HOE IK ABESSINIË ZAG
door L. M. Nesbitt
4
VERVOLG i Hij noemde mij zijn naam
Martin Wider en zeide
mij, dat hij een tot Duitscher
genaturaliseerd Hongaar was, die zeer lang in Afrika
gereisd had. In Witwatersrand was hij mijnbouw-
kundige geweest, had in den Boerenoorlog mee
gevochten, om daarna naar Duitsch Zuid-West-
Afrika te gaan. Mijnbouwkunde, handel en cultures
drie geheel verschillende beroepen, waarmee
deze hardwerkende man, al naar gelang de om
standigheden, zich er doorheen sloeg.
DE koortsen, die ik op mijn tocht van den
Soedan naar West-Abessinië had opge
daan, deden zich spoedig zoodanig gel
den, dat ik mijn kamer moest houden.
Eens op een morgen, toen ik mij al zeer mise
rabel gevoelde en op de veranda van mijn
kamer lag te rusten, kreeg ik bezoek van een
Europeaan, een man van ongeveer vijftig jaar,
gedrongen en zwaar gebouwd, en met een ge
zicht, dat de sporen droeg van een zwaar pio
niers bestaan.
De bezoeker droeg een khaki hemd, een dikke,
geribd katoenen broek, lederen beenkappen en een
grooten vilten hoed. Alles in deze verschijning
de stevige bouw, de kleeding,
de gelaatsuitdrukking ver-
TWE EDE: ried den Afrikaanschen pio-
In 1914 diende hij bij de Duitsche troepen in
Oost-Afrika, bij welke gelegenheid het aantal zijner
vele litteekens met zeven vergroot werd. In 1916
werd hij opnieuw gewond en ditmaal gevangen
genomen, waarna hij met zijn gebroken been naar
het Engelsche krijgsgevangenenkamp te Cairo werd
gezonden. Eerst in 1919 werd hij vrijgelaten en
keerde hij naar Duitschland terug. Toen hij in het
na-oorlogsche Berlijn een strengen winter, waaraan
zijn door de Afrikaansche zon doorgloeide lichaam
niet meer gewend was, doormaakte, vertelde iemand
hem van Abessinië, het Land van Belofte „Zelfs
de bedelaars rijden er te paard Denk eens aan
De man met zooveel levenservaring werd geboeid
door het zonderlinge verhaal, gelijk de eerste de
beste dorpeling, die zijn geheele leven nooit buiten
zijn dorp was geweest, er door geboeid zou zijn.
Aldus overkomt het zelfs den nuchtersten beoor-
deelaar, wanneer het kritieke oogenblik aanbreekt.
Met verscheidene Duitsche vrienden werd de
lange, moeizame reis naar de Abessinische Hoog
vlakte gemaakt. Oogenblikkelijk na hun aankomst
werd de arbeid aangevangen elk karwei, dat hen
in staat stelde in him onderhoud te voorzien, werd
aangepakt. Maar het leven onder een inlandseli
gouvernement was te zwaar. Sommigen hunner
gingen naar Europa terug, zoodra zij maar even
het reisgeld als tusschendekspassagier bijeen hadden
gespaard de overigen, die wellicht over een grootere
dosis vollioudingsverniogen beschikten, bleven en
speelden het klaar op de een of andere wijze te
bestaan.
VX^ider was een van deze laatsten, en met zijn
kennis van mijnbouwkunde, bouwkunde, meu
belmakerij en aannemerij op elk gebied, was hij
erin geslaagd zich te vestigen als aannemer. Als alle
andere Europeanen, die op de Hoogvlakte woonden,
slaagde hij er niet in fortuin te maken, doch hij kon
tenminste op draaglijke wijze leven, want hij bezat
twee paarden en een behoorlijk huis en hield er ver
scheidene bedienden op na.
Deze bedienden waren bij hem gebleven sinds de
fortuinlijke periode, toen Wider in het binnenland
reisde in opdracht van een inijnbouwmaatscliappij.
Van die reis was hijevenals zijn zoon, teruggekeerd
met vervaarlijke koortsen, en liij had toen het
besluit genomen den knaap naar Europa te zenden,
opdat deze, in geval hij eraan mocht komen te
bezwijken, ten minste in zijn geboortegrond zou
worden begraven.
Dikwijls blijven inlandsche bedienden in moeilijke
tijden bij hun meester, zonder dat ze eenig loon
Bij de Amharen, liet in Abessinië heersehende ras der Hoogvlaktebewouers, Maisstampen is een bezigheiddie men dagelijks in
gaat een bruidspaar aldus voor de huwelijksinzegening uitgedost ter Kop- de straten van Harrar, de tweede .Stad, van het land,
tisch-christelijke kerk. Hoewel zij steeds barrevoets gaan, hebben zij voor kan zien uitoefenen,
deze gelegenheid lakschoenen aangetrokken.