CHANG EN ENG de Siameesche Tweelingen (Rudolf van Weert: i SLOT i I 1 „Nee, blijft u ik be- 12 AN zegt de vrouw I W zweer het uKomt u mee naar boven, misschien kunt u Chang Bunkers helpen." „Dat willen we probeeren," zeggen de dokters. Met bedenkelijke gezichten staan zij om den zieken Chang Bunkers heen. Eng slaat iederen trek in hun gezicht en iedere beweging gade met de waakzame oogen van een lynx. Zij nemen koorts op bij den zieke, voelen hem den pols, bekloppen zijn borst en spreken zacht met elkaar. Dan zeggen zij tot mevrouw Sara „Het is longontsteking. U kunt voorloopig niets doen dan bedrust en omslagen. Zijn toestand is zeer gevaarlijk, maar beslist doodelijk hoeft het niet te zijn." De jongste der drie dokters liep om het bed heen naar Eng, nam ook bij hem temperatuur op, voelde zijn pols en constateerde, dat Eng volkomen gezond was. Toen de arts zich over hem heen boog, greep Eng hem vast, hield hem bij de schouders en fluisterde hem toe „Vijftigduizend dollar, als u ons van elkaar scheidt, dokter." Met moeite maakte de geneesheer zich los uit de handen van den opgewonden man. Hij zei „Dat mogen wij niet doen. En ik moet u ook eerlijk bekennen, dat wij daar geen van drieën de noodige chirurgische kennis voor hebben." „Maar als hij sterft, moet ik ook sterven „Dat kunt u niet weten," zei de dokter. Toen riep Eng uit „Nonsens Dat weet u heel goed Ik weet 't. ik moet met hem sterven De arts gaf geen antwoord. Eng verviel in een huilkramp. Hij schreide bijna een uur. Toen lag hij kalm naast zijn zieken broer. Zijn vrouw en zijn Chineesche secretaris zaten bij hem. In 't Siameesch gaf hij laatstgenoemde zijn orders. Ook hij had geld in Londen, Amsterdam en Parijs. Hij noemde de bedragen en trof schikkingen. Nu en dan weende hij, eindelijk begon hij met allerlei voorwerpen naar zijn secretaris te gooien, tierde, schreeuwde, vroeg, wat de beroemde dokters uit Philadelphia geantwoord hadden, joeg zijn secretaris naar 't telegraafkantoor, 's Avonds had hij de tele grammen in handen, waarmee de geneeskundigen professor Grosz, dr. William Pancoast en professor John Neill berichtten, dat zij naar Mount Airy zouden komen. „En dr. Hollingsworth Eng bezwoer zijn vrouw, dat dr. Hollingsworth gevonden moest worden. „Stuur mannen te paard uit laat ze in alle richtingen, naar alle dorpen rijden. Dr. Hollingsworth kent Chang's gestel precies hij moet hem in 't leven houden, tot de andere dokters komen." Toen de nacht aanbrak, had men dr. Hollingsworth nog steeds niet gevonden. De toestand van Chang werd steeds slechter. Hij kwam niet meer tot bewust zijn menigmaal sprak hij woorden, die slechts zijn broer verstond, Siameesche woorden dan kreunde en rochelde hij. Eng joeg zijn vrouw en den secretaris de stad weer in hij liet de drie dokters, die er 's morgens geweest waren, opnieuw halen; hij beloofde hun een vermogen, nu niet meer voor de operatie, want op dit punt was de weigering der geneesheeren onherroepelijk, maar voor 't geval het hun gelukte Chang zoo lang in leven te houden, tot de drie beroemde collega's zouden aankomen. Hij riep nog herhaaldelijk om dr. Hollingsworth, bleef eindelijk stil liggen en staarde wanhopig naar het plafond. Opeens richtte hij zich op en zei „Over korten tijd zal Chang sterven. Er is iets, dat naar mijn hart grijpt. Ik heb een gevoel, alsof ik verlamd ben. Brandt de lamp zoo slecht, of ver beeld ik 't me Kort na middernacht het was 17 Januari geworden stierf Cliang Bunkers, alleen in het huis van zijn broer. Eng lag verlamd van schrik naast zijn dooden broer, 's Morgens tegen half drie overviel hem een wanhopige energie. Hij schreeuwde zoo hard, dat men het in de ver verwijderde buurtschap hooren kon. Hij beval, de drie dokters, die het huis verlaten hadden, opnieuw te halen. Hij bleef maar