i'* 0 '-/'éi m2
23
kuchings moeten ergens in't boscli zijn. Ik heb den
heelen tijd wel geweten, dat er geen denionen in de
rimboe waren."
Ik lachte. Niettemin voelde ik mij opgelucht.
Vuurbal's rusteloosheid en woede, vergezeld door
de plotseling opkomende duisternis, hadden mij
danig van de wijs gebracht. De oplossing van het
raadsel verheugde mij en het vooruitzicht misschien
wel een paar welpen te kunnen bemachtigen, deed
mij de doorstane angsten spoedig vergeten. Als
ik er in slaagde, ze te vinden, zonden ze een lief
sommetje voor mij beteekenen. Nevelluipaarden
zijn zeldzaam en een paar nevelluipaarden-welpen
moesten oen klein kapitaaltje, opleveren.
Ik sliep dien nacht maar weinig. De voornaamste
reden was wel, dat Vuurbal met haar gehuil en gegrom
de rimboe wakker hield. Ze verslapte geen moment
na dien eenen valschen blik, welken ze mij in het
begin van den avond toegeworpen had. Urenlang
vergastte zij ons op haar verschrikkelijke serenade
van haat en venijn.
Zonder Vuurbal's symplionie der razernij zou ik
toch wel wakker gebleven zijn. Ik beraamde allerlei
plannen om haar welpen op te sporen. Zoo'n gelegen
heid bood zich geen tweede maal en ik moest haar
dus met beide handen aangrijpen. Ik begreep nu
pas waarom Vuurbal zich tijdens de achtervolging
in een boom verscholen had in plaats van op den
grond te blijven. Ze had ergens een nest met welpen
en wilde mij op een dwaalspoor brengen.
Den volgenden morgen verzamelde ik de inboor
lingen om mij heen. Vuurbal was nog steeds een
bundel spieren en geprikkelde zenuwen.
„De kuching heeft jongen," zei ik, „en we moeten
ze vinden. Waarschijnlijk liggen ze in een hol hier
ergens in de buurt. We kunnen ze niet aan hun lot
overlaten."
Vuurbal's karakter-grootheid begon ondertus-
schen een diepen indruk op mij te maken. Haar
wanhopig verzet, geïnspireerd door haar natuurlijk
verlangen naar haar kinderen terug te keeren, was
zoo prachtig, dat het een geweldige bewondering
in mij opwekte. Ik begeerde deze welpen te vinden
om ze voor sterven te behoeden en hen aan hun moe
der terug te geven en niet 't minst voor mijzelf.
„Verspreid je allemaal," beval ik den inboorlingen,
„en volg elk luipaardenspoor, dat je tegenkomt.
Een ervan moet zeker naar het hol leiden."
Indien u nog nooit in een rimboe geweest bent,
kunt u zich moeilijk voorstellen hoeveel sporen
van wilde dieren je ontdekt als je er speciaal naar
gaat zoeken. De rimboe-paden zijn zacht en nat en
de dieren, die ze passeeren, laten op talrijke plaatsen
sporen achter. Toch kan men een bepaald dier
langen tijd door de rimboe volgen, doch wanneer er
zich nog meer voetindrukken van dezelfde diersoort
langs den weg voordoen, raakt men het juiste spoor
gemakkelijk kwijt.
De rimboe is donker. De eigenlijke oppervlakte
is bedekt door vier lagen het taaie gras, dat zich
niet hoog van den bodem opricht, de grootere
planteu en het struikgewas, waardoor het gaan
sterk belemmerd wordt, de kleinere boomen, die
overal schijnen te kunnen tieren en de geweldige
doerians, woudreuzen, die twee honderd voet naar
den wazigen en nooit zichtbaren hemel oprijzen.
Losgelaten klim- en slingerplanten vallen van
deze giganten der flora als een netwerk naar beneden
en somtijds is de plantengroei zóó weelderig, dat
men op een onverwinbaren muur van levend groen
stuit en op z'n schreden terug moet keeren.
Den ganschen dag vochten en baanden wij ons
een weg door deze wildernis. Met onze parangs
scherpe messen ter grootte van een klein zwaard
hakten en sloegen wij slingerplanten naar beneden
en kropen door nauwe openingen in het lage hout
gewas, waarbij we onze handen verwondden en
onze kleeren openhaalden aan scherpe doorns en
verraderlijk uitstekende takken.
