
die tot ontsteking, ettering en bloedvergiftiging
zouden leiden, ver te houden van de operatie-wonde
of ze te dooden. In 1870 kende men die methoden
nog niet voldoende. De geniale Lister had in 1867
de antiseptische methode uitgevonden, maar met de
ontwikkeling ervan begon men pas. In den Fransch-
Duitscken oorlog (1870—1871), die de beoefening
der chirurgie een heel eind vooruit heeft gedrongen,
werd er nog met pluksel gewerkt. In 1914 waren er
oude dames, die zich de dagen van haar jeugd, van
haar vaderlandslievende geestdrift en haar vader -
landslievenden arbeid in die jaren herinnerden, en
zich nu wederom aanmeldden om pluksel te maken.
En met schrik vernamen zij de mededeeling, dat
volgens nieuwere wetenschappelijke inzichten de
genezing der gewonden daardoor veel te riskant
zou worden. Drieëntwintig jaar na het boven weer
gegeven gesprek in het wijnhuis van Habel heeft de
Parijsche chirurg Doyen de dertienjarige „Bengaal-
sche zusters", Radika en Badika Dodika. die ook
„Siameesche tweelingen" of xipho-sternopagen.d.w.z.
met het borstbeen te zamen gegroeiden, waren, door
een operatie gescheiden. Die operatie was technisch
geslaagd dat de zusjes daarna niet lang meer
leefden, lag niet aan het chirurgisch ingrijpen, maar
aan de long-tul»erculose, die aanleiding tot de
operatie was.
VII. Overlijden der Tweelingen.
riet is Januari 1874. De tweelingen wonen nog
steeds in den staat Noord-Carolina, in hun beide
huizen nabij het stadje Mount Airy. Dertig jaren
zijn er verloopen, sinds de broeders naar den zaag
molen van Daniel Yeats reden, om kennis te maken
met hun aanstaande vrouwengrijs haar bedekt
de vier hoofden.
Het is twee jaar geleden, dat de broeders van hun
groote tournee terug zijn gekeerd uit Europa.
Hoewel de tweelingen na de overeenkomst, die
zij op aansporing van den rechter sloten, afzonder
lijke huizen bezaten, verliep toch hun leven niet zoo
vreedzaam, dat het voor hen beiden licht te dragen
mocht heeten. Zij begrepen, dat er allicht minder
moeilijkheden zouden rijzen, als zij zich de afwisse
ling van een reis permitteerden, en steeds nieuwe
indrukken opdeden. Het geld was op die laatste
tournée niet met handen, maar met vaten vol
binnengekomen een grooten rijkdom namen zij
uit de Oude Wereld mee naar de Nieuwe.
Op de terugreis van Engeland naar New York
was Chang Bunkers ernstig ziek geworden. Hij had
een lichte beroerte gehad, en bewoog zich daarna
minder gemakkelijk dan zijn broer; maar toen de
ergste tijd voorbij was, leefde hij betrekkelijk zorge
loos, wat zijn gezondheid betrof, terwijl Eng zich
zeer hang maakte. Hij wist te goed, dat de dood van
den eenen tweeling ook aan het leven van den ander
een einde zou maken.
De maand Januari van het jaar 1874 was koud
en regenachtig in Noord-Carolina. Het weer was
ongedurig, het zachtste weer kon plotseling tot een
erge kou omslaan.
KORTE INHOUD VAN HET VOORAFGAANDE
Chang en Engde origineele Siameesche tweelingen,
zijn door den Engelsehen zeekapitein Coffin in 1829
naar Boston (Ver. Stalen) gevoerd en treden er voor
't eerst in een circus op. De toeloop is overweldigend
en de politie heeft de grootste moeite om het publiek
in bedwang te houden. Niemand wil gelooven,dat twee
levende menschen aan elkaar gegroeid zijn, maar toch
zijn allen gekomen om dit wereldwonder te zien. De
politie-commissaris, kolonel Murphy, is er zóó van
overtuigd, met een boerenbedrog te doen te hebben, dat
hij met kapitein Coffin een weddenschap van 1000
dollars aangaat, dat Chang en Eng, wier namen in het
Siameesch links en rechts beteekenen, een paar op
lichters zijn. - Een dokter uit Boston onderzoekt het
wonderlijke tweetal en stelt tot zn groote verbazing vast,
dat ze werkelijk aan elkaar gegroeid zijnChang en
Eng worden Amerikaansche burgers en als vrije man
nen eischen zij van Coffin hun persoonlijke vrijheid.
Ze trekken naar Europa en laten zich in Frankrijk,
Engeland en Holland tegen betaling zien. Later ves
tigen ze zich in Amerika en vatten dan het plan
op te gaan trouwen. Ze worden verliefd op een
tweetal zusters en laten door hun butler een aanzoek
bij den vader doen. In 1843 traden beiden in het
huwelijk. Eng gaat wegens mishandeling een proces
aan tegen zijn broer Chang. Hij eischt dat men
hen door operatie van elkaar zal scheiden, waarvoor
de rechter geen toestemming kan geven. Deze stelt voor
dat beiden een huis laten bouwen, zoodal ze telkens
na drie dagen in hun eigen woning kunnen vertoe
ven, waarmede ze accoord gaan. Eerst in 1870 laten
zij wederom iets van zich hoor en en treden o.a. te
Berlijn op. Professor Virchow onderzoekt de tweelingen
en brengt aan eenige geleerden rapport van e'n be
vindingen uit. Nu kunt u verder lezen.
