HAKEN EN BREIEN
Baby-jasje
Kraagje
Slip-over
36
DE haak- en breiwoede lieerscht weer alom
Het is een soort ongevaarlijke ziekte, die
nooit heelemaal verdwijnt en waarvan het
verloop zich kenmerkt door „langdradig
heid"
Onder onze lezeressen tellen wij tientallenneen,
zonder overdrijving mogen wij gerust zeggen
honderdtallen van ijverige breisters. Er zijn dames,
die aan haardriehonderdste pullover bezig zijn
Wij stellen ons voor ten gerieve van al deze nijvere
handen een gansche serie haak- en brei-modellen te
geven. Met opzet kozen wij die modellen, die ook door
de minder geoefenden kunnen worden vervaardigd
zonder al te veel hoofdbrekens.
Wij openen onze serie met een snoezig baby-jasje,
een gehaakt kraagje, en een jumper met gaatjes-ver
siering.
Het jasje vraagt maar heel weinig wol (ongeveer
75 gram) en is werkelijk in een ommezientje klaar.
Wolrestjes kunnen hiervoor uitstekend dienst doen.
Hebben we lichtblauwe en witte of lichtblauwe en
rose wol, wat let ons dan om beurtelings banden in
een dezer kleuren te breien Het effect zal er des
te aardiger door zijn.
Ook kunnen wij het bovenstukje met de mouwtjes
in afstekende kleur of half afstekend breien. Met
dit laatste bedoelen wij 1 pen wit, 1 pen lichtblauw
en dan het ondergedeelte effen wit of effen licht
blauw.
Het kraag- en manchetgarnituurtje (de manchetten
worden precies als het kraagje gehaakt, alleen klei
ner van omvang) wordt van fijn écru-kleurig Anker
cordonnet inercerisé-garen No. 30 gehaakt. Benoo-
digd voor kraag en manchetten 2 kluwentjes van 20
gram.
Voor de slipover hebben wij aan wol ongeveer 2
knotten van 100 gram noodig.
Heel aardig staat het om den opengewerkten drie
hoek in afstekende kleur of in een donkerder tint
van dezelfde kleur als het overige gedeelte te breien
Men begint dit jasje bij den rug.
De rug:
Opzetten 60 steken.
Hierop breien 72 toeren. 3 recht. 3 averecht inet.
verspringen bij iederen toer.
Dan volgt 1 gaatjestoer 1 omslaan, 2 samen -
breien. Herhalen vanaf
Hierna zet men aan beide zijden van de pen
40 steken erbij op, voor de mouwtjes, zoodat men
nu 140 steken op de pen heeft (60 en 2 maal 40).
Hierop worden 15 pennen heen en terug recht
gebreid.
Daarna worden in het midden 30 steken afgekant
voor den hals.
Met 1 kant gaat men nu verder en breit weer
15 toeren recht, waarbij aan de zijde van de hals
uitsnijding er bij iederen toer 1 steek bijgemeerderd
wordt.
Nu worden de 40 steken, die voor het mouwtje
opgezet zijn. weer afgekant, waarna men voor het
voorpand 30 steken op de pen moet hebben.
Eerst wordt nu weer een gaatjestoer gebreid,
en daarna 72 toeren 3 recht, 3 averecht met ver
springen bij iederen toer. Daarna afkanten. Men
heeft nu den rug met mouw en 1 voorpand.
Het andere mouwtje met het daaraan gebreide
voorpand wordt evenzoo afgebreid.
De mouwtjes en de zijnaden worden nu dicht
genaaid.
De hals en de manchetjes worden met een picotje
omgehaakt 1 vaste. 3 lossen. 1 vaste in den eersten
losse, 1 vhste).
De mouwtjes worden een eindje teruggeslagen,
waardoor men een manchetje krijgt.
Door den gaatjestoer wordt tenslotte een wit
lint geregen en het jasje is klaar
Opzetten 34 lossen. Er wordt ingestoken in de
achterste lus van iederen steek.
