HET CARNEEREN
Handwerkjes voor onze kleine meisjes
door middel van
spuiten
DE damessporthandschoen, maat 6%, wordt
van beige of grijze wol gebreid (benoo-
digd ongeveer 70 gram).
Voor de rechterhand begint men boven
aan de kap met 120 steken op te zetten en breit
blokjes van 3 steken recht, 3 steken averecht,
telkens 3 toeren hoog met verspringen in heen- en
teruggaande toeren.
Ter weerszijden mindert men voor de schuine lijn
en wel ongeveer 1 blokje ter weerszijden, wegminde-
ren gedurende 3 toeren.
Men breit 28 blokjes hoog, waarna het werk wordt
van de eerste pen af en zet dan alle andere steken,
tot op de laatste 6 na van de 4e pen, op een hulppen
of veiligheidsspeld. Voor den wijsvinger 8 steken
nieuw opzetten en dan de laatste 6 steken af
breien.
Bij den eersten rondtetoer van den wijsvinger
uit de 8 nieuwe lussen 10 steken breien. De 25
steken van den wijsvinger worden 27 toeren hoog
gebreid en in 8 toeren spits toeloopend weg-
geminderd.
Voor den middelvinger breit men de volgende
8 steken van de steken op de hulpnaald met 2 nieuw
bijopgezette steken, dan de laatste 8 steken van de
hulppen afbreien en uit den zijkant van den wijs
vinger nog 7 steken breien. Deze 25 steken worden
32 toeren hoog opgebreid en dan in 10 toeren spits
toeloopend weggeminderd.
Voor den ringvinger breit men de volgende 8 steken
van de hulppen met 2 nieuwe steken erbij voor de
breedtezijde, dan de laatste 8 steken van de hnlppen
en uit den zijkant van den middelvinger nog 3 steken
breien. Deze 21 steken worden 27 toeren hoog
gebreid en in 8 toeren weggeminderd.
Voor den pink breit men de overgebleven steken
van de hulppen en nog 2 steken uit den zijkant van
den ringvinger.
De steken van den pink worden 21 toeren hoog
opgebreid en in 8 toeren weggeminderd.
De 12 steken van het duim split worden op de
pen genomen, daarbij komen de 12 steken van de
veiligheidsspeld, terwijl men uit de zijde van den
duim nog 4 steken haalt.
De duim wordt 22 toeren hoog opgebreid en in
8 toeren worden de steken weggeminderd.
De siernaden op den handrug worden in afstekende
kleur in den kruissteek gewerkt.
De linkerhandschoen wordt tegenovergesteld
gelijk gebreid.
HIERVOOR hebt ge noodig een metalen
spuit of een katoenen zak beide worden
voorzien van een metalen tuit, welke ein
digt in een opening met gladden, gekar-
telden of gespleten rand.
Hebt ge slechts weinig te spuiten, dan heeft in
den gewonen zak te veel verlies van grondstof plaats.
Ge kunt dan beter een tijdelijk spuitzakje ervoor
maken van boterham- of dun perkamentpapier.
Men neemt een driehoekig stuk papier, waarvan
de eene zijde 13 en de andere zijde 20 c.M. is. Bij
de kortste zijde te beginnen, rolt men hier een zakje
van. Al naar ge met een dunner of dikker straaltje
spuiten wilt, knipt ge de punt korter of langer af.
Ook in dit papieren zakje kunt ge een metalen
tuitje steken.
Ge kunt het taartoppervlak bespuiten met glazuur,
met geslagen room, met een botermassa, met marme
lade of gelei, of wat ge zelf verder kunt bedenken.
Ge kunt de garneering zeer eenvoudig maken of
meer ingewikkeld, naar eigen keuze.
weefwol kan hiervoor weer dienen. In dezen
gaatjesgrond rijgen we de smyrnadraden, in af
stekende kleur. Bovenaan gaat de draad van de
eene gaatjesrij naar de andere, onderaan laten we de
draden als franje hangen.
Heerlijk dik is het ook voor een „onderzetje".
Eerst weer een vierkantje haken van hokjes, daarna
dubbel doorrijgen zonder franje, d.w.z. in de breedte
door de hokjes en daarna in de lengte onder de
doorstopdraden door. Draden op den linkerkant
instoppen.
Voor een kussen neemt men een grooteren lap en
laat aan twee zijden franje hangen.
dubbelgevouwen en met de schuine zijden op elkaar
genaaid. Als de manchet klaar is, moet men 64 steken
over hebben.
De steken worden nu op vier pennen verdeeld.
Als eerste pen nemen wij de pen, waarop later de
duim wordt afgebreid. Vanaf de schuine lijn tot aan
de vouw breien wij recht. Van hier af begint dan de
eerste duim-pen en van hier af tellen wij dus.
Wij breien 42 toeren recht.
Bij den 43en toer worden van de eerste pen de
eerstvolgende 12 steken gebreid en vervolgens op
een veiligheidsspeld geschoven om later voor den
duim dienst te doen.
Den toer afbreien en bij het begin van den 44sten
toer 12 steken nieuw opzetten en den toer afbreien.
4562en toer recht breien.
Bij der-, 63en toer begint men met de vingers.
Voor den wijsvinger breit men de eerste 9 steken
VOOR kleine onhandige vingertjes geven wij
hier een aardig, gemakkelijk werkpatroontje,
waarvan allerlei leuke dingen te maken zijn.
Wij gebruiken hiervoor resten smyrnawol.
Van smyrnawol kunnen we weinig andere dingen
maken dan het echte smvrnawerk. Maar voor door
stopwerk zijn de draden uitnemend geschikt. Heel
grove, losse stof leent er zich nog wel toe de dikke
draden door te trekken, maar het best kunnen we
toch een ondergrond van hokjes haken.
Zooals bijgaand voorbeeld doet zien, haken we
voor een stoelkleedje een rechthoek van dunnere
wol, telkens maar 2 lossen, 1 stokje. Een restje