OLIE AANGEBOORD door Gilbert Gaine 22 WILLIAM HASTINGS ging nog maar eens midden in de zaal staan om een rede af te steken. Hij moest wel. „Er moet steviger gewerkt worden, meis jes," zei hij. „We moeten meer afleveren. Er zijn af- deelingen, die ons vóór zijn. 't Is beslist noodig, dat er ferm aangepakt wordt, anders zonden er veran deringen moeten komen." Dit was een heel ernstig woord. Veranderingen dat wou zeggen vermindering van personeel. Alle meisjes keken heel ernstig, en een paar van de jong- sten moesten hun tranen inhouden. William Hastings moést wel. Maar hij vond 't ellendig. Hij wist, dat de meisjes deden wat ze konden. Ze mochten hem graag, en hij mocht haar graag. Al wat redelijk was, wilden ze voor hem doen. Maar wat hielp 't, meer dan het noodigè te eischen? William was sous-chef van zijn afdeeling vlak boven hem stond de chef, Leads. Leads was een echte slavendrijver. De firma ging best, en William's afdeeling was lang de slechtste nietmaar Leads was nooit» tevreden. Hij vond 't is nooit zoo goed, of 't kan nog beter. Hij was pas naar Amerika geweest, en hij kwam terug met een ernstig geval van ,,100% aanpakken." „Je moet er achterheen zitten," hield hij William steeds voor. Opjagen en afblaffen. Anders snappen ze 't niet. Als je ze niet opjaagt gaan ze luieren." William was geen held in 't opjagen en afblaffen van meisjes, vooral geen aardige meisjes, die goed werkten. Hij moest een beetje vertoon maken, maar Je meisjes begrepen, dat hij 't zoo kwaad niet meen de, William moest om zijn eigen baantje denken. Maar zijn geblaf was zachtzinnig, vergeleken bij de manier, waarop Leads ze aanpakte. De meisjes mochten hem wel. Ze waren geschikt. Twee of drie zwakkere zusters misschien, die voor- deeliger weg konden. Dat wist William, maar hij had 't hart niet, iemand op straat te zetten. Hij had zelf óók moeten beginnen en leeren. Daar was Jane Clinton bijvoorbeeld een der knapste en aardigste meisjes, die hij ooit gezien had; maar helaas had zij niets onder haar donkere krullen, dat succes op een kantoor beloofde. William hield haar, en nog een of twee meisjes, de hand boven 't hoofd, omdat hij toevallig wist, hoe hard bij haar thuis die dertig shillings per week noodig waren. Hij kón haar niet ontslaan. Zij was te snoezig en te hulpeloos. William was gelukkig getrouwd, hij had twee doch tertjes en een zoon. Als hij iets aan te merken had op Jane Clinton, dacht hij aan zijn eigen kinderen. En dan plaatste hij zich als een schild tusschen haar en den toorn van Leads. De meisjes waren erg praterig dien ochtend. Er was er plotseling een verloofd, scheen 't- dat gaf veel te vragen en te antwoorden. William liet ze gaan, omdat er nog niet veel werk was hij zou straks nog wel eens opspelen. Wat kon hij anders X Leads had hem den vorigen middag weer opgezweept, met zachte wenken van „eigen positie" en „zelf op een wip" en dergelijk moois. Als hij zijn vrouw niet had en de kinderen, of als hij een gere geld inkomentje had, een klein beetje iedere week, dan kreeg Leads antwoord Dan zou hij die kamer eens instappen en de toespraak laten hooren, die hij in zijn hart zoo vaak had gerepeteerd, maar die wel nooit tot uiting zou komen. William zat aan zijn verhoogd bureau met een krant voor zich. Hij las niet hij bedacht de zin netjes. waar hij ze straks mee af zou blaffen.Maar hij wou ze eerst laten uitbabbelen. Hij was benieuwd, welk meisje er verloofd was geraakt. Opeens kwam er een verbaasde trek in zijn ge zicht, Hij staarde naar de krantnaar een opschrift: Petroleum elden Kambodja. Dien naam kende hij toch Hij ging lezen. Er was olie aangeboord in de Petroleum-velden Kambodja, die nog nooit iets hadden