stilstand. Middelerwijl verbroederden Schotten en Duitschers zich op de meest natuurlijke wijze. Allerlei soorten van souvenirs werden verruild, adressen opgeschreven, familiefoto's rond getoond, sigaretten aangebodenEen Duitsche onder officier met een ijzeren kruis liet zijn manschappen een vroolijken marsch aanheffen. Toen 't afgeloopen was, ving ik aan met „The boys of Bonnie Scotland" (De jongens van 't lieflijke Schotland) en daarna zongen we er allen op los van „Goede koning Wence- laus" tot aan de Tommy-liedjes toe. Het afscheids- nummertje was „Auld lang syne" (De goede, oude tijd), waaraan wij allen Engelschen, Schotten, Ieren, Pruisen, Württembergers enz. gezamenlijk onze krachten wijdden. Het was 't zonderlingste schouwspel, dat men zich maar voorstellen kan als ik 't op het witte doek in een bioscoop gezien had. zou ik gezworen hebben, dat 't je reinste bedrog geweest was. Den nacht te voren was het weer van een trooste- loozen modderboel tot een scherpe vorst opgeklaard we beleefden een zeldzaam prachtigen (lag, alles was wit, en de bijna onwezenlijke stilte na het dagelijksch lawaai en kanongebulder maakte een diepen indruk op ons. Van alle kanten kwamen vogels aan gevlogen, anders zagen we er nooit een. Later in den dag voerde ik nabij m'n schuilplaats een vijftigtal musschen zóó rustig en stil was 't ditmaal. Ik beken rondborstig, dat de gelieele scène mij vreemd bekoorde en met blijdschap greep ik de gelegenheid aan weer 'ns vrij en onbezorgd te kunnen rond wandelen. Sedert we Havre verlaten hadden, waren het zoowel overdag als 's nachts de eerste uren, dat de dood en verderf zaaiende vuur monden het stilzwijgen bewaarden. De laatste woorden van „Auld lang syne" waren nauwelijks weggestorven, toen een oude haas uit z'n schuilhoek te voorschijn sprong. Het dier zag eensklaps zooveel menschen op het anders zoo ver laten terrein, dat 't zijn bezinning verloor. Ik stiet m'n jachtkreet uit en allemaal, Engelschen en Duitschers, renden wij achter den haas aan, hier en daar over den bevroren akkergrond uitglijdend. Maar na twee opwindende minuten hadden we hem, een Duitscher en een van onze jongens samen waren ze hoven op den (loodelijk verschrikten haas gevallen. Kort daarop bemerkten we nog vier hazen, doch we vingen er slechts een. De buit werd gelijke lijk verdeeld, de vijand pikte een haasje in en wij legden beslag op het andere. Het was thans 11 uur 30 in den voormiddag, en op dat oogenblik verscheen George Paynter met een hartelijk „Vroolijk Kerstfeest, jongens Wat een lollige mop, niet op het tooneel. George vertelde den Duitschers, dat hij 't een schitterend idee vond om op dezen dag. welke in beide landen anders zoo plechtig gevierd wordt, de vijandigheden te staken, en zei vervolgens „Ik heb iets meegebracht, boys, dat jullie best zal aanstaan en hij diepte uit z'n tasch een groote flesch rum op. ('t Was er niet een van de rantsoenen, hij had haar zelf ergens buit gemaakt Een waar vreugdegehuil barstte los, een der Duitschers trok er de kurk uit, en op trage, ceremonieele wijze bracht hij in naam zijner kamera den een dronk uit op het welzijn der Engelschen. De flesch ging van hand tot hand en voor je „boe" had kunnen zeggen, was ze al leeg. Den geheelen middag heersclite er een vroolijke stemming tussclien beide stellingen...." Dat duurde zoo tot den volgenden dag voort. Maar in den namiddag van den 26sten December kregen de Engelschen bevel den wapenstilstand te verbreken en nadat ze de Duitschers nog met eenige plum puddingen vereerd hadden, heropenden ze in den nacht van den 27sten het vuur tegen de Duitsche stellingen. Het Kerstfeest was voorbij. Zeven weken later sneuvelde kapitein Hamilton. Uit: ..War letters of fallen Englishmen", Landen Victor Gollancz. Ltd. J^E laatste brief is geschreven door een jongen Eranschen schilder, Eugène E. Lemercier, die begin April 1915 bij den strijd in het Argonnerwoud spoorloos verdween. Op den vroegen morgen van Kerstmis. Welk 'n eenige nachtNacht zonder weerga, waarin de schoonheid zegevierde en de menschheid. trots haar bloedige verwarring, de waarheid van haar bewustzijn bewezen heeft. Weet dan, dat tussclien het hier en ginder los barstende granaatvuur langs de geheele gevechtslinie een onafgebroken gezang opsteeg. Vlak tegenover ons zong een wonderlijk mooie tenorstem het Kerstlied van den vijand. Ver terug, achter de heuvelrij. waar onze stellingen weer beginnen, klonk de Marseillaise. Sterren en meteoren vervaagden in den plechtigen nacht. Overal lofge zangen aan God Het was het eeuwige verlangen naar harmonie, de onbedwingbare hartekreet naar ordening in de schoonheid en eendracht. De storm in mijn ziel is tot bedaren gekomen, toen ik de kostbare melodieën uit de kindsheid van Jezus in mijn herinnering wakker riep. De altijd jonge schoonheid en morgenfrischheid van deze Fransche muziek ontroerden mij. Ik dacht aan den heerlijken slaap van Jacob en aan het koor der herders. Een regel, door de Jonkvrouwe Maria gezongen „De Heer heeft deze plek vcor mijn Zoon gezegend" bracht een siddering teweeg in mijn hart. De melodie vervulde mijn ziel, terwijl ik in dit huisje zat, waar vlakbij een hutje in brand stond en dat zelf in ver vallen toestand verkeerde. Ik dacht aan de vreugden, die het leven mij geschonken heeft, en aan den zegen, dien gij wellieht op dat oogenblik over mijn schuilplaats zondt afsmeeken. De hemel bood zulk een schitterenden aanblik, dat hij op de vragen, diep in mijn binnenste, scheen te willen antwoorden ik wenschte in 't hijzonder de kracht te bezitten aanhoudend te kun nen bidden om wijsheid voor alle tijden, een wijsheid, die weliswaar menschelijk moet zijn, maar toch sterk genoeg om iedere verrassing met succes te kunnen weerstaan. Nu daalt de zon langzaam achter de kim der vlakte en ik schrijf u dezen brief bij het kaarslichtvan tijd tot tijd sta ik op en ga naar den achtertuin, waar ik den vuurrooden hemelbol in zijn loop kan volgen. Overal zie ik licht, en van boven ontvangt de Vervolg op pagina 42.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1935 | | pagina 11