WAAR HET BIJ DE OM GAAT „CAbfahrtrennen „SpruT%lauf" E'en van de meest gezochte wintersporten is het slciloopen en springen Daar onze lezers in verband met de Olympische Winterspelen binnen- Tcort veel over de skisport zulUn lezen en dan mogeUjlc niet altijd even goed thuis zijn in de verschillende vormen als StaffeUauf„Sprunglauf\ „Slalom", enz., hebben wij gemeend de skimogelijkheden even nader onder de loupe te moeten nemen* (AF DA LINGS WEDSTRIJD) (SKISPRINGEN) SKI SPORT De AbfahrtrennenGereed om in vliegende vaart naar beneden te suizen. In den regel zorgt men er voor dat bij de afdalings wedstrijden behalve het voorgeschreven hoogtever schil van minstens 800 M., geen verdere stijgingen of dalingen in het parcours voorkomen. Een traject dus, waarop men een groote snelheid behoudt omdat deze niet door verdere onregelmatigheden in het terrein wordt onderbroken. Herstellingen aan ski's mogen worden aangebracht, doch het is verboden zich hierbij van hulp te voorzien. De deelnemer, die onderweg een ski verliest, mag het parcours op één ski beëindigen. Gedisqualificeerd wordt hij die zon der ski's door de finish komt of een deel van hei traject te voet heeft afgelegd. Eveneens is het ver boden de skistokken als remmiddel te gebruiken. Ook in een dergelijk geval wordt de deelnemer ge- disqualificeerd. LiniesDe Sprunglauf\ Kiekje van den Koor Soerertsen, die vorig jaar op de Olympische Schans te Garmisch-Partenkirchen reeds 83 M. sprong. In tegenstelling met alle andere vormen, waarin de skisport bedreven wordt, speelt bij het springen de gemaakte tijd geen rol. Hier gaat het om den af stand en den stijl, welke door den deelnemer worden gemaakt. Voor het springen zijn speciaal de z.g. „Schansen" ingericht. De skispringer komt met een groote snel heid van boven (de Olympiaschans te Garmisch is 70 M. hoog) naar beneden gegleden tot op een plat gedeelte. Hierop volgt de sprong in de diepte. De afstand wordt gemeten vanaf den afzet tot het punt waar de deelnemer het eerst met den grond in aan raking komt. Vorig jaar werd vanaf de Olympische Schans reeds een sprong van ruim 80 M. gemaakt. Komt de springer bij het neerdalen op den bodem te vallen, dan is de sprong ongeldig. Wel mag hij in zijn langen uitloop vallen, doch het is aan de beoor deeling van de officials of het vallen verband houdt met het neerkomen op den grond, dan wel dat alleen de lange uitloop daar de oorzaak van is. Bij het neer komen mogen alleen de ski's den bodem raken. Zelfs mag de deelnemer om zijn evenwicht te bewaren niet met de handen den grond of zijn ski's aanraken. mm

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1936 | | pagina 6