opgeleverd dan teleurstelling en verliezen. Er had een kleine revolutie op de beurs plaats gehad de aandeelen Petroleum Kambodja waren gestegen van niets óp vijf en dertig, met neiging tot vooruitgang bij sluiting. De meisjes snaterden nog. William kneep zich, om zich te overtuigen, dat hij wakker was. Hij was wakker. Enhij was geen afgeblafte en afblaffen de onder-chef meer, maar een petroleum-koninkje l Iemand met een eigen oliebron in Kambodja of een stuk ervan. William bezat tweeduizend vijfhonderd aandeelen Petroleum Kambodja. Die erfenis was niets waard, toen hij ze kreegnudeed er niet toe hoeveel genoeg, om hem van een muis in een leeuw te veranderen. En juist op dat moment keek William op, en zag hij het gezicht van Leads voor zich, door zuurheid vertrokken. Leads had een vooruitspringenden adamsappel die wipte eenige seconden, en William keek er naar met trage belangstelling. „Wat is dat, meneer Hastings snerpte Leads, toen hij praten kon. ,,'t Lijkt hier wel een apenkooi, zoo'n gesnater en u, die voor 't werk verantwoor delijk bent, zit de krant te lezen Ik heb u giste ren „Genoeg," zei William, de krant opvouwend en netjes in zijn zak stekend. „IJ verveelt me, meneer Leads. Ga weg. Naar de Mookerkei. Met andere woorden smeer 'm. Ik ben u meer dan beu. Ik heb wel wat anders om over te denken dan uw eeuwige gehak." Leads werd rood en de adamsappel zwol. „Ben je gek geworden stiet hij uit. „Wou je me beleedigen f" „Nee," zei William. „Ik wil u alleen iets vertellen. Als er hier voortaan voortgezweept moet worden, doet u 't zelf maar. Moeten die kinderen afgeblaft worden, dan doet u 't maar. Ik bedank er voor. Die meisjes doen hun* best, en 't geld, dat ze krijgen, verdienen ze royaal. Als ik er nog meer uit wou halen, deed ik 't met aanmoediging en premies. Dat zou meer uithalen dan eeuwig dat moordende ge tetter van u." „Zwijgdonderde Leads. „Straks," zei William. „Als die kinderen goed behandeld worden, is er nog heel wat mee te be ginnen. Maar dat zijn mijn zaken niet. Ik wil 't nu eens over u hebben Hij Md 't over Leads, en stevig ook. Vol vuur en kleur sprak hij de rede uit, waar hij vijf jaar over gedacht had, iederen avond, als hij van 't station naar huis liep. Hij sprak uitstekend. Hij aarzelde nooit, hij gaf ieder woord kracht en pit, en toen hij na tien minu ten zweeg, was alles gezegd over Leads en diens systeem. In zooverre woorden vernietigen kunnen, was Leads vernietigd. Er waren woorden bij, die eigenlijk niet pasten in 't bijzijn van dames, en de zachtzinnige William had ze met verbazingwekkende vlotheid uitgesproken. Maar 't ergerde geen der meisjes. Zij keken naar William op als was hij St. Joris na hét verslaan van den draak. Toen 't uit was, zei William „En ga nu maar aan je werk, Leads. Je hebt al tijd van deze afdeeling genoeg verspild." „Je bent ontslagen raasde Leads. „Nietwaar," antwoordde William. „Ik ga wég. Laat iemand maar even een natte spons door je nek halen, anders krijg je er wat van." Je bent ontslagen brulde Leads. „Op de keien gesmeten, op staanden voetLaat je gezicht niet meer zien Heb niet 't hart, om een getuigschrift te komen. „Een letter schrift van u zou me al te veel zijn," zei William, „laat staan dat gezicht Hij nam zijn jas en hoed, en liep knikkend langs de zestien verbaasde meisjes. „Ziezoo zei William, toen hij op straat stond. En toen, wijl hij een petro- leumkoning was, riep hij een taxi en liet zich naar 't station rijden. Onderweg kreeg William opeens een ontzettende benauwing. Waar had hij het certificaat van die olie-aandeelen gelaten William werd om de beurt koud en heet. Hij had 't ontzettende gevoel, dat hij iets met dat certificaat gedaan