KATHLEEN'S LAATSTE
WOORDEN
S
door cdVfortimer Heurter
12
W ff fKQ Jï
Met slaande trom
Zouaven te Parijs
TOEN Owen Dicks Engeland verliet, om zijn
fortuin in den vreemde te gaan zoeken, was
liet niet zoozeer uit drang naar avontuur,
dat hij zijn rustig leventje in Patterbury
opgaf. Evenmin dwong hem de honger of een
andere min of meer harde noodzakelijkheid. Het
was eigenlijk uit balsturigheid om het „neen" van
een meisje, dat hij besloot naar elders te vertrekken,
en bij de vraag waarhéén, bepaalde het toeval zijn
keus op Parijs.
Het meisje, wier weigerend antwoord hem op de
vlucht joeg, heette Kathleen en zij was jong, aardig
en lief. Zij gaf Owen niet onduidelijk te verstaan,
dat hij lia-ar sympathiek was, doch alléén als vriend
zooals meer onervaren meisjes met een dweep
zuchtig karakter was zij vervuld van een schier
aandoenlijk geloof in de romantiek van het prozaï
sche leven en vertrouwde zij vast op de komst van
haar sprookjesprins.
„Weet je zeker, dat dit je laatste woord is
vroeg Owen Dicks hevig teleurgesteld, toen het
meisje uitgesproken was.
„Mijn laatste," antwoordde Kathleen en met een
blos en een hoofdknikje verdween zij in haar kan
toor het. vunze hol van den ouden Keitli, een
spitsvondigen, harteloozen woekeraar, die zijn onge
lukkige cliënteele de huid over de ooren stroopte.
Een maand later verliet Owen Marrow Castle,
waar hij als huisknecht diende met het voornemen
voorgoed naar Londen te gaan. Doch nog vóór hij
Patterbury verlaten had, mengde het toeval zich
in zijn plannen. Dicht bij het station vond hij een
envelop met een bedrag van honderd pond een
geweldig fortuin voor iemand, die met niet meer dan
drie pond in zijn zak besloten heeft de wijde wereld
in te gaan.
De verleiding was groot niemand had hem de
envelop zien oprapen. Na een korten strijd bezweek
hij aan zijn éérste oneerlijke daad aangetrokken
door een bekoorlijk visioen van verre reizen en
vreemde volken. Dienzelfden avond verliet hij
Engeland twee dagen later was hij in Parijs.
En daar stond hij een half jaar later voor de keus
langzaam te verhongeren, of als een bedelaar naar
Engeland terug te keeren. Hij vond een uitweg door
te teek enen voor het Vreemdelingenlegioen en
korten tijd later strandde Owen Dicks in Oran
het beruchte Port 0'Missing Men, de Haven der
Vermisten
Hier ving een leven aan, dat hem het oogenblik
deed vervloeken, waarop hij Engeland verlaten had.
Hij maakte schermutselingen mee bij El Golea,
Timoemoen en Tamentit. Bovenmenschelijk inspan
nende marschen. moordende hitte en kwade koortsen.
Hij zag F run sc he dwangarbeiders sterven bij tien
tallen met een vloek op hun lippen aan het adres
van rechters. Hij was getuige van beestachtige mis
handelingen, aanschouwde verraad en omkooperij,
afgunst en bedrog. Oók heldenmoed, broederschap
en heldhaftige off onaardigheid. Maar alles met alles
was en bleef het leven een hel zes jaren lang.
Hij nam het zooals het was het sleurde hem mee
en verbijsterde hem. Soms kwam hij eens tot zich
zelf hier of daar in een rustig garnizoen. Dan dacht
hij aan Kathleen en vroeg zich af, of zij haar sprook
jesprins al hébben zou. En vaak dacht hij ook aan die
honderd pond, die de oorzaak waren geworden van
zijn ellende met een knagend gevoel van zelf
verwijt, overtuigd dat. dit zijn straf was. En altijd
verteerde hein een machtig heimwee naar Engeland
en dagenlang was hij soms vervuld van angst,
dat hij het nóóit meer terug zou zien.
Bij El Golea kreeg hij de korporaalchevrons
voor zijn opofferend gedrag bij het Plateau van
Tademaït werd hij eervol vermeid. Maar zoowei
het een als het ander liet hem onverschillig alléén
de gedachte aan het einde van zijn diensttijd was
nog maar in staat zijn hart, warm te maken
Die dag brak aan eindelijk. Hij stond in Oran
op het Werfbureau, met vijfduizend, uiterst zuinig
bijeengegaarde francs in zijn zak en opgewonden van
blijdschap. Een Fransche kapitein las met een
goedkeurend hoofdknikje zijn staat van-dienst door.
„Zou je niet liever bijteekenen, mijn jongen f"
vroeg hij vaderlijk. Frankrijk had soldaten noodig
in Algiers geen slampampers, die het Legioen
als een toevlucht beschouwden, maar geharde oud
gedienden, die wisten wat er te koop was.
Owen dacht aan Patterbury, aan het nieuwe leven,
waarvan hij zes jaar gedroomd had, en schudde het
hoofd.
„Neen, kapitein," antwoordde hij glimlachend.
„Kom, mijn jongen, bedenk je nog eens. Ik zal
zorgen, dat je een aanstelling krijgt tot sergeant
bij het Depot Zéphyrs
een aangename, ongevaar
lijke werkkring, een goed
tractement en zesduizend
francs premie."
,.'k Dank u wel, kapi
tein, maar ik ben vastbe
sloten," zei Owen en hij
wenschte liever dood te
gaan, dan nóg eens zes
jaren in die hel terug te
keeren.