schreeu wen, dat hij zijn heele vermogen aan hun voeten legde, alles, alles, wat hij bezat, als zij nu de operatie begonnen. Maar de drie dokters kwamen niet. Tegen half vier 's morgens richtte Eng Bunkers zich voor de laatste maal op. Hij had een laken over zijn broer laten uitspreiden. Plotseling schreeuw de hij „Ik voel hetNu voel ik hetNu grijpt hij me aan!" Toen viel hij op het kussen, bewusteloos van wan- liopigen angst. Hij kwam niet meer bij. Een uur later was hij dood. De lijken der tweelingen werden na hun overlijden door de inmiddels aangekomen beroemde dokters geschouwd. Uit de lijkschouwing bleek met volkomen zekerheid, dat bij iedere poging, de tweelingen, zoolang zij nog leefden, van elkaar te scheiden, de buikholte geopend zou zijn, zoodat, bij den toen- maligen stand der chirurgische wetenschap, de dood had moeten volgen. De „Tweehoofdige Nachtegaai" en andere „Siameesche Tweelingen" f^hang en Eng hadden van hun treurig lot, als saamgegroeide tweelingen geboren te zijn, groote voordeelen getrokken. Als arme visscliers- jongens zijn zij geboren, als rijke grondeigenaars zijn zij gestorven. En hun faam men kan haast zeg gen hun roem verbreidde zich na de dertiger jaren der negentiende eeuw over twee worelddeelen. Sindsdien maakten alle circus-directeuren en onder nemers van wonderbare vertooningen jacht op zulke „attracties", en men ging alle aaneengegroeide twee- KORTE INHOUD VAN HET VOORAFGAANDE Chang en Eng, de origineele Siameesche tweelingen, zijn door den Engelschen zeekapitein Coffin in 1829 naar Boston (Ver. Staten) geroerd en treden er voor 't eerst in een circus op. De toeloop is overweldigend en de politie heeft de grootste moeite om het publiek in bedwang te houdenNiemand wil gelooven, dat twee lerende menschen aan elkaar gegroeid zijn, maar toch zijn allen gekomen om dit wereldwonder te zien. De politie-commissaris, kolonel Murphy, is er zóó van overtuigd, met een boerenbedrog te doen te hebben, dat hij met kapitein Coffin een weddenschap van 1000 dollars aangaat, dat Chang en Eng, wier namen in het Siameesch links en rechts beteekenen, een paar op lichters zijn. Een dokter uit Boston onderzoekt hel wonderlijke tweetal en stelt tot z n groote verbazing vast, dat ze werkelijk aan elkaar gegroeid zijn. Chang en Eng worden Amerikaansche burgers en als vrije man nen eischen zij van Coffin hun persoonlijke vrijheid. Ze trekken naar Europa en laten zich in Frankrijk, Engeland en Holland tegen betaling zien. Later ves tigen ze zich in Amerika en vatten dan het plan op te gaan trouwen. Ze worden verliefd op een tweetal zusters en laten door hun butler een aanzoek bij den vader doen. In 1843 traden beiden in het huwelijk. Eng gaat wegens mishandeling een proces aan tegen zijn broer Chang. Hij eischt dal men hen door operatie van elkaar zal scheiden, waarvoor de rechter geen toestemming kan geven. Deze stelt voor, dat beiden een huis laten bouwen, zoodat ze telkens na drie dagen in hun eigen woning kunnen vertoe ven, waarmede ze accoord gaan. Eerst in 1870 laten zij wederom iets van zich hooren en treden o.a. te Berlijn op. Teruggekomen in Amerika krijgt Chang longontsteking en Eng vreest dat hij met z'n broer zal moeten sterven. Nu kunt u verder lezen lingen „Siameesche tweelingen" noemen, onverschil lig vanwaar zij afkomstig waren. En het is wel eigenaardig Chang en Eng hadden, toen zij voor 't eerst optraden, gegolden als een verschijnsel, dat nog niemand ooit had beleefd, en dat zich denkelijk ook wel nooit meer zou voordoen. Toen men echter aan 't zoeken ging naar „Siameesche" tweelingen, vond men die herhaaldelijk. De eersten, die na de befaamde broeders in 't publiek vertoond werden, waren de „Afrikaansche gezusters" Millie en Chrissie, ook de „Tweehoofdige Nachtegaal" genoemd. In een klein