had waarschijnlijk weggegooid of verbrand. Hij (en iedereen) had altijd gelachen om 00111 Ben jamin, die eeuwig op 't punt stond, aan de beurs rijk te worden, en zoo arm als de mieren stierf. Dat certificaat had hij amper aangekeken, toen hij het kreeg. Hij Md er iets mee gedaan, een jaar of anderhalf geleden Groote hemel! Verbééld je, dat hij 't weg had gedaan dat hij per saldo géén petrolenmkoning was Juist toen hij uit de taxi stapte en zijn hand in zijn zak had, om te betalen, ging hem een licht op. „Ah, ik weet 'triep William, met zorg langs zijn* schedel strijkend. „O, weet u 't zei de chauffeur bezorgd. „In mijn ouden hoed." „In uw ouden hoed William betaalde hem vijf shillings en holde weg. Opeens dacht hij aan 't bestaan van de telefoon en in vollen draf nam hij een draai naar rechts, met één been door de lucht maaiend als Charlie Chaplin. De chauffeur keek hem droevig na. „Zielig," mompelde hij. „Lijkt zoo'n geschikte vent. Erg voor zoo'n familie William belde Jack Wilson op, een kennis, jong makelaar in effecten. „Hoe staat de oliemarkt vroeg William. „Daverend, kerel. Daverend." „Iets te doen in Kambodja's „Iets te doen f Schieten tegen 't plafond Zooeven vijftig voor geboden, en nog stijging in. Zie er maar honderd van te krijgen Maar William belde af en repte zich naar huis. Hij woonde buiten, twintig kilometer van de stad, en een kilometer van* zijn eigen station. Toen hij met de eene en eenige dorps-taxi thuiskwam, schoot mevrouw Hastings dë veranda op en dreigde flauw te vallen. Maar William greep haar in zijn armen en riep „Schrik maar niet, Betty. Ik bén niet ontslagen. Ik ben weggegaan. Ik heb ze hun baantje in hun gezicht gegooid. We zijn rijk Mevrouw Hastings keek bijna net zoo als de mede lijdende chauffeur. Maar William verklaarde nader, en mevrouw Hastings begon er iets van te begrij pen. „Hèb je 't geld f vroeg zij met vrouwelijke achter docht. „Nee natuurlijk niet. Ik heb nog niet verkocht. Ze gaan nog steeds omhoog. We zijn binnen. Waar is mijn oude hoed f" „Je oude hoed Welke oude hoed ,,'t Kaasbolletje. Dat heele ouwe. Je weet wel dat groen werd en 'n punt kreeg van boven. Gelukkig dacht ik er onderweg om. Toen ik in mijn auto zat." „In je wat f" „In een taxi van 't kantoor naar 't station. Ik dacht er toevallig om, dat ik 't certificaat in dien hoed gestopt had. Onder den zweetband. Hij was nogal ruim. Wat heb je Mevrouw Hastings trachtte andermaal te bezwij men. William greep haar en riep haar tot het leven terug. „Laat me los," gorgelde zij. „Wat doe je t Die hoeddie hoed „Ja, waar is die hoed vroeg William. „Zeg toch op „Dien heb ik weggegeven." „Weggegeven riep William met een stem vol ontzetting. „Betty heb je dien hoed weggegeven „Ja. Een tijdje geleden al. Kort na Kerstmis." „Dan zijn we arm Als we dat certificaat niet hebben, zijn we verloren Dan hébben we geen petroleum-aandeelen. Enik heb mijn baan vergooid, en Leads zijn jak uitgeveterd Aan wien heb je dien hoed gegeven „Aan een landlooper," zei Betty. Welke pen zal den zwerftocht beschrijven, dien William Hastings ondernam, om den hoed met een punt in den bol terug te vinden William trok er op een motorfiets op uit, en beoefende een grooter doortastendheid, dan Leads ooit had kunnen aanraden. De hoed was overgegaan in het bezit van een zwerver, die bekend stond onder den titel Boemelbaron. Deze landlooper vertoonde zich geregeld in die streek, met tusschenpoozen van omtrent drie maanden. De rest van den tijd bewerkte hij waarschijnlijk andere oorden. William verliet zijn dierbaar tehuis en zijn lieve kinderen, en ging den man opsporen. De Boemel-

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1936 | | pagina 22