van gesneuvelde soldaten i Brieven van Duitsche, j Engelse he en Fra nsch e j soldaten uit de loopgraven KERSTBRIEVEN DEX tweeden Kerstdag gaf de student in de theologie, Gotthold von Rhoden, die negen maanden later in Champagne het leven verloor, in een brief naar huis de volgende beschrijving van een patrouille-tocht Beaurains voor Arras, 2en Kerstdag 1914. ....Op Kerstavond hebben wij in spanning op post gestaan, omdat de Fransclien onverhoeds wel" eens tot den aanval zouden kunnen overgaan. Een halve maan straalde aan een onbewolkten hemel nogal ongunstig weer om een patrouille-tocht te ondernemen. Zes oorlogsvrijwilligers vertrouwden zich aan mijn leiding toe en bij het invallen der duisternis kropen wij uit onze schuilplaatsen te voorschijn de vijand is nauwelijks 400 meter van ons verwijderd. Een natuurlijke glooiing voert ons in de richting van den vijand, zoodat wij hem beschut door de schaduwen tamelijk dicht kunnen naderen. Terwijl u vroolijk onder den verlichten Kerstboom zat en de kinderen ongeduldig wachtten op het oogenblik, dat het sneeuwwitte kleed van de tafel met geschenken zou worden weggenomen, terwijl dan de een de heerlijkheden van den ander bewonderde en gij u later, misschien genoeglijk en vertrouwelijk om de tafel geschaard, verheugde in den gezelligen familie-kring, kroop ik voetje voor voetje, alle zenuwen gespannen en angstvallig acht gevend op elk geruiscli en iedere verdachte beweging, naar de voor mij liggende vijandelijke loopgraven toe. Ik was thans zóó ver gekomen, dat ik nog maar óén sprong behoefde te doen om tusschen hen in te belanden. Doch eindelijk waren de Franschen opmerkzaam op ons geworden. De eerste, scherpe schoten klonken door den zwijgenden „stillen nacht". Met z'n vieren twee manschappen liad ik uit vrees voor omsingeling achtergelaten zochten we bliksemsnel een kleine schuilplaats op. M'n besluit stond reeds vast verdedigen was onder deze om standigheden uitgesloten en zou zeker onzen onder gang beteekend hebben, want reeds kwamen ze van voren en rechts op ons af en een omsingeling zouden wij niet kunnen verhinderen. Er bleef ons slechts één weg over terug Ik had genoeg afgekeken en gezien. Dertig meter achter ons bevond zich weer een kleine dekking. We waren er nog niet achter verdwenen of een van hun vele kogels had mijn vriend K. W. getroffen. Een ander, die vlak onder z'n arm door jas en uniform een kogel kreeg, en daar na nog een looden presentje aan den onderkant van z'n jas tusschen de beenen, wilde blijven waar hij was, maar op m'n strenge bevel redde hij zichzelf in de duisternis de vierde had heelemaal z'n be zinning verloren en was hals over kop naar onze stellingen gevlucht, waar hij de compagnie en «len kapitein den schrik op 't lijf joeg door het bericht dat W. en ik door de Franschen gevangen genomen waren. De Franschen kwamen naderbij en m'n lot scheen mij reeds volkomen bezegeld toe. Vaarwel mijne medestrijders en gij allen thuis, als de Fran schen mensclien zijn, dan zeker pas 11a den oorlog bjj een gezellig onder-onsje I Ik kon W. natuurlijk onder geen omstandigheden alleen laten. Ieder oogenblik verwachtte ik, dat de vijand onze schuil plaats zou ontdekken maar God heeft 't gelukkig anders met ons voorgehad ze bleven staan op de piek waar we ons zooeven verscholen hadden en vroegen zich luid pratend af, wat deze nachtelijke verstoring wel geweest kon zijn. Daar lag ik nu naast den gewonde, bette zoo goed als ik kon z'11 hoofd, fluisterde hem troost en moed in. probeerde de wond aan z'11 bovendij te verbinden en mijmerde over «lezen Kerstnacht en over nog velerlei andere dingen. En toch heeft deze nacht ons voor onheil liehoed, want «1e Franschen hadden liet feest klaar- hlijkelijk met behulp van alcohol trachtten te vieren en verbraken thans de stilte van Niemandsland met de Marseillaise, God save the king, een Kerstlied