De officier schudde knor
rig liet hoofd. Dat was
het eenige, wat hij op die
Engelschen tegen had.
zij waren koppig.
„Nu, dan moet je 't zelf
wetenje handelt dom.
Hier zijn je papieren
over vier dagen vertrekt je
boot, korporaal. Als je je
soms nog bedenken niocht,
dan weet je den weg hier
heen
Owen stond buiten
dronken van vreugde
hij was vrij. Ss Avonds trad hij een café birlneti aan
de haven, in de hoop er landslieden te ontmoeten.
Een paar Algerijnen slurpten er hun koffie - kleine
kooplieden van den Levant veroorloofden zich de
w eelde van een koele serbeth. ïn een hoek zaten een
paar Europeanen zij keken op, toen hij binnen
kwam en binnensmonds 'n „salaiim" liet hooren.
Zij gaven antwoord in het Engelscli en o, wonder
nog wel in zijn kindstaai, het platteland-
Engelscli van Sussex.
Hij ging op hen toe en noemde zijn naam. Hij
vernam dat zij zeelui waren, opvarenden van het
Londensche stoomschip „Hopedene", dat in Oran
stukgoed loste. Zij waren geboortig van Cockney
een dorpje, dat vlak bij Patterbury gelegen was.
Owen beschouwde de ontmoeting, na zes jaar zwerven
door de woestijn, als een wonder, hoewel dit soort
wonderen in een drukke havenplaats als Oran tot
de dagelijksche gebeurtenissen behoorde.
Zij dronken en over en weer volgde een menigte
vragen.
„Ken je ook een meisje een zekere Kathleen
Ilespes informeerde Owen nieuwsgierig, doch
zonder de minste hoop of verwachting. „Zij was
nogal knap indertijd was ze op kantoor bij Keith,
dien woekeraar. Leeft hij nog
Zóó nieuwsgierig was hij naar alles en allen, dat
hij vier, vijf vragen door elkaar wierp.
De derde stuurman van de „Hopedene", die
Brown heette, knikte bevestigend. „Dat meisje
ken ik heel goed, van aanzien, bedoel ik. Ze is
later nog beroerd weggekomen bij dien Keith. En
de oude Keith zelf leeft ook nog dat soort lui
wordt gewóónlijk honderd, als ze niet doodgeslagen
worden."
„Ze is zeker allaug getrouwrd hernam O wen en
hij was plotseling nieuwsgierig, hoe de sprookjes
prins wel heeten mocht.
„Neen, niet getrouwd," antwoordde Brown. „Dat
lijkt verwonderlijk voor zoo'n knap meisje, maar
ik geloof, dat zij acht en negentig van de honderd
mannen niet goed genoeg voor zich vond, en de twee
die overschoten vonden haar niet goed genoeg.
Ik zei je toch al van dat gevalletje bij Keith.
„Ja, wat was'dat?"' viel Owen hem verrast in
de rede. En tegelijk werd hij onrustig straks zou
hij Kathleen terugzien en zij was niet getrouwd.
„Wel, wat er eigenlijk aan de hand is geweest,
heeft niemand ooit precies geweten. Keith heeft haar
eens beschuldigd van diefstal ik meen dat het om
honderd pond ging. En het meisje zei, dat zij het
geld verloren had. Wie nu gelijk had kon niet worden
uitgezocht, hoewel de politie lang met de geschiedenis
bezig is geweest. In elk geval echter werd zij op
staanden voet ontslagen. En je weet hoe dat gaat
in zulke plaatsjes. Ze was knap en ze ging altijd
netjes gekleed. En dan hoor je al gauw, dat de
menschen het wel gedacht hadden, want dat nie
mand wist waar ze 't van deed.
Owen zat een oogenblik ais verlamd. „Hoe lang
is dat geleden vroeg hij haperend, toen hij zijn
zelfbeheersching had teruggevonden en hij
koesterde nog een nietig sprankje hoop, dat het
plotseling opgekomen vermoeden niet bewaarheid
zou worden.
„Hoelang Wel, 'n jaar of zes, zeven, geloof ik.
Ja, ik herinner me zoowat zes en 'n half jaar, want
kort daarop maakte ik mijn eerste reis als stuurmans
leerling.
Owen vroeg niets-meer hij hóéfde niets meer te
vragen. Alles was hem duidelijk geworden. Die
eerste oneerlijke daad in zijn leven die hij al tien
maal geboet en uitgewischt dacht door de schroeiend
heete winden en de duizend-en-een andere kwellingen
der woestijn had vreeselijke gevolgen gehad voor
een onschuldige. Eu het noodlot had gewild, dat
die onschuldige het meisje zou zijn, dat hij tot geen
prijs ter wereld verdriet zou hebben willen doen.
Het was even ongelooflijk als ontstellend en bescha
mend alle vreugde om de vrijheid was plotseling
verdwenen. Hij zou het meisje nooit meer onder de
oogen durven komen in Patterbury nooit een
gelukkig uur meer kennen.
Later kon Owen zich onmogelijk meer herinneren,
hoe hij de herberg verlaten had hij geloofde, dat
hij zonder nog iets te zeggen was opgestaan en
heengegaan was. Dien nacht sliep hij niet. Hij dacht
aan de "schande, waaronder Kathleen gebukt moest
zijn gegaan, aan de boosaardige praatjes, die in 'n
benepen gat als Patterbury de ronde moesten hebben
gedaan, en aan het verdriet, dat het meisje geleden
moest hebben
Toen rijpte zich het vaste voornemen zijn daad
ongedaan te maken, de gevolgen voor Kathleen