stadje in Noord-Carolina, in de Ver- eenigde Staten van Amerika, zagen zij in Juli 1851 het eerste levenslicht. Hun vader was een neger, hun moeder het kind van een Mulattin en een Indiaan. Reeds was het echtpaar met zeven lichter of donker der bruine kinderen gezegend, toen het groote onheil gebeurde. Tweelingen zijn voor den bijgeloovigen neger reeds op zichzelf iets onheilspellends de geboorte van tweelingen beteekent volgens hen ongeluk en dood. Maar dan saamgegroeide twee lingen Klappertandend van angst liep „oom Tom", zooals hij in het dorp genoemd werd, naar zijn beschermster, mevrouw Smith, een jonge weduwe, die ijverde voor de geestelijke beschaving van de zwartjes in haar geboortestad. Slechts met moeite gelukte het die dame, den doodelijk verschrikten neger in zooverre te kalmeeren, dat hij een eenigszins geregeld verhaal kon doen. Er waren nog geen ongelukkon gebeurd maar niemand, zelfs geen buurvrouw, was er toe te bewegen, in het arme huishouden een behulpzame hand uit te steken. Mevrouw Smith was een ener gieke dame, die van aanpakken wist als het noodig was. Zij trok zich met grooten ijver het lot der twee lingen aan, want zij was niet alleen een liefdadige, maar ook een zeer slimme vrouw die haar „kans" aanstonds begrepen had. De tweelingen kregen een eigen gouvernante, leerden lezen en schrijven en vervolgens ook vreemde talen, kortom, zij werden als kinderen van beteren stand opgevoed. Daarna echter ging mevrouw Smith met hen op reis, om hen te vertoonen, en zij maakte uitstekende zaken. Toen de tweelingen ongeveer twintig jaar oud waren, kwamen zij ook in Europa, o.a. te Berlijn, waar zij in 1873 in het Woltersdorff- tlieater optraden. In Berlijn werd ook dit tweetal door Virchow, te zamen met den chirurg Von Langenbeck, onder zocht. De groote geleerde heeft uitvoerig verslag gedaan van zijn bevinding. „Ik durf wel zeggen," schreef Virchow, „dat er weinig levende objecten bestaan, die een zoo groote belangstelling verdienen, en het valt niet te betwijfelen, dat zij veel meer de aandacht waard zijn .dan indertijd de Siameezen." Millie en Chrissie waren niet op dezelfde wijze saamgegroeid als de Siameesche broeders. Chang en Eng waren xiphopagen, d.w.z. met de uitsteeksels van de borstbeenderen aaneengegroeid, gelijk ook de „Chineesche broeders", die in 1887 in het circus van Barnum en Bailey vertoond werden. Maar Chang en Eng waren twee geheel afzonderlijke wezens elk van beiden had zijn eigen afzonderlijke organen. Millie en Chrissie daarentegen waren pyopagen, d.i. zij waren met het onderste gedeelte van den rug samengegroeid. Hun gewone houding was aldus, dat Millie haar linker-, Chrissie haar rechterzijde naai den bezoeker toegekeerd hield. In deze houding lagen zij gewoonlijk ook te lied en zij konden op één stoel zitten. Ondanks deze enge saamhoorigheid bestonden er, gelijk Virchow kon vaststellen, duidelijke verschillen tusschen de twee zusters. Chrissie was sterker dan Millie, daarentegen had Millie een snelleren polsslag. Haar bewegingen waren volkomen aan elkaar aan gepast zij hadden een zekeren tred en konden zelfs dansen, al was het ook niet bijzonder gracieus. l~Ae befaamde „Boheemsche zusters" Rosa en Josefa Blazek, uit Skreyehow in Boheinen, waren eveneens pyopagen. Zij traden in 1903 te Berlijn in Kastans panopticum op en werden daar door geheim raad Henneberg en mej. dr. Helene Friederike Stelzner nauwgezet onderzocht. De anatomische toestand der Boheemsche zusters verschilde weinig van dien der Afrikaansche zusters. Rosa stond rechts, Josefa links. Rosa was 144, Josefa 142 c.M. groot. Ook in andere opzichten bestonden er tusschen haar beiden aanmerkelijke verschillen. Josefa was dik, Rosa daarentegen mager.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1935 | | pagina 12