z'n ongepaste handelwijze druk te maken. Lachend
gleed ze onder z'n armen weg en verwijderde zich
om een tafel in gereedheid te brengen. Monsieur
Dumasque volgde haar, toen Florimond's on
vriendelijke opmerkingen, sterk nageaapt, hem
weerhielden.
„Ik beweer bij m'n zaligheid, dat we door dezen
kanarie gesticht zullen worden. Hij spreekt over
het Koninklijk Paleis te Pévrier. Ik beweer bij m'n
zaligheid, dat hij daar kellner geweest moet zijn."
Op zichzelf waren deze woorden al hatelijk genoeg,
maar door Florimond's schrale, doordringende stem
naar alle hoeken van het vertrek gedragen, wekten
ze den algemeenen lachlust op.
Monsieur Dumasque bleef staan, geschokt door
de verbrijzeling van z'n overtuiging, dat hij deze
provincialen verblindde. Hij verloor alle omzichtig
heid uit het oog.
Met een donkere kleur op z'n rond gelaat wendde
hij zich naar de kaarttafel. Hij droeg een degen en
met z'n hand op het gevest leunend, zwiepte hij
het wapen achter zich omhoog gelijk den woedenden
staart van een geprikkelden leeuw. De toon van z'n
stem deed voor z'n vechtlustige houding niet onder.
Hij martelde z'n geest af om woorden te vinden,
die konden branden en schroeien. Maar in den korten
tijd, dien hij ter beschikking had, wist hij er niet
zoo gauw op te komen en daarom stelde hij zich
tevreden met de hooghartige vraag
„Had u het soms tegen mij, mijnheer
Florimond legde z'n kaarten neer en draaide zich
om in z'n stoel. Z'n koele blik mat den opgewonden
uitdager en gleed van de krullen zijner goedkoope
pruik naar de gespen (van verguld koper) op z'n
schoenen en z'n dunne mond verstrakte van boos
aardigheid.
„Nu ik u wat beter aankijk, besef ik hoe onbelang
rijk het geval is."
Dit onverzoenlijke antwoord had monsieur Du
masque moeten waarschuwen, dat hier een man was,
die, ondanks z'n licht postuur en het versleten
zwart van z'n kleeren, wel 'ns gevaarlijk kon zijn.
Doch gek dat-ie-was liet hij zichzelf voortsleepen
door een vloedgolf van toorn. Hij sloeg Florimond
in 't gezicht.
„Laat dit een les voor u wezen om u tegenover
heeren in acht te nemen."
Een geweldige consternatie volgde op deze hand
tastelijkheid.
In z'n haast om op te staan gooide Florimond
z'n stoel onderste boven en z'n vrienden verhieven
zich eveneens om dadelijk te kunnen ingrijpen.
Hij beheerschte zich echter volkomen en de
afgemeten toon van z'n stem was vol doodelijken
ernst.
„Uw les vraagt om een afstraffing, denk ik. Des-
jardins, doe mij het genoegen met mijnheer morgen
ochtend om acht uur in de Pré-aux-Chêvres een
ontmoeting af te spreken." Hij maakte een ijzig
formeele buiging. „Om uw verlegenheid niet te
verergeren, zal ik mij verwijderen, mijnheer."
Hij vertrok met veel waardigheid en liet den
Parijzenaar, die zich zoo onverwacht in een duel
verwikkeld zag, in grooten angst achter. Spoedig
drong het tot Dumasque door, dat het weinige, dat
hij van schermen kende, zeker wel genoeg was om
dezen vitterigen provinciaal, die zoo hoog van den
toren blies, met succes te weerstaan. Hij herwon
z'n vertrouwen en zei snoevend
„Ik beweer bij m'n zaligheid, dat uw vriend
graag het tijdelijke met het eeuwige schijnt te willen
verwisselen."
Florimond's vrienden keken hem met nauwelijks
verholen medelijden aan. Eindelijk nam Desjardins,
de wijnkoopman, het woord.
„Als hij u morgen niet overhoop steekt, hebt
u dit te danken aan z'n goedmoedigheid of aan z'n
vrees voor de gevolgen. De wet is niet zoo toegeeflijk
met een schermmeester, zelfs als hij tot 't uiterste
getart is."
„Een wat
De drie mannen zuchtten tegelijk. Desjardins
schudde z'n groote hoofd.
„Ah Dat kon u natuurlijk niet weten, mijnheer.
