door Frank Buck
mmn
v*> •"Z
*r'
22
VUURBAL
beroemd groot-wildjager en schrijver van jachtverhalen
Haar oogen gloeiden van haat
haar lichaam was gelijk een
laaiende boschbrand, dreigend alles
op zijn pad te vernietigen. Dat
was Vuurbal, het gevaarlijkste en
wildste luipaardvrouwtje, dat ik
ooit gezien heb en toch m'n fa
vorite. Waarom, dat zal ik u in
deze geschiedenis vertellen.
MISSCHIEN bent u het heelemaal niet met
mij eens wanneer ik den luipaard tot het
machtigste en wildste dier van de wildernis
bestempel. Een luipaard zal niet aarzelen
om een vechtlustigen waterbuffel, die tienmaal z'n
gewicht heeft, aan te vallen en tien tegen een, dat
de luipaard als overwinnaar uit den strijd komt.
Z'n sterke tanden en klauwen, enorme vasthoudend
heid en spierkracht, een ontembare aard en on
verzettelijke wil maken hem tot de wildste en meest
gevreesde van alle rimboe-bewoners.
Behalve dezen hevigen vechtlust heeft hij een
valschen trek in z'n natuur, en wordt daarom zeer
terecht beschouwd als het meest onsympathieke
heerschap, dat in de oerwouden van Malakka rond
loopt. Een welopgevoede tijger, bijvoorbeeld, zal
niet van z'n pad afdwalen om met een ander dier
'ns gezellig te bakkeleien. Hij gaat rustig z'n gang
tot hij een prooi gevonden heeft, keert dan naar z'n
leger terug en blijft daar tevreden liggen soezen,
totdat een knorrige maag hem weer aan den harden
strijd om het bestaan herinnert.
Doch luipaarden dooden alleen om het genot
van te dooden. Een luipaard zal een kilometer van
z'n weg afwijken uit pure vreugde een antilope met
een zijner machtige voorpooten te kunnen neerslaan.
Wanneer hij er in slaagt zichzelf tot een amok-stem-
ming op te werken, durft hij zelfs den strijd aan te
binden met een slang van driehonderd pond zwaar
en tien meter lengte.
Niets is te groot voor hem om aan te vallen, en
niets te sterk om hem z'n kunsten af te leeren. Deze
natuurlijke geaardheid van den luipaard maakt
het verhaal van Vuurbal bijzonder interessant.
Want Vuurbal, een nevel-luipaard, zoo gevaarlijk
en valsch als ik ze in m'n jarenlange carrière zelden
gezien heb, werd in den ongeloofelijk korten tijd
van dertig seconden zoo tam en gewillig als een
gewone kat.
Vuurbal was een nevel-luipaard. Er zijn drie soor
ten luipaarden, zwarte, gevlekte en nevel-kleurige.
In dierentuinen en circussen hebt u waarschijnlijk
talrijke gevlekte luipaarden gezien, en slechts een
paar zwarte. Maar de nevelkleurige zijn verreweg
de zeldzaamste. Zelfs de sdkoi, de inboorlingen die
de oerwouden van Malakka bewonen, ontmoeten
maar zelden een exemplaar van het nevelachtige
soort.
Ik was dan ook reuze in m'n schik, toen ik Vuur
bal aan m'n verzameling kon toevoegen. Ik ving
haar in een boom nogal een vreemde plaats om
een luipaard te vangen. De gebruikelijke methode
om een luipaard te verschalken is door middel van
een lokaas en een valdeur naast het rimboe-pad.
Vuurbal stelde mij voor een moeilijker probleem,
nadat ik haar urenlang door de rimboe-modder
gevolgd was. Ze klom in een boom en nam een af
wachtende houding aan. Ik schoot den tak, waarop
ze zat, onder haar weg en liet haar door eenige
inboorlingen in een bijzonder sterk net opvangen,
toen ze naar beneden viel.
Geheel in het net verstrikt, werd ze naar het kamp
gedragen en in een houten kooi geplaatst, welke
ik speciaal voor dat doel gereed gemaakt had. Toen
openbaarde zich de ware luipaard. Ze bezorgde zich
onmiddellijk den naam van Vuurbal. Er was geen
andere term, waarmee we haar beter konden be
schrijven. Ze straalde letterlijk vuur uit. Haar oogen
gloeiden, haar slangvormige staart leek wel een door
den wind opgeblazen vuurtong, en haar lichaam deed
mij denken aan een laaienden boschbrand, dreigend
alles op zijn weg te vernietigen.
„Ze is een verschrikkelijke luipaard, toean," zei
Ali, de opzichter der inboorlingen, bijna eerbiedig,
„ik heb nog nooit zoo'n groote kuching gezien. Een
slechte rimboe-god is in haar ziel gevaren."
