SLOT liet beicakersvertrek in het souterrain van Ipatiev's u oning, waarin de ongelukkige Gzarenfamilie in den nacht van 16 Juli 1918 haar doodvonnis moest aanhooren: „U denkt, dat uw vrienden „de Witten" u zullen bevrijden en dat u ontkomen zult naar Engeland en nog eens den troon zult bestijgen Wel, dat zult u niet! De Sovjet van den Oeral veroordeelt u en uw familie tot den dood, wegens uw misdaden begaan aan het Russische volk!...." Onmiddellijk na voorlezing van dit „vonnis" richtten de kogels van de Tsjekisten Yourovsky, Vaganoj en Ermakov een bloedige slachting onder de weerloozen aan. ERMAKOV'S oogen, met bloed doorloopen, waren zoo wild geworden bij deze bloedige herinneringen, dat het leek, of hij krankzinnig geworden was. „Ik vuurde mijn Mauser op de Czarina af. Op acht voet afstand ik kèn niet missen. Ik schoot haar recht in den mond in twee seconden was zij dood. Toen vuurde ik op dokter Botkin. De kogel trof hem in den hals. Hij smakte achterover. Yourovsky schoot op dat oogenblik den Czarewitch van zijn stoel. De kok was in zijn hoek op de hurken gaan zitten. Ik trof hem de eerste maal in zijn lijf toen in zijn hoofd. De kamerdienaar ging ook tegen den vloer wie hem raakte weet ik niet. Vaganof had intusschen opruiming gehouden onder de meisjes. Zij lagen over elkaar op den grond, kreunend en stervend. De jongste twee, Maria en Anastasia, waren naast dokter Botkin neer gevallen. Het licht was slecht en de kamer hing vol kruit damp, zoodat wij niet altijd zuiver konden mikken. Zoo kwam het, dat allen niet terstond dood waren. Een van de getroffenen moet de heele kamer nog doorgekropen zijn vanuit den hoek naar de deur opening. Waarschijnlijk is het de knecht geweest. Later vonden we daar nog kogelgaten in de vloer planken. Ik geloof niet, dat een van ons het kamermeisje trof. Zij was in haar hoek gekropen en had zich verborgen achter haar kussens. Een van de bewakers we hadden ze binnen geroepen, om de laatste hand aan het karwei te leggen doorstak haar keel met zijn bajonet. De Czarewitch was ook niet dood hij kreunde en bewoog zich nog. Yourovsky schoot hem nog twee kogels in zijn hoofd toen was het met hem gedaan. Anastasia bleek eveneens nog in leven te zijn. Een der bewakers wierp haar op den rug. Zij gilde, maar hij sloeg haar dood met de kolf van zijn geweer. De schoten waren natuurlijk gehoord door de raad gasoline en zwavelzuur. Ik liet er Vaganof en een sectie soldaten bij achter, om ze te bewaken en het terrein af te zetten. Toen keerde ik naar de stad terug, om met Yourovsky te gaan over- bewakers, die boven waren gebleven. Zij begrepen terstond wat er gebeurd was. Velen kwamen toege- loopen, om naar de lichamen te zien, zoodat de gang en de kamer weldra vol soldaten waren. Een paar van hen werden bij het zien van zooveel bloed onpasselijk en moesten zich haastig verwijderen. Intusschen beval Yourovsky den Tsjekisten, de dooden van jassen en hoeden te ontdoen en alle sieraden, papieren en andere voorwerpen bij elkaar te zamelen. Toen dit gebeurd was, wikkelden we de lijken in lakens en dekens en stapelden ze in den wagen. Een dozijn mannen belastten we met het opruimen van de kamer - er had zooveel bloed gevloeid, dat pantoffels, kussens, handkoffers en andere voorwerpen ronddreven, als in een rood meer. Daarna vertrokken Vaganof en ik met de truck naar de mijnputten. Het was toen ongeveer twee uur in den morgen. De weg was verschrikkelijk slecht, zoodat we niet minder dan twee uren noodig hadden, om 'n afstand van achttien kilometer af te leggen.Toen we aan de mijn kwamen, brak de dageraad dan ook reeds door en begreep ik, dat we nu geen tijd meer hadden, om de lijken op te ruimen. Ik bestemde er dus den volgenden nacht voor. Wij stapelden de lichamen op naast onzen voor- De volgende dag was een Dinsdag, 17 Juli. Dien dag assisteerde ik Yourovsky bij het inventariseeren en inpakken van de eigendommen der Czaristische familie juweelen, ikonen, dagboeken, corres pondentie en nog veel meer. Al die dingen werden toevertrouwd aan een onzer commissarissen, die ermee naar Moskou vertrok, om ze over te dragen aan het Centraal Comité. Om ongeveer tien uur 's avonds, toen het donker genoeg was naar mijn zin, vertrok ik naar de mijnputten en bevond alles nog in denzelfden toestand. Bij het licht der lampen droeg ik de lijken in een legerwagen, laadde ook de vaten gasoline en zwavelzuur en het hout in, en reed hiermee den hoofdweg af naar een twee kilometer verder gelegen mijnput. In dezen put bouwden we een brand stapel van gehakt hout, groot genoeg om er alle lijken op te leggen twee op elkaar. Wij goten vijf vaten gasoline en twee kruiken zwavel zuur over alles uit en staken vervolgens het hout in brand. De gasoline zette alles onmiddellijk in lichte laaie. En ik bleef erbij om te zc dat zelfs geen vinger nagel of 'n beensplin wteerd achterbleef. Want ik wist,dat als de V>' -ts dergelijks vonden, zij het zouden beschouwe:.- ~oeren als een heilige reliquie. Toen de stapel uitgebrand was, wierp ik alle lichaamsdeelen, die onverbrand waren gebleven, bij elkaar, bouwde een nieuwen brandstapel en goot nog meer gasoline uit. Wij moesten het vuur langen tijd onderhouden om de schedels te doen verbranden. Maar ik was niet tevreden, vóór de brandstapel en alles waartoe hij diende, volkomen tot aschpoeder verpulverd was. Eindelijk was alles vernietigd. Ik nam een schop en schepte de aschresten in de leege gasoline-vaten de asch van de lichamen en van het hout dooreen- gemengd. Zelfs geen spóórtje asch liet' ik achter. Dicht in de nabijheid was een groote plas regen water blijven staan. Wij goten dit uit over de plek van den brandstapel, zoodat zelfs de sporen daarvan weggespoeld waren. Toen droegen wij eindelijk de De vermeende Grootvorstin Anastasia, die zich in haar ijlkoortsen bekend maakte als een dochter van den Czaar. Zij beweerde in zwaar- geiconden toestand tijdens het vervoer der lijken naar den brandstapel door iemand te zijn gered, doch Ermakov ontkent ten stelligste dat dit mogelijk is geweest. Het geheim is nooit volledig tot klaarheid gekomen, doch de bewijzen voor de waarheid van haar bewering achtten velen zoo overtuigend, dat Prinses Xenia de tegenwoordige mevr. Leeds) haar als haar nicht, heeft erkend en haar heeft opgenomen in haar familiekring. Zij woont thans in New York.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1935 | | pagina 6