We volgden ieder luipaard-spoor, oud en nieuw,
dat wij tegenkwamen. Sommige leidden naar
drinkplaatsen, andere verdwenen in het ondoor
dringbare kreupelhout. Geen hunner voerde naar het
leger of hol van Vuurbal.
Ik voelde mij neerslachtig toen we dien avond ons
kamp opzochten. En m'n stemming werd er niet
beter op, toen Ali. die achte^ebleven was om op
Vuurbal te letten, mij rapporteerde
„De kuching wil niet eten, toean. Ze raakt niets
aan en loopt maar op en neer in haar kooi. Ze heeft
den heelen dag gebruld."
Jachtluipaard in Artis te Amsterdam.
De laatste bijzonderheid had hij mij niet hoeven
te vertellen. Ik had haar gehuil al opgevangen,
toen ik nog een halven kilometer van ons kamp
verwijderd was, wild en gespannen, met een wereld
van haat en dolle woede in haar grauwen. Ik besefte,
dat ik op 't punt stond een waardevolle luipaard
te verliezen. Indien we Vuurbal er niet toe konden
bewegen te eten, zou ze zeker den hongerdood ster
ven. En hetzelfde lot zou onvermijdelijk haar welpen
treffen, ergens verborgen in de dichtheid van de
rimboe.
Ik ben geen sentimenteel man. In mijn beroep
kan ik met bepaalde gevoelens geen rekening houden.
Ik voorzie de dierentuinen der groote Amerikaansche
steden van zeldzame dieren en er is mij dus alles
aan gelegen ze levend en wel aan m'n cliënten af
te leveren. Dood hebben ze voor mij geen waarde.
In m'n lange, veelbewogen carrière heb ik nog nooit
een dier opzettelijk verwond of gepijnigd daarvoor
is m'n liefde en respect, zelfs voor het gevaarlijkste
beest, te groot. En ik besloot dien nacht Vuurbal
de verloren vrijheid terug te geven, indien ik er
niet in slagen mocht, haar welpen te vinden. Ik wist,
dat ze in haar moederlijke bezorgdheid onmiddellijk
naar hen toe zou gaan om hen te voeden en te ver
plegen.
Tk bracht een tweeden slapeloozen nacht door. Vuur-
bal braakte letterlijk vlammen. Niets vermocht
haar te kalmeeren. Ze had slechts één begeeren
bloedige wraak, en wilde liever sterven dan eenig
voedsel tot zich te nemen. Nimmer heb ik zoo'n
prachtige luipaard aanschouwd. In m'n verbeelding
stelde ik mij haar voor als een glanzenden bal dierlijk
dynamiet, onophoudelijk doch tevergeefs losbarstend
tegen een onwrikbaar voorwerp, een eenvoudige
houten kooi, door meuschenhanden vervaardigd.
Ze was superbe in den hopeloozen strijd, een razend
phantoom, onvermoeibaar heen en weer sluipend
in het zilveren maanlicht achter een schaduwachtigen
muur van zwarte tralies.
Den volgenden morgen speelde ik tegen de in
boorlingen danig op m'n poot
„We zullen en moeten het hol van de kuchings
vinden," zei ik. „Jullie moet ditmaal zoeken zooals
je nog nooit gezocht hebt. Laat niets onberoerd.
Geef je oogen goed den kost. Vooruit
We haalden de heele rimboe ondersteboven.
Parangs sneden door klim- en kruipplanten alsof
het touwtjes waren. We volgden ieder spoor van
Vuurbal van het punt, waar we haar het eerst in
den boom aangetroffen hadden. We speurden naar
klauw-indrukken als waren liet gouden tient jes,
kilometers ver in den muf riekenden bodem van het
oerwoud.
Indien u zich nog nimmer een weg gebaand hebt
door een tropische wildernis, terwijl de zon er lood
recht op te branden staat, kunt u zich van onze
moeilijkheden ook maar geen flauw denkbeeld vor
men. De temperatuur reikt tot boven de honderd
graden in de schaduw en de schaduw is even nevelig
en vochtig als een rivierbed. Het zweet stroomt in
straaltjes langs je gezicht en je body. druppelt in je
mond en verblindt je oogen met felle pijn als worden
ze gestoken met gloeiende naalden. Bloedzuigers
kleven klam aan je handen en voeten en verschuilen
zich onder je kleeren. Braambosschen krabben je
huid open en te laat bemerkte doorns krassen over
je gezicht en handen. Je komt slechts tergend lang
zaam vooruit en als je geen vast doel op 't oog hebt,
ben je al spoedig geneigd er den brui van te geven.
