EEN KONING ALS KOK ^togo ^NSAlif. Bdnyeji Iasari |®r/rt BV"ta a,sdootj1u,""d~ 'SHAUTSHO .«POM* 's Morgens lector in de negertalen aan de BerKjnsche universiteit, 's middags koffie-zetter in een der groote restaurants van Berlijn, zoo leeft koning Bonifaeius Folli van Togo tevreden in het koele Noorden, en hij denkt er niet aan, naar zijn land en tot zijn oude waardigheid terug te keeren. NEEN, mijnheer, kok ben ik niet altijd ge weest mijn eigenlijke beroep is koning." Zoo verzekert ons Bonifaeius Folli, terwijl hij in bonten, fantastischen dos voor liet raam van een der Berlijnsche restaurants de koffie machines bedient. „Wanneer ik in mijn land had willen blijven, was ik er nu nog regeerend koning van Togo geweest en opperhoofd van den stam der Ewe-negers. Mijn familie bezit er de koninklijke rechten alleen het opperhoofd van de Ewe-negers kan tot koning van Togo worden uitgeroepen. Ik was achtentwintig jaar, toen ik koning werd. Hertog Adolf Friedrick van Mecklenburg, die in 1911 door Afrika reisde, bezocht mij bij die gelegen heid. Het beviel hem bij ons zoo goed, dat hij gerui- men tijd bleef vertoeven. En toen hij in 1913 naar Duitscliland terugkeerde, vroeg hij mij, als zijn lijfkok mee te gaan. Op die manier kon ik tenminste ook 'ns wat van de groote, vreemde wereld te zien krijgen. En het is me zoo meegevallen, dat ik niet meer naar mijn land terug wilde. In het begin van den grooten oorlog moest ik van mijn hertog scheiden" Folli's stem klinkt mat en kennelijk aangedaan „en toen stond ik alleen in de groote stad, waarheen hij me had meegenomen. De Duitsche taal gaf me nogal moeite, maar toch kon ik mij verstaanbaar maken, want zooveel had ik er al van geleerd in den tijd, dat mijn land nog een Duitsche kolonie was. Ik ben met een blanke vrouw getrouwd ook, in 1917, en we kunnen het nog altijd best samen vin den. En- in 1930 heeft de Pruisische regeering mij genaturaliseerd en zoo kon ik een benoeming krijgen aan het Oostersch Instituut van de Berlijnsche uni versiteit, als lector in de negertalen, bijzonder in de Ewe-t.aal. Maar er zijn maar zoo weinig studenten, die zich Bonifaeius Folli, toen hij op achtentwintigjarigen leeftijd tot. koning uitgeroepen werd. voor Afrikaansclie talen interesseeren ik krijg geen salaris, alleen maar vergoeding voor de gegeven lesuren. En nu heb ik een paar dagen geleden dit restaurant gevonden, waar een neger gevraagd werd om in een kleurig costuum de koffie te zetten, hier voor het straatraam, zoodat de voorbijgangers het bereiden kunnen zien en tot binnenkomen aan gelokt worden. Dat moet ik nu toch wel doen om behoorlijk te kunnen leven ik ben natuurlijk aangewezen op een beroep, waarin het me te stade komt, neger te zijn ik ben al eens portier geweest in een bar, in een bioscoop, kok in een ander restau rant, propagandist, en zoo. Zoo kan ik met mijn vrouw goed rondkomen, ik ben best tevreden en verlang werkelijk niet naar Togo terug. Ik hoef maar terug te reizen naar Togo en ik ben weer stamhoofd en koning, met alle eer, die dat meebrengt. Maar met een heeleboel zorgen en drukte ook Bij mijn vertrek heeft mijn oom, Fio Agbano II, mijn functies opgenomen. Volgens de heerscliende wetten moet hij die weer neerleggen, zoo- dra ik in het land kom. Maar ik zal me nog wel eens bedenken, eer ik de koningskroon weer opneem...." l)e koning van Togo als lector voor Afrikaansche talen in het Oostersch Instituut der universiteit van Berlijn. Fio Agbano II, de huidige koning van Togo, een oom van Bonifaeius Folli, die bij diens vertrek zijn waardig heden als opperhoofd der Ewe-negers en koning van Togo overnam-, en die weer onmiddellijk voor zijn neef zou moeten wijken, wanneer hij terugkeerde. Links een ho veling met den opperhoofdstaf der Ewe-negers, rechts een dienaar niet den koningsstaf

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1935 | | pagina 26