L. M. Nesbitt: HOE IK ABESSINIE ZAG Hen zoutkaravaan is op haar reis van <le zoutmeren naar de Hoogvlakte in een marktplaats aangekomen, waar de staven zout op deze wijze ten ver koop worden uitgestald. De mannen der zoutkaravanen hebben een uiterst gevaarlijk beroep, want maar al te dikwijls komt. het voor, dat een dergelijke karavaan op de reis door het Danakilgebied wordt geplunderd en uitgemoord. ♦SLOT] WIJ zijn thans gekomen aan dat ge deelte van Neshitt's boek Desert and Forest", waar de reisbeschrij ving van zijn tocht met Rosina en Pastori door het geheimzinnige land Danakil aanvangt. Driehonderd-twee-en-zeventig bladzijden neemt het in beslag, dit aangrijpende verslag, waarin de schrij ver verhaalt, hoe de drie Europeanen met vijftien inlandsche bedienden, een aantal kameelen en eenige muilezels zich moeizaam een weg banen door de woeste, verzengde gebieden van Abes- sijnsch Danakil, waar de bloed dorstige, bijna dierlijk primitieve Danakilstammen huizen. Drie der bedienden wer den door deze Danakils vermoord, terwijl herhaalde malen de geheele expeditie nog nauwelijks aan uitmoording kon ontsnappen. Een lang doch sober relaas doet Nesbitt over die reis door dat deel van Abessinië, waar geen bewoner van de Abessijnsehe Hoog vlakte zich durft vertoonen, daar een wisse dood of slavernij onherroepelijk zijn deel zouden worden. Het is een epos van dorst, van ontberingen, van laaiende hitte en voortdurend loerend doodsgevaar. Maar hoe opmerkzaam heeft hij onder alle omstan digheden zijn omgeving waargenomen, hoe prachtig zijn zijn beschrijvingen van fantastische vulkanische gebieden, van de witte vlakten der zoutmeren en ook van het sultanaat van Aussa, welks onafhanke lijkheid door de Abessijnsehe regeering erkend wordt, doch dat volgens een kunstmatig verdrag-op- papier tot het keizerrijk van den Negus Negusti heet te belmoren. Het zou te ver voeren al dat vele hier ter plaatse weer te geven daarom volstaan wij er mede nog eenige typische staaltjes te vermelden uit Nesbitt's reisverhaal. Te Wara Malka aan de grens van Danakil, daar waar de veiligheid ook voor den Abessijn van de Hoogvlakte ophoudt, ontmoet de expeditie Ibrahim, een Amharischen belastingbeambte, die er voor zorgen moet, dat de Danakilstammen in het grens gebied hun belasting aan den Negus opbrengen. Meer het binnenland in waagt zich geen enkele Abessijnsehe gewapende macht, doch in het grens gebied tracht men toch de Danakils aan hun schat plicht te laten voldoen. „Wara Malka was _een van de weinige plaatsen, waar het Abessijnsehe bestuur stevig in den zadel zat, en Ibrahim bleek de man te zijn, die hiervoor Bij een der schaarsche bronnen heeft een karavaan halt gehouden, om den watervoorraad voor de reis naar de volgende bron te vernieuwen. De waterzakken van geitemei en de meegebrachte kruiken worden door de- vrouwen met het onontbeerlijke nat gevuld.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1935 | | pagina 6