Doch ik liad een doel ik moest eu zou Vuur
bal's welpen vinden. En ik hèb ze gevonden. Op een
plek waar je niet aan denken zou ze te gaan zoeken
in een uitgehold nest onder een boom. Hard
geworden modder-indrakken van luipaard-pooten
brachten mij op 't idee, doch ik was reeds zooveel
keeren teleurgesteld, dat ik maar weinig goeds van
liet spoor verwachtte, toen ik m'n hand in het hol
stak.
Maar wat was ik gauw van meening veranderd
'k Ondervond eensklaps een gewaarwprding alsof er
een gloeiende pook over m'n hand gehaald werd eu
trok m'n arm snel terug. Jonge klauwen hadden zich
instinctief tegen een vreemden indringer verweerd.
„Ali, Ali," riep ik. „Ik heb ze gevonden
Zorgvuldig tastte ik naar de wollige nekken der
verwoed blazende luipaard-welpen en stopte ze in
een gonje-zak. Ze waren al even boosaardig als hun
moeder en beten zoo heftig, dat we met de grootste
omzichtigheid te werk moesten gaan.
Toen we in het kamp terug waren liet ik een kleine
kooi in elkaar timmeren en sloot er de kwaadaardige
babies in op.
Ze waren zóó hongerig, dat ze gretig de geconser
veerde melk inslurpten, welke hun door middel van
holle bamboe-stokken werd toegediend een voe
dingsmethode waarmee je dikwijls nogal narigheid
beleven kunt. Ik verzorgde ze met eigen handen eu
hun bolle buikjes deden de overtuiging in mij groeien,
dat ik ze levend en wel in het verre Amerika zou kun
nen afleveren.
Vuurbal wist nog maar van geen ophouden. Ze
liep rusteloos in haar kooi op en neer, ontblootte
haar gevaarlijke tanden en gromde wild naar iedere
schaduw, welke zij achter de tralies van haar nauwe
verblijf kon liespeuren. Ze had niet gegeten of ge
slapen sinds het oogenblik dat ze in mijn netten ver
strikt geraakt was. Ontembaar en onvermoeid be-
beukte ze de wanden van haar nauwe gevangenis,
een ieder tartend onder het bereik van haar vreese-
lijke klauwen te komen.
Ik kreeg plotseling een idee en wilde het terstond
uitvoeren.
„Ali," riep ik, „laat de kooi met de kleine kuchings
tegenover die van Vuurbal zetten."
Dit besluit verschafte mij een van de grootste
genoegens, welke ik in m'n jarenlangen omgang met
wilde dieren gekend heb. Niet zoo gauw hadden de
inboorlingen de welpen bij Vuurbal gebracht of een
zeldzame ommekeer voltrok zich in liaar. Ze hield
plotseling op met grollen en grommen. Haar scherpe
oogen vestigden zich op de kooi tegenover haar en
ontwaarden de twee babies. Deze oogen schenen hen
te willen doorboren en iedere spier en vlek op hun
bonte pelzen te lezen. Ze scheen elk welp afzonderlijk
te wegen, het gewicht en den groei te schatten, de
lijnen van hun mollige lichaampjes te meten en naar
de gezondheid van ieder welp te. gissen.
En dan, alsof ze zich geheel met het leven en de
wereld verzoend had, legde Vuurbal zich neer in haar
kooi. Ze schoof haar prachtigen kop ver vooruit op
haar voorpooten en staarde naar haar kinderen met
rustige, zorgvolle oogen. En wetend dat haar welpeu
veilig bij haar waren, zonk ze vredig in slaap als een
huiskat op haar lievelingsstoel.
Vuurbal maakt thans deel uit van een Ameri-
kaansch circus en haar twee kinderen leiden een lui
leventje in den stedelijken dierentuin van St. Louis.
Doch van alle luipaarden, die ik in m'n twintigjarige
loopbaan gevangen heb, zal Vuurbal m'n favorite
blijven. Want nog nooit in m'n leven heb ik een dier
ontmoet, dat zulke bewonderenswaardige eigen-
schappen van moederliefde aan den dag legde.