V V,-^7 7 Bij een Abessijnseh feestbanket zitten alle genoodig- den rondom de op den grond uitgestalde spijzen. In de met witte doeken afgedekte aarden potten links op de foto wachten nog meer heerlijkheden tot zij opge diend zullen worden. gezorgd had. IIij was met hart en ziel bij zijn werk. want hij haatte de Danakils en hij doodde ze bij de geringste provocatie. Menige strafexpeditie had hij met succes volbracht, zoodat hij als een overwinnaar geëerd werd en de schrik zijner vijanden was. Zijn leven was een aaneenschakeling van avonturen, woeste gevechten en verschrikkelijke slachtingen, die hij met overtuiging volvoerde. Ibrahim was de eenige Amhara, die ooit mijn bewondering opwekte en die een persoonlijkheid was. In tegenstelling met al zijn landgenooten, vroeg hij ons niet om geschenken." VS/huneer Nesbitt een beschrijving geeft van de Danakils, zegt hij, dat ze slechts een lendendoek om hebben en steeds in het bezit zijn van een speer en een krom mes in 'n lederen scheede. „Alle metalen voorwerpen in het land Danakil zijn ingevoerd geworden, want in Danakil zelf wordt niets ver vaardigd alles werd door tnllooze plunderpartijen van stam op stam ingevoerd." Elke stam bezit zijn eigen grondgebied, doch steeds bestaat het gevaar, dat een nabuurstam, die sterker geworden is, met geweld een wijziging komt aanbrengen inzake dat grondgebied. De grenzen tussehen de stamgebieden veranderen dus steeds, al naargelang de macht van een stam groeit of afneemt. Het vee wordt door vrouwen en jongens gehoed, terwijl enkelen der mannen zich verdekt opstellen om de wacht te houden. Het grootste gedeelte dei- bevolking blijft in het dorp, waar weer eenige mannen een oog in het zeil houden, in verband met de nadering van een mogelijken vijand. Niemand werkt er eigenlijk en zelden wordt het voedsel gekookt. Landbouw is onbekend men leeft er dus van melk en vleesch, dat soms zoo uit het nog levende dier gesneden wordt. Het verwekken van vuur geschiedt nog door het langs elkaar wrijven van twee stukken hout. Op de vrouwen rust de taak van het waterhalen en het zoeken naar brandhout. De mannen voeren niets uit, en liggen in ledigheid rond. Zelfs oefenen zij zich nooit in den wapenhandel, want hun gevechtstactiek bestaat alleen uit een sluwen, verraderlijken, onverwacliten overval. i'&zm Een Amharisch strijkje met de primitieve, een- snarige strijkinstrumenten ran het land, die aan een koord, dat over schouder en rug loopt, in de juiste positie worden gehouden. Met betrekking tot de vijftien Abessijnsclie bedienden, die deel uitmaakten van de expeditie, schrijft Nesbitt ..Abessijnen zijn niet de geschikte mensclien 0111 den nacht mee door te brengen in een kamp. Zij blijven den geheelen nacht door op een zeurtoon spreken en maken elkaar zelfs wakker oin het een of andere zoutelooze verhaal te vertellen. Maar tegen het krieken van den dag, wanneer zij hun werk behoorden te beginnen, vallen ze in slaap en snurken tot den middag. De felle zon noch de zwermen vliegen kunnen hen daarbij hinderen slechts een por met den gelaarsden voet is in staat hen aan hun plicht te herinneren. In Danakil echter was iets anders er mede oorzaak van, dat onze bedienden 's nachts bijna niet sliepen 11.1. vrees. Verraad kan ten allen tijde verwacht worden in Danakil, en, ofschoon een blanke den Danakils een zekere mate van respect afdwingt door zijn op treden en zijn wilskracht, beschikten onze bedienden niet over deze hoedanigheden 0111 de sluipmoorde naars op een afstand te houden. Onze bedienden boelen den wilden een prachtige gelegenheid om roem en eer te verwerven, en het was alleen de aanwezig heid van Europeanen, die de Danakils tegen hield. Indien onze man nen van de Hoogvlakte zich hier alleen bevonden hadden, zoo zouden de wilden korte metten met hen gemaakt hebben.Zelfs al zon van enkelen het leven gespaard zijn ge bleven, dan nog zouden zij zeker verminkt en als slaven verkocht zijn ge worden." Wanneer hij liet over de verschrikkelijke hitte in deze heetste streek der aarde heeft, waar temperaturen van 162° Fahrenheit in de schaduw meermalen voorkomen, zegt Nesbitt, dat het ver koeling geeft, wanneer men met andere men sclien dicht opeen gepakt blijft-, „want mensehen- lichamen met een tem peratuur van 98° Fahren heit voelen merkwaardig Langs de karavaanwegen ziet men hier en door het grafteeken van een opperhoofd oj van een groot krijger. Onze afbeelding geeft het grafmonument van een be roemd krijgsman weer. Onder het afdak, dat op palen staat, is een ruwbewerkt houten beeld van den ge storvene in zittende houding opgehangen. koel aan in een omgeving, die bijna tweemaal zoo warm is. Zoo koelden wij onze handen af, door ze zoo nu en dan onder onze oksels te houden, hetgeen een prettige gewaarwording gaf." Elders weer vertelt de schrijver van de zout- karavanen, rijen met zoutstaven beladen kaïneelen, welke karavanen de aan de grens van Fransoli Somaliland uit de wijde salinevlakten gehouwen zoutstaven halen en over groote afstanden door het barre land van den dorst naar het binnenland ver voeren, waar het zout een zeer gevraagd artikel, ja zelfs een betaalmiddel is. Vormen op de Abessijnsclie Hoogvlakte geweer patronen, hoe oud. verroest of onbruikbaar ook. een algemeen gangbaar betaalmiddel, in Danakil is zelfs de huls van een afgeschoten patroon zeer waardevol. De expeditie komt bij een stam. waarvan het opperhoofd een zakspiegeltje ten geschenke krijgt. Kostelijk is de beschrijving, die Nesbitt van de stomme verbazing dezer wilden geeft, die zichzelf thans voor het eerst in een spiegel aanschouwen. Ten slotte biedt liet opperhoofd den drie Europea nen al zijn dochters, de dochters van zijn gestorven broeder en nog veel meer vrouwen tot echtgenooten aan, mits zij maar bij zijn stam willen blijven en hem willen helpen de nahum-stammen te verslaan en te plunderen. Nog veel meer bijzonderheden biedt Nesbitt's boek. te veel 0111 op te noemen. Intussclien is liet van het begin tot het einde de moeite van het lezen dubbel waard, want het geeft den lezer een zuiveren, onbevooroordeelden kijk op een land, dat thans in het brandpunt der belangstelling van geheel de wereld staat.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1935 | | pagina 7