Ie toer vasten.
2e toer
3e toer
4e toer
5e toer 13 vasten, 1 half stokje, 1 losse, 2 stok
jes, 1 losse, 2 stokjes, 1 losse, 2 stokjes, 1 losse, 2
stokjes, 1 losse. 2 stokjes, 1 losse, 4 stokjes om-
keeren.
6e toer: 4 stokjes. 1 losse, 2 stokjes, 1 losse, 2
stokjes. 1 losse, 2 stokjes, 1 losse, 2 stokjes, 1 losse,
2 stokjes, 1 losse, 2 stokjes, 1 losse. 2 stokjes, 1 losse.
1 half stokje, 7 vasten.
7e toer als de vijfde.
5 toeren vasten overhaken.
Herhalen vanaf den 5den toer.
Men haakt verder tot men 20 open waaiertjes
heeft verkregen, waarna liet kraagje afgewerkt wordt
met de 4 toeren vasten waarmede men begonnen is.
Tenslotte wordt de bovenkant omgehaakt met 1
toer vasten.
Voorpand.
Opzetten 88 steken.
Men breit den boord 2 recht 2 averecht, onge
veer 8 cm. hoog.
Ie toer 11 recht 66 averecht 11 recht.
2e toer: 11 averecht; 1 omslaan; 2 samen-
breien herhalen vanaf 11 averecht.
3e toer 13 recht 62 averecht 13 recht.
4e toer: 13 averecht; 1 omslaan, 2 samen-
breien herhalen vanaf 13 averecht.
5e toer 13 recht 58 averecht 15 recht.
6e toer 15 averecht 1 omslaan 2 samen-
breien herhalen vanaf 15 averecht.
Aan iederen kant breit men zoo steeds een gaatje
minder. Men gaat door, tot men 1 gaatje overhoudt.
Daarna breit men met trirotsteek verder 1 pen
recht, 1 pen averecht, tot men een hoogte heeft
van 26 cm. vanaf den boord.
Voor het armsgat kant men nu aan iedere zijde
4 steken ineens af, en bij vijf opeenvolgende toeren
aan iederen kant 1 steek, zoodat men in het geheel
aan beide kanten 9 steken afkant.
10 pennen boven het armsgat kant men in liet
midden 20 steken af voor de halsopening en ver
volgens aan iederen kant nog 5 steken in den loop
van het voorpand. Men breit rechter en linkerlielft-
nu na elkaar af.
Als men ongeveer 16 cm. hoog heeft gebreid vanaf
het armsgat, kant men den schouder af.
Zoo wordt eerst het eene en dan het andere voor
pand afgebreid.
De rug.
Opzetten 76 steken.
De boord als bij het voorpand.
Ie toer 5 recht 66 averecht 5 recht.
2e toer 5 averecht1 omslaan 2 samen-
breien herhalen vanaf 5 averecht
3e toer 7 recht 62 averecht 7 recht.
4e toer 7 averecht 1 omslaan 2 samen-
breien herhalen vanaf 7 averecht.
Verder doorbreien als bij het voorpand.
Voor het armsgat aan iederen kant 4 steken ineens
afkanten en vervolgens bij vijf opeenvolgende pen
nen nog 5 steken in totaal.
Op 40 pennen boven het armsgat in liet midden
14 steken afkanten voor de halsopening.
Bij drie opeenvolgende pennen nog 3 steken min
deren in totaal.
Men breit in het geheel na de mindering van 14
steken nog 10 pennen. Dan wordt de schouder af
gekant. Den anderen kant breit men tegenovergesteld
gelijk.
Hierna wordt de slip-over in elkaar gezet.
Op 3 pennen worden de steken van de halsopening
opgenomen, waarna men met. 4 pennen hierop een
boordje breit van 2 recht, 2 averecht en wel 7
toeren hoog.
De armsgaten worden op dezelfde manier afge
werkt.
Voor de boordjes neemt men een stel fijnere pen
nen.