DE SLANG DES DOODS De schedel van een gijslang. Men telt drie gijttanden, maar een ervan is nieuw en moet een ouderen tand, welke op 't punt stond uit te vallen, vervangen. DE slang behoort nu niet direct tot de meest aangename vertegenwoordigsters van het dierenrijk, vooral niet wanneer men met een giftige soort heeft te doen. Ieder werelddeel heeft zijn exemplaren, die uiterst gevaar lijk zijn. Over het algemeen kunnen er slechts twee categorieën van menschen worden opgenoemd, die een meer dan gewone en tevens onbevreesde belang stelling aan den dag leggen voor slangen. Dat zijn de slangenbezweerders en de natuurkundigen, die een speciale studie van deze reptielen maken. Tot de laatste categorie behoort de geleerde Raymond L. Ditmars, een der voornaamste medewerkers van den dierentuin in New York. Zijn belangstelling gaat vooral uit naar den bushmaster, de grootste en gif tigste slang, die de Nieuwe Wereld kent. Hij weet ons dan ook talrijke bijzonderheden over dezen „heerscher van het struikgewas" te vertellen. Het was hem gelukt voor het eerst sinds vijfentwintig jaar om een bushmaster van Trinidad naar New York over te brengen. Het zeld zame exemplaar kon helaas in zijn nieuwe omgeving niet aarden en stierf na verloop van enkele maanden. Het dier had in dien tijd echter veel bekijks getrok ken en bij een zekere gelegenheid hoorde mr. Ray mond zich eenigszins uitdagend toevoegen „U beweert nu wel, dat de bushmaster de giftigste slang is van heel Amerika, maar waarom is hij dat Zoo op het oog ziet hij er niet gevaarlijker uit dan een ratelslang. Bewijst u eens wat u zegt." De geleerde vroeg zich af, of men niet eens wat meer vertrouwen kon stellen in wetenschappelijk vastge legde feiten. In dit geval bijvoorbeeld was het onmogelijk om een practisch bewijs te leveren. Niemand zou bereid zijn geweest zich te laten bijten door een ratelslang, met een horloge in de hand te controleeren hoe lang het zou duren voor hij den geest gaf, om dan aangenomen dat dit mogelijk was weer op te leven en met den bushmaster het zelfde experiment te herhalen. Alles met het doel om vast te stellen, welk gif het snelste werkte. Druppel voor druppel moet het gif van den bush master niet als het gevaarlijkste worden beschouwd. De tropische ratelslang spant hierin de kroon. Het kleine verschil in „gifkracht" wordt echter meer dan gecompenseerd door de afmeting van de dieren zelf. De tropische ratelslang bereikt zelden een lengte van meer dan 1 y2 meter, terwijl de gifttanden onge- dierkunde reeds sterk tot uiting kwam, vormde hij zijn eerste col lectie slangen. Door relaties in Trinidad werd hij in staat gesteld om slangen te ruilen waarschijn lijk op dezelfde manier, zooals de jeugd hier postzegels en sigaren - bandjes ruilt. Voor 53 min of meer gewone Noord-Amerikaansche slan - gen kreeg hij vijftien andere reptie len terug, en daaronder bevond zich een bushmaster van niet minder dan acht voet. Wij moeten ons thans voorstellen, dat de jonge mr. Ditmars zich enthousiast met zijn nieuwe vrienden ging bezig houden. De dieren hadden geruimen tijd in een bedompten, gesloten zak ge zeten en waren blij dezen te kun nen verwisselen voor de heldere en behaaglijke ligplaatsen in Ditmar's slangen vertrek. Het spreekt van zelf, dat hierhij de noodige voor zichtigheid in acht moest worden genomen, maar met behulp van een langen haak en vlak voor de ge opende kooideur kon alles vlot van stapel loopen. Doch de jonge slan genliefhebber had buiten den bush master gerekend. Mr. Ditmars stond vol bewondering naar de prachtig gekleurde slang te kijken, tot hij er zich plotseling van bewust werd, dat de massieve kop zich in zijn richting voortbewoog. In plaats van rustig de kooi binnen te glij - den, had zij zich naar den anderen kant gewend en maakte zich gereed om haar toekomstigen verzorger aan te vallen. Deze laatste deed snel een stap achteruit en had het ongeluk hierbij over een stoel te struikelen. Een geduchte slag naar het reptiel gaf hem den noodigen tijd om zijn evenwicht weer te herstellen. Telkens schoot de bushmaster naar voren, slingerde zich gedeeltelijk om den langen haak met do kennelijke bedoeling om zijn gifttanden te toonen en te gebruiken. Voor dien tijd had mr. Ditmars nog nimmer meegemaakt, dat een slang zóó fel kon aanvallen. Hij moest voortdurend een paar passen achteruit springen en het had er veel van weg, dat hij eenige malen in een cirkel zou blijven rondloopen. Hierbij moeten we er rekening mee houden, dat de jonge geleerde er bitter weinig voor voelde om het zeldzame exemplaar dood te slaan, hetgeen feitelijk het meest voor de hand had gelegen. Eensklaps bracht een in het vertrek aanwezige Een teekening van den bushmaster op '/6 van zijn natuurlijke grootte. veer 2% c.M. groot zijn. Op Trinidad vindt men daarentegen bushmasters, waarvan de lengte de drie meter nadert, terwijl in Zuid-Amerika zelfs exemplaren zijn gedood, die meer dan 3 y2 meter lang waren. En hierin ligt het verschil. De bush master „dient een grootere hoeveelheid gif toe" en zijn beet dringt ook veel dieper in het vleesch van het slachtoffer. In zulke gevallen vult de gif- productie van één keer een flinken theelepel en het ligt dus voor de hand, dat de werking hiervan veel gevaarlijker is. De beet alleen is echter niet de eenige factor, die in aanmerking moet worden genomen, indien men wil beoordeelen, of de eene slangensoort voor. den menseh gevaarlijker is dan de andere. Hierbij is ook van belang of het dier schuw is, zich snel terugtrekt en niet licht tot aanvallen kan worden geprikkeld. Van den bushmaster kan dit in geen geval worden gezegd. Evenals de meeste van zijn soortgenooten is de bushmaster niet bijster gebrand op een gevecht dat wil zeggen, wan neer hij volkomen met rust wordt gelaten. Maar er behoeft hem, opzette lijk of per toeval, ook geen haarbreed in den weg te worden gelegd, of hij gaat, bewust als hij zich is van zijn gevaar lijke wapens, onverbidde lijk tot den aanval over. Mr. Ditmars heeft in zijn jeugd iets dergelijks meegemaakt en hoewel het voorval slechts vier minuten duurde en reeds dertig jaar is geleden, kan hij zich alles nog heel scherp herinneren. Als jonge man, bij wien de belangstelling voor de

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1935 | | pagina 12