vijand bezweken is en vier kilometer achteruit is geweken. Een man van zijn eigen compagnie, die eveneens in handen van den vijand is geraakt, vertelt hem nog, dat luitenant Burgess juist naar achteren vervoerd was, toen de Duitsche aanval plaats had. Doch toen de hospitaalsoldaten terug keerden om hém te halen, kwamen zij te laat Van het lazaret wordt Stanley naar een Duitsch hospitaal vervoerd. En daarna deelt hij het harde lot van honderdduizend andere Fransche en Engel- sche krijgsgevangenen. In een gevangenenkamp wacht hij het einde van den oorlog af. Na den wapen stilstand slaat eindelijk het lang versmachte uur der verlossing. Hij keert naar Engeland terug en levert in York zijn uniform in. Daar verneemt hij, dat Ralph Burgess tot kapitein is benoemd en werkzaam is op een der Londensche bureaux der Admiraliteit. En tot dank en afscheid geeft men hem een bewijs, waarop hij in Lesby financieelen steun kan ontvangen tot den tijd, waarop in een betrekking voor hem voorzien zal zijn. Doch Lesby trekt hem niet wat wacht hem daar nog Misschien een dankje van Ruth en een dankje van Ralph Burgess. En geen van beiden wil hij liefst ooit meer onder de oogen treden. Stanley Milton vertrekt regelrecht naar Frankrijk. En vandaar vangt hij een cirkelloop aan over drie wcrelddeelen, waarvan hij na zestien jaar thans eindelijk op het punt van uitgang is teruggekeerd IJ et waren kwellende, sombere herinneringen, die hem bestormden bij zijn terugkeer. Met 'n bruusk gebaar trachtte hij ze te verjagen. Wat gaf het, zich in al die dingen te verdiepen Het verleden lag achter hem als een verdorde tuin. Welk nut kon het hebben, er thans nog eens in rond te dwalen en te treuren over het verlies van de sclioone ver wachtingen, die er vroeger hadden gebloeid Was het niet veel verstandiger, het hek achter zich te sluiten en den kringloop nog eens opnieuw aan te vangen f De torenklok sloeg, half een. Stanley wierp nog een laatsten blik op het huis, waarvan hij in zijn eenzame nachten in den vreemde eiken steen had geteld. Toen liep hij door, met vlugge schreden, bevreesd dat hij niet meer in de oude dorpsherberg zou worden toegelaten, als hij nog langer bleef toeven. Hij verliet het dorp en sloeg den weg in naar Cornlesby. In de bocht van den weg ontdekte hij een paar verlichte vensters. Dat moest „York's Head" zijn, de herberg van den ouden Brint. De man zou ervan opkijken, als hij zich bekend maakte. Na zestien jaren. Glimlachend liep hij door. Maar bij het kerkhof van Lesby gekomen, bleef hij plotseling staan. Op de plek waar vroeger de herberg stond, vond hij al leen nog een bouwvallige ruïne. Het uithangbord met het hoofd van den Laird van York hing nog aan het dak en knarste naargeestig in zijn hengsels. Maar het dak zelf was scheefgezakt, en een der muren was reeds half ingestort. Links, 'n driehonderd meter terzijde van den weg, lag het huis met de verlichte vensters. Dóar was in elk geval nog iemand op. Hij begon te vermoeden, dat Brint op zijn ouden dag van een jeugdige be vlieging bezeten was geweest, en zijn middeleeuwsche keet verlaten had voor een modern „York's Head". Hij nam zijn zaklantaarn ter hand en sloeg het pad in, dat naar het huis leidde. Weldra bemerkte hij, dat hij zich vergist had het was een particuliere woning, die daar voor hem stond. Maar dat was hem om het even, hij moest toch ergens informeeren, waar hij logeeren kon. Door een grooten tuin bereikte hij den ingang. Van binnen klonk pianomuziek. En ook een heel zachte stem, die een oud-Engelsch Kerstliedje zong. Stanley wachtte tot de melodie uitgespeeld was. Toen haalde hij de bel over. Het geluid scheen zich voort, te planten door een leeg huis zoo hol klonk het in de bijna volkomen stilte daarbinnen. Niemand deed hem open en eindelijk waagde hij het nogmaals te bellen. Binnen sloeg een hond aan en toen klonk er plotseling een vrouwenstem in de gang. „Wie is daar f" Stanley ontroerde, die stem leek wel wat op die van Ruth. „Ik zoek logies in York's Head," antwoordde hij. „De oude herberg is echter verlaten, zie ik kunt u mij misschien ook zeggen, waar ik ergens logeeren kan Mijn naam is Milton, Stanley Milton." Daarbinnen klonk een lichte kreet en tegelijk ging de deur open. Stanley deinsde even terug. In de deuropening stond Ruth Forbes. Zij was verouderd, juist zooals zij hem zoo vaak verschenen was in zijn eenzame nachten, en heel bleek op dit oogenblik. Haar hand zocht steun aan den deurpost en haar oogen staarden hem aan, alsof zij dacht een geest verschijning te zien. De zestien jaren, die de kloof vormden tusschen het heden en de droomen van het verleden, schenen plotseling weggevaagd. „Ruth. Ruth...." stamelde hij. „Stanleyben je 't werkelijk bracht Ruth uit. Zij reikte hem beide handen en trok hem in de gang. „Ben je 't. „Ja, ik ben het," lachte Stanley, zijn ontroering