en eenige soldatenwijsjes. Een hunner brulde in «1e richting der Duitsche loopgraven „Jullie willen zoo graag naar Parijs, lm Zie maar dat je er ooit komtDe Duitschers zongen meerstemmige Kerst liederen, afgèwissehl door vaderlandsche gezangen. Toen er een '11 solo ten beste gaf. juichten de Fran schen hem luidkeels toe. Muisstil luisterden ze naar onze Kerstliederen, die u tegelijkertijd ook thuis wel gezongen zult hebben. De vijand voor ons is afgeleid en denkt er niet aan het omliggende land door een patrouille te laten verkennen, slechts eenmaal wordt hij op onze bewegingen en het steunen van den gewonde opmerkzaam, doch z'11 kogels vliegen hoog over ons heen. W. was «loor het vele bloedverlies danig verzwakt, en ik vatte reeds het plan op m'n aanwezigheid aan de Franschen te verraden en mij over te geven, om zoodoende W. voor doodbloeden te behoeden. De kapitein heeft mij uitgelachen, toen ik 't hem vertelde - ik was nog altijd een onnoozele idealist en of ik soms geloofd had, dat «te vijand zich 0111 een gekwetsten Duitscher bekoinmerfl zou hebben Gelukkig bracht W. zelf mij gauw van het idee afhij wilde geen krijgs gevangene zijn Daarna zei hij iets luider „Zouden ze ons niet komen afhalen Terwijl ik allengskens durfde hopen, dat de Franschen ons voorshands niet zouden hespeuren, drong de vraag, hoe we ons het best uit onze netelige positie konden bevrijden, zich des te sterker naar voren en met nauw bedwongen ongeduld tuurde ik naar de ondergaande maan. die de schaduwen dei- glooiing langzaam deed lengen. Wat ik allemaal in «lie twee uren, tot het eindelijk donker geworden was en een dappere ziekenverpleger er gelukkig in slaagde tot ons door te dringen, hoewel hij niet wist waar we ons bevonden, hoe ver naar voren en in welken toestand liij had zich even goed op tien meter afstand van ons kunnen omkeeren beleefde en dacht, kan ik u moeilijk in een paar regels ver tellen: slechts dit eene wil ik u zeggen, dat ik mij volkomen op m'n gemak gevoelde en geen oogen blik voor het loerende gevaar beducht was. wijl ik besefte, dat een Hoogere Han«l over mijn veiligheid waakte. Ook maakt het bewustzijn, een ander menseh tot eenigsten troost en steun te zijn, je sterk en zeker. Uit het boek „Kriegsbriefe gejallener Studenten". Verlag Georg Muller, Miinrhen. I~AE volgende brief van den 25-jarigen Engelschen kapitein Sir Edward Hamilton, die in Maart 1915 het leven voor z'n vaderland opofferde, schildert ons een merkwaardige Kerstverbroedering aan het Vlaamsche front af. 28 December 1914. M'n allerliefste moeder. Dezen brief schrijf ik u na het vreemdste Kerstfeest, «lat u zich maar kunt voorstellen. Het ontbreekt mij aan woorden 0111 't u allemaal precies te vertellen nochtans zal ik 't probeeren. Den 23en December namen wij op de gewone wijze «Ie stellingen van «1e grenadiers over, die wij aflosten. Gedurende den 24sten beschoten wij elkaar over en weer den geheelen dag onderhielden wij een levendig vuur. Den 25sten stonden wij 's morgens om half zeven, zooals op anflere dagen, met de spuit ih de hand klaar, doch 't viel me op, dat 't schieten sterk verminderd was het stierf hoe langer hoe verder weg, totdat het tegen acht uur, behalve hier en daar een enkel schot, aan onzen linkerkant geheel had opgehouden. Toen ik om half negen een blik over de verschansing wierp, zag ik, dat vier Duitsche solda ten uit hun loopgraven geklommen waren en op ons afkwamen. Ik gebood twee mijner manschappen hen tegemoet te treden ongewapend, want ook de Duitschers hadden hun wapens achtergelaten om te verhinderen, «lat ze «1e nii«ldenlinie zouden overschrijden. We lagen omstreeks 350 a 400 yards van «leze plek verwijderd. M'n jongens hadden er heel weinig puf in ze wisten niet goed, wat er aan de hand was en daarom trok ik er alleen maar op uit. Buiten trof ik Barry, een van onze vaandrigs, aan. Hij was van een andere plaats onzer linie over de zakken met zand gewipt. Met z'n tweeën gingen we op de Duitschers af, ze waren onze stellingen al veel te dicht genaderd en stonden reeds hij «1e eerste prikkeldraadversperring. Ik stuurde ze terug naar de middenlinie. 