„De verloochening van Petrustrekt veel belangstelling. Aandachtig worden de schilderijen bezichtigd.
T angs Vermeer en zijn geestverwanten gaan wij naar
„de groote sensatie" van deze avondexpositie
„He Nachtwacht", die wij bereiken nadat wij een
eerewacht gepasseerd zijn van zeventiende-eeuwsche
meesters, onder wie wij menigen beroemden kunste
naar ontdekken als Jan Steen, Nicolaas .Vlaes, Aert
de Gelder, Jan van Goven en Albert Cuyp. Een
stemmig verlicht zaaltje maant ons, als een rustig
voorportaal, tot stilte en danstaan wij voor
„de Nachtwacht". Er heersclit een plechtige atmos
feer in de zaal. Eenige tientallen bezoekers zitten
muisstil en peinzend op de banken, die in den vorm
van een halven cirkel zijn opgesteld. Het licht dat
„de Nachtwacht" beschijnt en waarvan de bron
voor ons verborgen blijft is zacht en mild. Weder
om komen wij onder bekoring van den kleurigen
schuttersstoet in liet wonder van het clair-obscur.
Vooral de licht getoonde figuren, zooals de luitenant
op den voorgrond in het goud-gele kostuum, maken
indruk. De donkere partijen we hebben het zoo
even ook gezien aan de zwarte kleedingstukken op
de mansportretten zijn minder sprekend. De
linkerhoek van „de Nachtwacht", met het grillige
„De N achtwacht" bij avond
zal nemen, dat wij in een andere zaal mindere
kunstbroeders, als Van der Helst, maar vlug voorbij
loopen. Zijn vroolijke schutters en hun fameuze
disch kunnen ons voor dezen keer maar matig
interesseeren
voor eeuwenoude schoonheid.
met de Emmaüsgangers en niet minder het doek
met den bedeesden Jozef en de huichelachtige,
brutale vrouw van den strengen Potiphar worden
voortdurend door bezoekers omringd. Het ver
maarde „Bruidspaar", de deftige staalmeesters,
Rembrandt's zelfportretten en de portretten van
zijn zoon Titus en zijn tweede vrouw Hendrickje
Stoffels, zijn geen moment zonder kijklustigen.
dwergje, is zelfs vrij duister, maar het geheel impo
neert en daar de zaal verder in schemering gehuld
is, kunnen w ij ons uitstekend op het meesterwerk
concentreeren. Als wij heengaan, blijft de indruk
ons nog lang voor oogen, zoodat niemand ons kwalijk
Droomende jeugd