Deze vreeselijke vergissing kon wel 'ns doodelijk
voor u zijn. De heer, dien u zooeven in het gezicht
geslagen hebt, is monsieur Florimond de Souverain
de la Galette, schermleeraar aan de Koninklijke
Academie."
Dumasque voelde plotseling dat het diner, hetwelk
hij te Epernay gebruikt had, hem minder wel beko
men was. Hij staarde hen aan, doodsbleek en met
wijd-geopende oogenz'n bluf vervloog, gelijk de
lucht uit een doorgeprikten ballon.
„Een schermmeester Maar ik kan toch niet tegen
een schermmeester gaan vechten
„Ik zou niet graag in uw schoenen staan," was
de magere apotheker het met hem eens. „U hebt 't
hoofdzakelijk aan u zelf te wijten. Dan had u maar
geen schermmeester in z'n gezicht moeten meppen."
Niettemin bleek Desjardins een practisch en
doortastend man te zijn. „Ik mag toch aannemen,
dat u hier een vriend hebt, met wien ik de noodige
toebereidselen kan treffen
„Maar.... maar...." hakkelde monsieur Du
masque ontzet, „ik kan me toch niet als een beest
laten afslachten Waar woont monsieur de la
Galette
I^ien knechtje van den herbergier geleidde hem te
voet naar het bouwvallige huis achter de kathe
draal, waarin Florimond's academie gevestigd was.
De manier, waarop Florimond hem begroette, was
niet erg aanmoedigend. Z'n donkere blik was drei
gend en terugstootend.
„Uw bezoek gaat lijnrecht tegen de gebruiken in,
mijnheer."
In z'n gejaagdheid struikelde monsieur Dumasque
over z'n eigen woorden.
„ZekerzekermijnheerInin
normale omstandigheden, ja. Maar u kunt dit geen
normaal geval noemen. Ik wist niet, dat u scherm
meester was."
„Ah zoo Moet ik terwille van brutale vlegels,
zooals u er eentje bent, een plakkaat op m'n borst
spelden, dat ze voor mij op hun hoede moeten zijn
Doch geen beleediging kon den toorn van den
jongen Parijzenaar opnieuw doen ontvlammen. „Ik
kan onmogelijk morgenochtend met u duelleeren."
„Wilt u dan, dat ik u in het publiek een afram
meling toedien
„Mijnheer. ik..eh.ik bied n mijn ver
ontschuldigingen aan."
„Verontschuldigingen Florimond lachte en het
geluid, dat hij uitstootte, deed monsieur Dumasque
bijna door den grond zinken. „Waar hebt u uwe
opvoeding genoten In Egypte, in Perzië of soms
in China I Misschien kun je daar iemand in z'n
gezicht slaan en de gevolgen van je daad ontloopen
door hem later je verontschuldigingen aan te bieden.
Bij ons in Frankrijk vereffenen wij de zaak anders,
zooals u ongetwijfeld wel gehoord zult hebben. Zelfs
in 't Koninklijk Paleis te Février, waar u de deur
schijnt plat te loopen, houden ze zich aan de spel
regels."
De jongeman verlaagde zichzelf tot tranen en
smeekbeden, maar Florimond, wien het er om te
doen was dezen weekhartigen parvenu nog dieper
te vernederen, wilde van geen vergeving hooren.
Dumasque was wanhopig van angst. Hij dacht
er aan onmiddellijk te vluchten. Doch z'n bagage
bevond zich in de herberg, welke tevens een stop
plaats was voor de postkoetsen naar Parijs, 'n Hei
melijke vlucht was dus uitgesloten. Z'n dwalende,
vreesachtige oogen bemerkten, dat het meubilair in
Florimond's kamer er wankel uitzag en dat z'n ver
schijning, hoewel op 't eerste gezicht zwierig en tot
in de puntjes, geen nadere beschouwing kon door
staan. En zoo geraakte hij vanzelf op het idee, dat
later voor Florimond nog eens noodlottig zou blijken
te zijn.
„Zou ik u geen vergoeding mogen aanbieden voor
de beleediging, welke ik u heb aangedaan
,,'n Vergoeding T" Florimond's oogen schoten
vonken.
Lachend gleed ze onder z'n armen wei
rde
verwijderde zieh om een tafel in gereedheid
te brengen. Monsieur Dumasque volgde
haar, toen Florinwnd's onvriendelijke op
merkingen, sterk nageaapt, hem weerhielden.