„U leeft door liet zwaard. IT laat zich voor uw lessen betalen. Waarom zou ik uw gekrenkte eer niet kunnen bevredigen door. Z'n verlegenheid be lette hem-verder te spreken. „Door wat, monsieur V' Dumasque deed een vertwijfelde poging om z'n toekomstigen moordenaar gunstig te stemmen. „Wat zegt u bijvoorbeeld van tien louis t" „M'n huis uit, monsieur brulde de onomkoop bare Florimond. „Vijftien louis," hijgde Dumasque, de handen voor het gezicht houdend, als wilde hij er den toorn van Florimond mee opvangen. Doch de gramschap was eensklaps uit de oogen van den schermmeester verdwenen. Hij vertrok zenuwachtig z'n lippen. „Vijftien louis Bah Denk je er zoo licht van af te komen, jongeman Als je maar weet, dat ik mij voor een paar ellendige louis niet in m'n gezicht laat slaan." „Twintig dan," bood Dumasque, in wien nieuwe hoop opsprong. Florimond overwoog zorgvuldig wat hem te doen stond. Dat was me even een meevallertje Als hij een jaar lang hard ploeterde, kon hij nauwelijks twintig louis verdienen. Voor de helft van de som konden ze hem voor zijn part wel 'n mep geven op alle twee z'n wangen of op elk ander gewenscht lichaamsdeel. Hij schraapte z'n keel. „U begrijpt natuurlijk, dat er in deze zaak geen sprake kan zijn, van vergoeding. Echter vind ik uw idee van een boete nog niet zoo kwaad. Door u een geldstraf van twintig louis op te leggen, zou ik uwe vermetelheid ook betaald kunnen zetten. Tegen een dergelijke genoegdoening kan ik geen bezwaar heb ben." Voor Florimond van gedachten kon veranderen, had Dumasque z'n welgevulde beurs te voorschijn gehaald. Haastig telde hij twintig louis op tafel uit en vertrok terstond. En vanaf dit oogenblik was Florimond een ander man. C^en nimmer vermoede mogelijkheid van gemak- kelijke profijten had zich eensklaps geopenbaard. Het was de open deur, welke zelfs een heilige in bekoring kan brengen. Florimond worgde een ge weten, dat toch nooit erg robuust geweest was en overschreed den drempel. Gedurende de maand, die op deze geschiedenis volgde, gedroeg hij zich tegenover reizigers, die in Het Zuigende Kalf uitrustten, zóó ongemanierd, dat er een uitdaging telkenmale het resultaat van was. Weliswaar vonden de uitgelokte duels nooit plaats. Indien de vroeger zoo stille en bescheiden Flori mond tot teleurstelling van z'n drie kaart-spelende vrienden opvliegend en wraakzuchtig geworden was, dan troostten ze zich met de gedachte, dat hij zich altijd weer liet verteederen door een bezoek van z'n voorgenomen tegenstanders. Soms werd deze uitweg aan de hand gedaan door Desjardins. Van den prijs, dien hij tot herstel van z'n beleedigde eer vorderde, hadden z'n eerlijke vrienden niet het flauwste benul. Hij besteedde meer geld dan voorheen en hieruit besloten ze argeloos, dat de zaken zijner academie een gunstigen keer hadden genomen. Noch trokken deze goede maar simpele mannen eenige conclusie uit het feit, dat hij er in z'n kleeding erg burgerlijk begon uit te zien en het dragen van een zwaard er aan gegeven had, hoewel dit vroeger altijd bij z'n verschijning behoord had. Wellicht zou huil verdenking toch wel opgewekt zijn, indien Florimond'? prooien niet zoo gereedelijk in zijn strikken waren geloopen. Listig in het be palen van een veelbelovend slachtoffer, spreidde hij zijn netten slechts voor den klaarblijkelijke!! zelf ingenomen domkop, en hij behoedde zich tegen overdrijving, het altijd aan z'n prooi overlatend de grofste uittarting te begaan. Echter had hij zulke slachtoffers doorgaans «niet voor 't kiezen. Hun aantal bedroeg nooit meer dan twee in de maand en hiermede voelde Florimond zich in den beginne ruimschoots tevreden gesteld. Zijn hebzucht groeide, naarmate zijn rijkdom toe nam en de gemakkelijkheid, waarmede deze ondeugd bevredigd kon worden, was oorzaak, dat hij de omzichtigheid uit het oog verloor. Nochtans verliep alles naar wensen tot op een zekeren herfst-avond, toen een in zichzelf gekeerd heer met een vollemaansgezicht, een eenvoudige pruik op het hoofd en gekleed in een onopvallend bruin pak, dat er bijna uitzag als een gewoon livrei, voor Het Zuigende Kalf uit de postkoets stapte en bedeesd een avondmaal, een flesch wijn en een bed voor den nacht bestelde. Van zijn tafel in den gebruikelijken hoek sloeg Florimond hem scherp gade en kwam tot de slot som, dat deze bloodaard tot de koopmans-klasse behoorde. Niettemin moest hij goed bij den penning zijn, want hij reisde per postkoets en niet met den ge wonen omnibus. Hij was een ideale prooi, behalve dan, dat zijn al te groote bescheidenheid hem ervoor bewaren zou in een geschil verwikkeld te worden. Stil en teruggetrokken verorberde hij z'n avond maal en Florimond begon te vreezen, dat hij nu ieder oogenblik om z'n kandelaar zou vragen en zoo den dans zou ontsnappen. Een afwijking van (1e gebruikelijke techniek scheen in dit geval nood zakelijk te zijn. Florimond vulde z'n pijp. stond op en liep dwars door de gelagkamer naar het vuur om een vlam metje te halen. De vreemdeling, die met eten klaar gekomen was, had z'n stoel omgedraaid en zich op z'n gemak neergezet, z'n jas losgeknoopt en een weinig slaperig de beenen wijd uitgestrekt. Flori mond struikelde half over een zijner voeten en blikte spinnijdig in het vollemaansgezicht, dat verwijtend naar hein opgeheven was. Dat duurde zoo eenige oogen blikken. Eindelijk zei Florimond barscli „Ik wacht op wat u zeggen zult, mijnheer." „Ik wachtte op u," antwoordde het vollemaans gezicht. „IT hebt mij bezeerd, mijnheer." „Dan had u zich maar niet zoo moeten uitstrek ken, alsof de herberg van u was." De man. ging rechtop zitten. „Er was ruimte ge noeg voor u om te passeeren, mijnheer," protesteer de hij, maar z'n protest was zóó zwakjes, dat hij als 't ware zijn schuchterheid luidop te kennen gaf. tpiorimond bepaalde zich tot scherpere verwijten. „Naar het mij toeschijnt, bent u niet alleen 'n lompe, maar ook een ongemanierde vlegel. Bijna was ik zooeven in het vuur gevallen en nu overtreedt u alle- regelen van fatsoen, door mij niet eens uw verontschuldigingen aan te bieden." „Uw optreden is zeer onbehoorlijk," wierp de ander tegen. Z'n bolle gezicht werd vuurrood en een rimpel plooide zich boven z'n neus. „Als m'n toon u niet aanstaat, dan weet u langs ,,Ik wacht <yp wat u zeggen zult, mijnheer „Ik wachtte op u," antwoordde het vollemaans gezicht. „U hebt mij bezeerd, mijnheer."

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1935 | | pagina 19