Ook ik had nog nooit zoo'n prachtige luipaard
gezien. Ze was een wondermooi exemplaar van de
nevel-variëteit, groot en glanzend en volmaakt
honderd en vijftig pond dreigende tanden en klau
wen. Maar ze was wilder dan alle andere kuchings,
die in den loop der jaren m'n pad gekruist hebben
en dat zijn er niet weinig Ik heb er zelfs een gade
geslagen in een gevecht op leven en dood met een
enormen python de vliegensvlugge luipaard sclieur;
de het gladde, kronkelende slangenlijf in flarden,
totdat hij eensklaps in een ijzeren greep be
kneld raakte en brullend van pijn in elkaar ge
perst werd.
Doch Vuurbal overtrof alle andere in razernij
en ontembaarheid, terwijl ze zich opnieuw en op
nieuw tegen de tralies van haar kooi wierp en met
haar glanzende tanden blazend en grommend in
het harde hout beet.
„We moesten die kooi maar wat versterken," zei
ik. „Geef me wat spijkers en een hamer, Ali."
Het versterken der kooi was feitelijk een com
pliment aan 't adres van Vuurbal. De inboorlingen
van Malakka kunnen van hout kooien vervaardigen,
die zoo sterk zijn als van staal. Ze gebruiken daarvoor
rimboe-hout en raltan een taaie klimplant, uit
stekend geschikt ter vervanging van touw en
L/
'n Vriendelijke begroeiing.
het resultaat is een stevige gevangenis, waarin de
wildste dieren, hoe groot ze ook zijn mogen, zonder
kans zich te verwonden of hun bewakers letsel toe
te brengen, opgesloten kunnen worden.
Vuurbal's volhardende worsteling om de verloren
vrijheid te herwinnen had mij behoedzaam gemaakt.
Ze was een zeer waardevol exemplaar en ik wilde
haar niet graag verliezen. De gedachte, dat ze de
tralies eensklaps zon verbreken en op mij en de
inboorlingen zon afstuiven, deed mij huiveren.
Zelf timmerde ik een handvol spijkers in het hok
en durfde pas te herademen, toen ik mij er terdege
van overtuigd had, dat er voor de luipaard geen ont
komen aan was. Zooals ik reeds eerder zei, had ik
nog nooit een luipaard gezien, die zich zoo fel tegen
z'n gevangenschap verzette, en indien Vuurbal
haar woeste pogingen om los te breken niet spoedig
staakte, konden we elk moment het ergste verwach
ten.
„Als ze daar uit weet te ontsnappen, ben ik
niet waard veldmuizen te vangen," zei ik tegen
Ali, met den hamer in de hand terugstappend.
„We zullen haar scherp in 't oog houden, toean,
't Is me er ditmaal eentje. Ze heeft een rimboe-god
in haar ziel."
Tk voelde mij door Ali's vreesachtige praatjes aan-
getast en bevond mij allesbehalve op m'n gemak.
De avond begon te vallen en wanneer de schemering
over de rimboe daalt, komt zij plotseling gelijk een
net, dat uit de ruimte valt en alle lichten snel ver
dooft.
De inboorlingen van Malakka zijn bijgeloovig.
Gebeurtenissen in hun geheimzinnige omgeving,
welke tot hun simpelen geest niet met volkomen
helderheid doordringen, schrijven ze toe aan den
boozen invloed van toornige rimboe-goden. Ik ben
niet bijgeloovig, maar in de snel toenemende duister
nis kwam het mij een oogenblik voor, dat een booze
demon zich van de ongelnkkige luipaard had mees
ter gemaakt en haar aandreef tot een paroxysme
van haat en verbittering. Haar gegrom en gebrul
had in de tropische schemering veel weg van dui-
velsch gehuil en ze hield niet op haar machtige
lichaam tegen de buigende tralies van haar nauwe
gevangenis te werpen
Eensklaps scheen haar woede te bedaren. Ze bleef
doodstil staan. Door de ruwe tralies gluurde ze mij
aan, zóó onheilspellend en boosaardig, dat ik mij
van schrik voelde verbleeken. Al de opgekropte
haat en woede van de teugellooze rijnboe vlamden
in haar glazige oogen. Doch meer dan dit oogenblik
had ik niet noodig om Ali's demonen voor altijd uit
m'n gedachten te bannen. Het was de eerste keer,
dat de luipaard had opgehouden inet draaien,
krabben en vechten, de eerste keer, dat ik haar 'ns
goed had kunnen opnemen. En deze eene blik was
voldoende voor mij om een verklaring te vinden
voor Vuurbal's vreemde handelwijze.
„Ali," schreeuwde ik, „de luipaard moet ergens
jongen hebben."
Ik had juist geraden. Nog een strakke blik in
het laatste licht van den stervenden dag en ik wist
met zekerheid, dat de luipaard slechts kort te voren
haar jongen gevoed had.
„Ada, toean ja," stemde Ali in. „De jonge
Eenige prachtige jachtluipaar
den in Artis te Amsterdam.