't Waren drie gewone soldaten en een ziekenverpleger. Hun woordvoerder stak van wal hij had gedacht, dat wij er niet onsympathiek tegen over zouden staan, als zij 'ns uit hun modderholen kropen om ons een vroolijk Kerstfeest toe te wenschen indien wij tenminste de garantie wilflen geven, dezen spontanen wapenstilstand te zullen eerbiedigen. Hij was in Suffolk geweest, waar hij z'n schatje en een 31/2 P.K. motorfiets had moeten, achterlaten. Vervolgens vertelde hij mij, dat hij het m -isje geen brief kon sturen en vroeg, of hij misschien van mijn bemiddeling gebruik mocht maken. Ik liet hem onder eigen oogen een briefkaart vol schrijven in 't Engelsch en verzond haar nog den zelfden avond, 'k Zei hem, dat het meisje er vermoe delijk weinig voor voelen zou, de kennismaking voort te zetten. Hierop volgde een lang gesprek over alles en nog wat. Ik had een oude gebreide muts op en een gewone soldatenjas aan ze hielden mij deswege voor een korporaal. Ze betuigden, dat ze in 't geheel geen vijantlelijke gevoelens jegens ons koesterflen. Ik ben ervan over tuigd. dat ze de waarheid spraken. Zoolang ze daartoe geen bevel ontvingen, zouden ze, naar ze beweerden, niet meer op ons schieten alleen hadden ze graag, dat wij ons óók zoo zouden gedragen We spraken over «Ie verschrikkelijke kwetsuren, welke door geweerkogels veroorzaakt worden, en stelden vast, dat geen van ons dum-dum-kogels gebruikte. En we waren 't volkomen met elkaar eens, dat 't veel beter zou zijn, als we de oude Zuid- Afrikaansche geweerkogels bezigden, welke slechts een kleine opening in 't lichaam achterlieten. Ze waren «1e meening toegedaan, dat onze pers wegens ophitsing en het publiceeren van onware berichten over Duitsche gruwelen zeer te laken was. Ik antwoordde, dat ik van eenige kleinigheden getuige geweest was en zij zetten mij daarop schaakmat met eenige Engelsche gevangenen, op wie kogels waren aangetroffen met afgesneden punten en inkervingen ook zij waren hiervan getuige geweest. Een heftig, maar goedmoedig twistgesprek ontspon zichhet eindigde hiermede, dat we eikaars verklaringen tot grove leugens bestempelden. Dat duurde zoo een half uur, waarna ik ze tot hun eigen prikkeldraad versperring begeleidde. We scheidden na een uit wisseling van Albany-sigaretten en Duitsche sigaren. Ik begaf mij terstond naar m'n commandant om van deze eigenaardige ontmoeting melding te maken. Toen ik 0111 tien uur terugkeerde, hoorde ik tot m'n verbazing een helsch lawaai en bemerkte, dat m'n manschappen de stellingen verlaten hadden. Klanken van de „Tipperarv" bereikten m'n oor, direct daarop barstte een geweldig koor in het „Deutschland, Deutschland über alles" los. Toen ik hen achterna toog, zag ik niet alleen tegenover mijn stelling een troep van ongeveer 150 Engelschen en Duitschers op «1e middenlinie bij elkaar staan, maar nog zes of zeven van zulke troepen langs de geheele linie, welke zich van ons tot aan de 8ste divisie uitstrekt. Ik klauterde de loopgraaf uit en zag nauwlettend toe, of er onder mijn troep ook Duitsche officieren waren en aanstonds verdwenen m'n bedenkingen. (Ik droeg nu m'n eigen pet en de teekenen van m'n rang.) Ik stapte op twee van hen toe, inaar kon mij slechts door middel van een tolk met hen onder houden, daar ze Engelsch noch I'ra nsch verstonden. Duidelijk liet ik hun weten, dat de middenlinie voorloopig als neutraal gebied beschouwd moest worden en dat niemand gewapend mocht zijn. We kwamen overeen niet te vuren, zoolang de ander niet vuurde, en sloten hierdoor een echten wapen-

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1935 | | pagina 10