bedwingend. „Wonderlijk, dat ik juist hier terecht, moest komen. Ik zocht de herberg van den ouden Brint, maar die schijnt verplaatst te zijn Terwijl hij sprak, keek hij naar de gangdeuren, niet anders verwachtend, of Ralph Burgess zou zich vertoonen. Maar de voordeur ging dicht en er verscheen niemand. Ruth keek hem aan, alsof zij nóg niet aan zijn verschijning kon gelooven. Over haar gelaat lag een warme gloed en de druk van haar hand was intiem als vanouds. De liefde voor den ander had toch de oude vriendschap niet verdrongen, bedacht hij met vreugde. Zoo bleven zij daar een oogenblik staan, hand in hand, en hij voelde Ruth's glanzende oogen in de zijne. „Brint is dood, mijn vader ook," begon zij plotse ling zacht. „Ik dank den hemel dat je gekomen bent, Stanley. Kom binnen, je blijft natuurlijk hier. Ik vier het Kerstfeest met de Williams weet je wel, den tuinknecht van vader Stanley knikte, hij herinnerde zich den man. En intusschen ging Ruth in één adem door. „M'n hemel, waar kom je zoo plotseling vandaan Weet je wel, dat wij na afloop van dien verwenschten oorlog een heele huldiging hadden voorbereid bij je terugkeer f Maar je kwam niet en we wachtten tevergeefs. Zestien jaar, Stanley, zestien jaar hebben we op je gewacht Haar opwinding bracht hem van zijn stuk. Zij sprak geen woord over Ralph en er was iets in den blik van haar oogen, dat hem herinnerde aan vroeger, toen Ralph Burgess zich nog niet tusschen hen ingedrongen had. Plotseling rees er een donker vermoeden in hem op. „Ralpli hracht hij uit. „Is hij. dood „Dood, weineen," antwoordde Ruth verbaasd. „Weet je niet, dat hij naar Canada gegaan is „Ik weet niets," barstte Stanley los, zijn opwinding niet meer meester. Hij dacht aan dien Kerstnacht in den sector van Avricourt. Hoe hij zijn leven had gewaagd en het bovenmensehelijke had beproefd, om haar geluk te redden. Thans had hij het gevoel, dat hij had gehandeld als een dwaas. Ralph Burgess was naar Canada vertrokken en men hoefde Ruth slechts aan te zien, 0111 te weten, dat zij ongelukkig geworden was. „Het spijt me, dat je hem toch nog verliezen moest," voegde hij er in een opwelling van bitterheid aan toe. „Als ik geweten had dat hij zóó was, had ik hem dien Kerstnacht achtergelaten. Ik heb hem twee jaren krijgsgevangenschap te danken „Stil, stil," viel Ruth hem met een pijnlijken glimlach in de rede. „Je miskent hem, Stanley. Als iemand een verwijt verdient, ben ik het. Ik heb je een bekentenis te doen, maak het me echter niet moeilijk. Vader zat in moeilijkheden, toen Ralph om mij kwam. En omwille van hem en op zijn aandrang. Stanley knikte, hij begreep het. Hij wist van financieele moeilijkheden, waarin de oude Forbes gekomen was, en hij wist ook, dat Ralph Burgess een groot vermogen bezat. Dat verklaarde veel. maar nog lang niet alles. „En toen vroeg hij somber. „Toen raakte hij gewond," hernam Ruth met een snik in haar stem. „Hij genas en bracht hier zijn ziekenverlof door, voor hij in Londen een plaats kreeg op een bureau. Toen kwam het tot een ver klaring. Hij verhaalde alles van dien Kerstnacht, óók de woorden herinnerde hij zich, die je hem had toegevoegd. Hij was diep getroffen en vroeg mij wat hij doen kon, om je zijn dankbaarheid te )>ewijzen. En toen schepte ik moed Stanley keek haar verbijsterd aan. „Jij f" vroeg hij heesch. „Je zei hem...." „Dat hij jou het best zijn dankbaarheid kon be wijzen, door mij m'n woord terug te geven," vulde Ruth eenvoudig aan. „En dat deed hij, zonder vader lastig te vallen om het belangrijke bedrag, dat hij hem geleend had. Na den oorlog wachtte hij op je terugkeer. Hij wachtte een half jaar en toen gaf hij de hoop op, je nog eens te zien. En nu zit hij al veertien jaar in Canada De bekentenis was eruit en er viel niets meer op te helderen. Ruth stond onbeweeglijk voor hem, met neergeslagen blik. en in een houding, alsof zij een vonnis verwachtte. Stanley trad een pas op haar toe en legde een arm om haar schouder. „En nu, Ruth f" vroeg hij met een diepe stem, die hem vreemd in de ooren klonk. Hij wist dat de vraag volkomen overbodig was en toch wachtte hij hunkerend haar antwoord af. Ruth keek hem aan met een paar glanzende oogen. „Ik heb zestien jaar gewacht op den terugkeer van Stanley Milton," zei ze met een zachten glimlach, „en ik dank den hemel, dat hij eindelijk gekomen is. Zij bleven zwijgend een oogenblik staan. Van den kant van het dorp klonken twee heldere slagen twee uur. Toen tingelde het carillon zijn devote melodie over de blanke velden uit „Vrede op aarde, en den mensehen een welbehagen...." Het carillon zweeg, de klanken verstierven. En in de gang ging zachtjes een deur open. Het was Williams, de oude tuinknecht. In zijn armen droeg hij een volle mand mistletoe, het nederige symbool van een lang liefdesgeluk

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1935 | | pagina 5