Scué atini 14 eur DE open deur," luidt een Castiliaanse.il spreek woord, „kan zelfs een heilige in bekoring brengen," waarmee de Span jaarden slechts zeggen willen, dat gelegenheid den dief maakt. Er wordt niet beweerd, dat Florimond de Souverain de la Galette een heilige was of dat slechts de allerhevigste be koring hem er toe brengen kon een profijtelijke gelegenheid aan te grijpen, zonder zich daarbij om bepaalde zedelijke overwegingen te bekom meren. Noch vermoedden de meer scherpzinnigen onder z'n vrienden, dat hij geen recht had op z'n wel wat al te hoogdravenden naam, waarmee hij op de hem eigen theatrale wijze een romantischen achtergrond zocht te scheppen voor z'n prozaïsch bedrijf. Het paste zoo prachtig bij de raadselachtige beschrijving van z'n zonderlinge persoonlijkheid „Ik leef door het zwaard." Uitgedrukt in meer bevattelijke bewoordingen, beteekende het niet anders dan dat hij van beroep schermmeester was. Het zwaard, waardoor hij leefde, was aan de punt afgestompt en voorzien van een pointe-d'arrêt, anders zou hij er niet lang van geleefd hebben. Want feitelijk was hij een middelmatig leeraar en indien hij toch nog een bestaan vond in de uitoefening van z'n beroep, was het, omdat in den kwijnenden luister der achttiende eeuw de schermkunst aan populariteit gewonnen had door de publicatie van Art des Amies, de revolutionnaire en alom-gelezen verhandeling over schermen, door den grooten Parijschen meester Guillaume Danet. In die dagen zweefde de naam Danet op aller lippen. Overal waar heeren tezamen kwamen, werden zijn methoden l>esproken en fantastische verhalen verteld van z'n behendigheid met den degen. florimond snoefde er tegenover z'n kenniseen op, dat hij gestudeerd had onder Danet. De waarheid was echter, dat hij z'n beperkte kennis der scherm kunst opgedaan had in een derde-rangs Parijsche schermschool, waar hij zich, behalve met vloer- vegen en degens-poetsen, bezig mocht houden met het geven van onderricht in de verschillende ge vechtsposities aan de beginnelingen. Hij had Guillaume Danet's beroemde ver handeling nauwkeurig ge lezen en nadat de kleine schurk eeuige louis bij elkaar geschraapt had, was hij naar Rheims ver trokken en had daar een eigen schermschool ge sticht, zich iets van den glans van Danet's naam toeeigenend door bru taalweg rond te bazui nen, dat hij de lievelings leerling van den gevierden meester was geweest.. Deze toovernaam be reikte in den beginne alles wat Florimond ervan kon hebben gehoopt, maar het duurde niet laag, of de jonge heeren uit den om trek. die zoo weetgierig op z'n academie waren afgekomen, ontdekten de valschlteid zijner aanspra ken oni een kunst te onderwijzen, waarvan hjj weinig meer dan de eerste beginselen liad geleerd. Slechts enkele jongere leden der bourgeoisie bleven hem na deze ontmas kering trouw en de naam Florimond dreigde lang zamerhand in het vergeetboek te raken. Z'n geluk was tot bij 't nulpunt gedaald, toen hij de open deur bemerkte, waarvan beweerd wordt, dat ze zelfs een heilige in liekoring kan brengen. Hij deed deze ontdekking, heel toevallig, in de herberg „Het Zuigende Kalf" Le Veau Qui Téte waar hij 's avonds gewoonlijk écarté speelde met Philibert, den notaris. Desjardins, den wijnkoopman, en Fleury, den apotheker. ïn deze herberg kwam op een zekeren lente-avond een opzichtig in geel en zilver gekleede jongeman, met goedkoope kant aan keel en polsen en opgesmukt met kleurige zijden linten, die zooeven uit de Parijsche postkoets was gestapt. Hij was de zoon van een inanufacturier in de Rue St. Antoine en had pas van z'n vader een bescheiden fortuin geërfd, waardoor hij zich in staat gesteld zag de in dien tijd noodzakelijke reis-ervaringen op te doen, besloten als hij was zich een absoluut ontoereikende ontwikkeling eigen te maken om later in de salons te kunnen uitblinken als een zorge loos, schitterend man van de wereld. Behalve dezen overdadigen opschik in kleedij, matigde hij zich een zekere onbeschaamdheid van optreden aan, hetgeen hij afgekeken had van heeren uit de hooge kringen, waartoe hij graag wilde be- hooren. Misschien waren er wel een dozijn stamgasten in de gelagkamer van „Het Zuigende Kalf", toen hij als een grand seigneur bin nentrad en aanstonds het beste souper, den besten wijn, de beste kamer en het beste van alles bestelde, wat er in huis te vul den was. In de stilte, welke op z'n luide bevelen volgde, keerde Florimond zicli om en bleef hem met groeiende minachting aan staren. Want Florimond had tenminste voor korten tijd met leden van den lagen adel omgegaan en kende een heer, wanneer hij er een zag. Deze dag had hem niet bijster veel opgeleverd, de kaarten waren al den lieelen avond tegen hem en in een oogenblik van onoplettendheid, veroor zaakt door het luidruchtige binnentreden van dezen opgeschroefden seigneur, had hij een verkeerde kaart op tafel neergeworpen. Het was genoeg om z'n stemming te bederven. De nieuw-aangekomene, die zichzelf Dumasque genoemd had, meende dat het in z'n rol te pas kwam, van ieder knap meisje extra-notitie te nemen en kleine Paquotte van „Het Zuigende Kalf", met haar vroolijke oogen, roode lippen en aantrekkelijk wipneusje, vond den arm van den jongen heer plotseling om haar middel en zijn vinger onder haar kin. „M'n beste kind, ik beweer bij m'n zaligheid, dat je te schattig bent voor deze kleinsteedsche herberg. Ik beweer bij m'n zaligheid, dat je het Koninklijk Paleis zou opluisteren. Je zou beter op je plaats zijn te Février." En met prinselijke neerbuigendheid voegde hij er aan toe„Ik beweer bij m'n zaligheid, dat je mij bedienen zult, kleintje Alsof hij de zaak thans afgedaan beschouwde, drukte hij galant een kus op haar frissclie, jonge lippen, er van over tuigd, dat de een of andere lichtmis uit het Konink lijk Paleis zich op dezelfde wijze gedragen zou. Misschien imponeerde z'n banale ridderlijkheid haar wel, doch wat haar gevoelens ook waren, Paquotte kende haar plichten te goed om zich over

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1935 | | pagina 14