een Mmêé TWEEDE VERVOLG1 DOOR SEPPL POPFINGER 30 sÈëê&M OPWEREI REIS ZOO bevond ik mij dus als verstekeling aan boord van een Ainerikaansch mailschip. Maar de gong voor het diner maakte het mij een half nur later duidelijk, dat alle moeilijkheden niet opgeruimd- warennatuurlijk kon ik niet naar de eetzaal gaan, drie dagen vasten tot de aankomst te Port Saïd lokte mij ook niet aan, en ik had hier geen vriend, die mij heimelijk wat eten zou brengen. Zoodat ik geen andere oplossing zag, dan het kantoortje van den administrateur binnen te stappen en dezen in te lichten over het feit, dat er één passagier meer was dan op de lijst vermeld stond. Ze zouden mij niet overboord gooien en de kapitein zou me niet verslinden, hoogstens een proefje geven van Amerikaansche krachttermen en onvriendelijke uitdrukkingen. Ze waren echter onvriendelijker en krachtiger dan ik vermoed had, doch het bleef bij woorden en een bevel voor den administrateur, die mij na m'n bekentenis onverwijld naar den zwaar beknevelden scheepsmachtige had geleid, om den verstekeling te leeren, wat het beteekent aardappelen te schdlen voor een schip met zevenhonderd passagiers plus de bemanning. In Port Said zou de politie de zorg voor mij overnemen. „In Port Said zullen we wel verder zien," dacht ik, en schilde aardappelen of draaide aan de schilmachine, tot ik mijn armen niet meer voelde. Mijn directe opperhoofd, de chef van de bijkeuken, was een vriendelijke Franschmah, die mij, ondanks strenge orders, op den tweeden dag na drie uur schillen wel wilde toestaan, even de benauwde keukenlucht te ontvluchten. Ik stapte aan dek en liep regelrecht, na mij enkele keeren voor passeerende officieren en stewards te hebben schuil gehouden, naar den rooksalon eerste klas. Ik ging naar een tafeltje, waar vijf heeren bijeenzaten, mompelde wat in een Duitsch-Engelsch allegaartje en liet hun mijn prentbriefkaarten zien een van hen tastte reeds naar zijn portemonnaie, maar ik hield zijn arm terug, want* ik herkende hem als den Engelschman, in wiens gezelschap ik aan boord was gegaan en ik wilde mij verontschuldigen, dat ik van zijn vriendelijkheid misbruik had gemaakt, om als verstekeling op het schip te komen. „Ja, dat was niet lieelemaal in den haak," ant woordde hij, „maar ik moet toegeven, dat je 't handig uitgedacht had. En hoe krijg je 't nu weer voor elkaar om hier binnen te dringen Op dit oogenblik zag een steward mij, die me na tuurlijk onmiddellijk naar buiten wou sturen de Engelschman gaf hem echter *n wenk en kocht een kaart, de andere heeren en naderbij gekomen passa giers volgden zijn voorbeeld met ruim veertig dollar liep ik tenslotte met den pootigen steward mee naar de hut van den kapitein. Zooals ik verwachtte, was hij razend over de brutaliteit om met kaarten te leuren in de salons van een passagiersschip, waar alles gedaan wordt, tot in het belachelijke toe, om de gasten te gerieven. Hij verscherpte de orders, om op mijn bewegingen te letten en gaf me verder het vooruitzicht, dat de politie te Port Said aan ver stekelingen gewoon was en wist, hoe die behandeld worden. dus zaak zijn, om op eigen gelegenheid van aan moeilijk was dat niet, want al liet i van de keuken mij geen oogenblik vrij, en gevangene, en toen wij 's avonds te wamen, kon ik dan ook na enkele ver- Ti uit de keuken slippen en naar het i. liet schip lag op ko en afstand van de kade voor anker, wachtend op de douane; het dek lag onge veer acht meter boven water, een behoorlijke hoogte voor iemand, die geen geoefend duiker is, maar ik had geen andere keus, wikkelde zorgvuldig camera, cliché der prent briefkaarten en geld in een zijden lapje en dik zeildoek, en sprong over boord. Ik kwam niet goed in het water terecht, zoodat mijn hart ongeveer in m'n buik scheen te kloppen, en het was moeilijk zwemmen met alle kleeren aan, maar de kade was niet ver en ik kwam als vrij man in Egypte. Ik was dolblij, dat ik geld had, want ik kon nu naar een hotel gaande hotelier keek vreemd en achterdochtig naar mijn druipende verschijning, maar mijn verhaal, dat ik in 't donker over boord gevallen was, en vooral mijn geld, waarmede ik een nacht logies vooruit betaalde, verdreven alle achterdocht. Hij leende mij zelfs een behoorlijk costuum van een der kellners, zoodat ik den volgenden dag, na een heerlijke, lange nacht rust, zeker kon zijn, dat ik niet als landlooper opgepakt zou wor den. Ofschoon ik dus de politie niet behoefde te vreezen, dacht ik, verliet ik Port Saïd toch in allerijl, want in een der hoofdstraten zag ik op het terras van een café.... den vriendelijken Engelschman zitten. Hij wenkte mij. „Heb je toch nóg 'n gaatje ge vonden om 'm te smeren De kapitein was paars, toen hij hoorde, dat je niet meer op het schip was.' „'t Was tamelijk eenvoudig," antwoordde ik. ,,'n Duik en een beetje zwemmen." „Ik zou toch maar oppassen. 't Is bij de politie aangegevenze zoeken naar je en je hebt natuur lijk geen papieren. Als een agent je mocht aanhouden, hang je." „Dan zal het yt beste zijn, dat ik verder trek," vond ik en ik nam afscheid, ging naar mijn hotel terug, trok mijn eigen, inmiddels gedroog de kleeren aan en reed met een bus naar de eerste plaats in zuidelijke richting en nam daar den trein naar t aïro. Zoo belangrijk zou de politie een doodgewonen verstekeling niet vinden, meende ik. dat een verzoek tot aanhouding door geheel Egypte verspreid zou zijn. In Cairo kreeg ik moeilijkheden van anderen aard. Ik had nieuwe kaarten laten drukken en ventte ermede in een café, welks eigenaar er geen bezwaar tegen had de tweede kaart verkocht ik aan een, naar zijn uiterlijk, rijken Egyptenaar, die den tekst onder mijn portret nauwkeurig las, mij zelf even opmerkzaam bekeek en mij vroeg, een kopje koffie met hem te drinken. Hij was koopman, vertelde hij, en door zijn zaken altijd zoo aan Caïro gebonden, dat hij bijna nooit zijn liefste verlangen kon volgen ...ik kwam niet goed in het water terecht reizen ik moest veel ondervonden hebben en hij zou graag naar mijn avonturen luisteren. Hij wilde er zooveel over hooren, dat hij na twee kopjes koffie en 'n likeurtje mij vroeg, voor de rest van den dag zijn gast te zijn ik nam het dadelijk aan ik wilde het huis van een rijken Egyptenaar wel eens aan den binnenkant zien en ik zou in ieder geval een gratis goed maal krijgen, en reed dus met hem naar zijn huis in een luxe -buitenwijkSpoedig zat ik midden in de Oostersehe weelde van tapijten en kussens, welke ik zoo vaak in geïllustreerde bladen had bewonderd de gastheer had zich gehuld in een wijd, kostbaar gewaad, dat volkomen paste

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1936 | | pagina 30