De gebroeders zijn in het huis van Chang. Het is
avond. In hun gezelschap vertoeven de secretaris
van Chang, een ietwat bedaagd man, dien zij uit
Londen mee hebben gebracht, en een notaris uit
Mount Airy. Er wordt geconfereerd over kwesties,
het vermogen van Chang betreffende. Er brandt
een groot vuur in den haard, want Chang is ver
kouden. Hij hoest en klaagt over pijn in de borst.
De ademhaling valt hem zwaar. Hij zit dus dicht
bij het vuur.
De voornaamste kwestie is deze Chang wil al
zijn beschikbare middelen gebruiken voor een groote
speculatie hij wil katoen koopen en dan verkoopen;
vervolgens wil hij voor een prikje een heelen oogst
tabak zien te krijgen, terwijl die nog te velde staat.
Het geld van Chang staat in Londen, in Parijs, in
Amsterdam en New York het is links en rechts in
de banken verspreid. Voor een gedeelte is het tegen
vasten rentevoet op langer termijn gedeponeerd,
een ander gedeelte echter kan ieder oogenblik opge
vorderd worden. De secretaris telt op, de notaris
rekent de Engelsche ponden en Fransche francs in
dollars om, terwijl Chang zit te hoesten en met een
groot potlood getallen noteert op een bloc-notes,
die hij op den schoot heeft. Opeens wordt hij moe en
zegt tegen zijn broer Eng
„Ik moet eens gaan liggen. Ik voel me niet goed."
Zijn broer antwoordt spijtig
,,'t Is nog zoo vroeg als ik nu naar bed ga, kan
ik niet slapen."
Chang staat op - Eng kan niet anders doen, dan
met hem meegaan, want zij zijn in Chang's huis.
Een bediende brengt een glas punch, Chang ledigt
het in één teugde broeders gaan naar bed.
Eng vindt dien nacht geen slaap, want zijn broer
hoest voortdurend, en draait zich om en om, on
kreunt. Midden in den nacht trekt Eng woest aan
het belkoord. Zijn eigen kamerdienaar snelt toe, en
Eng beveelt hem snel een boodschap te sturen naar
hun huisarts, dr. Joseph Hollingsworth te Mount
Airy. De dokter moet aanstonds komen meneer
Chang Bunkers is ernstig ziek.
Een uur later wordt Eng medegedeeld, <lat dr.
Hollingsworth niet te bereiken is hij was naar
Winston.
Chang is intusschen in slaap gevallen.
Den volgenden morgen scheen het iets beter te zijn
met Cliang. Om tien uur zouden zij naar het huis van
Eng vertrekken. De drie dagen, die de beide broeders
volgens overeenkomst in het huis van Chang moesten
doorbrengen, zijn voorbij.
Als de tijd daar is, om weg te rijden, begeven de
broeders zich, op voorstel van Chang, naar buiten.
Het is bitter koud. Een krachtige wind waait ijzig
over het landschap, de wolken hangen laag en
zwaar en jagen met groote snelheid langs den hemel.
Dan zegt Chang
„Laten we in mijn huis blijven, ik krijg 't veel te
koud onderweg 't is zoo ontzettend koud, de wind
giert om het huis."
„Nee," zegt. Eng. „We hebben nu eenmaal een
afspraak, en daar houden we ons aan."
Chang dringt aan
„Ik ben toch ziek Ik heb pijn, als ik ademhaal;
ik heb steken in mijn borst als we uitrijden, word
ik nog zieker."
Eng wordt boos hij roept
„We rijden naar mijn huis 1"
Zij gaan. Het rijtuig komt op een stuk weg, dat
met ijzel bedekt is, het gaat aan 't slingeren en raakt
in de sloot. Het rijtuig slaat om. De tweelingen vallen
er uit, maar worden niet gewond. Cliang ligt in de
sneeuw te schreien. De koetsier helpt hen op zij
moeten een flink eind weegs te voet afleggen, in de
richting van het stadje Mount Airy, voor zij een
rijtuig kunnen krijgen, want het hunne is niet meer
bruikbaar. Chang is verre van vast ter been, Eng
ondersteunt hem. Zoo komen zij den heuvel op en in
het huis van Eng. Chang wil naar bed, maar Eng
zegt
„We zijn in mijn huis. Volgens onze overeenkomst
gebeurt in mijn huis, wat ik wil. Maar ik zal t
goed met je maken we zullen bij 't vuur gaan zit
ten, dan kom je wel bij. Ik geloof niet, dat je ziek
bent je hebt alleen weer te veel gedronken de
laatste dagen. In mijn huis gebeuren geen dwaas
heden hier knap je wel weer op."
Zij gingen op de sofa zitten en beiden zwegen.
Eindelijk zei Chang, zeer boos
„Eén ding moet je bedenken als ik sterf, neem
ik jou mee."
Hij zonk achteruit, kreunde, hield zijn zakdoek
voor zijn mond. Toen de zakdoek omlaag kwam,