Sepp/ fe B ombay f V zoozeer toestemde, omdat hij overtuigd was van mijn kundigheden, als wel om het feit, dat hij een matroos en een stoker ziek in Port Said had moeten achterlaten, maar in ieder gevalhij nam me aan tegen vrijen overtocht. Hij was op weg naar Austra lië ik kon aan boord blijven zoolang hij me noodio- had. Aldus kreeg ik de gelegenheid mij te overtuigen van de zindelijkheids-reputatie der Nederlandscke koopvaardijschepen, maar ook van de ongeloofelijke hitte, die men op de stookplaat kan verduren. Gelukkig was er steeds zooveel ander werk voor me, dat ik slechts één dag als leerling-stoker fungeerde, doch die ééne dag was ongelukkigerwijze in de Roode Zee, waar in een ligstoel onder het zonnedek de hitte reeds onverdraaglijk is. Alles liever dan nog zoo'n dagDe schaarsche oogen blik ken, dat ik omhoog kon klimmen om aan dek „frissche" lucht te happen, brachten geen verkoeling, want ook op dek was het zoo heet, dat er in de nabijheid een vuurspuwende draak scheen te ademen. Het leven aan boord was totaal lamgeslagen niemand maakte één beweging meer dan strikt noodzakelijk was de warmte lag op ons als een broeiende, verstikken de deken en hoe ik mij voelde, als ik dan weer het ijzeren laddertje afdaalde en met iederen stap de gloeiende atmosfeer nog feller voelde worden dat kan ik niet beschrijven. £)e reis ov?r Bombay en Soerabaja naar Australië, en ik kon aan boord blijven tot 't einddoel, vertelde mij de kapitein, maar in Bombay bedankte ik voor de eer. Ik was weer ver genoeg gevorderd. Ik ruilde de netheid en ordelijkheid van den Nederlandsehen vrachtvaarder voor de weelde en de armoede van Bombay, waar ik eerst nieuwe prentbriefkaarten liet drukken, daar ik verwachtte er hier vele te zullen verkoopen aan de ambtenaren en de toeristen. Hierin werd ik niet teleurgesteld ik bemerkte spoedig, dat de politie geen getuige - mocht zijn van mijn optreden als venter, maar ik deed ook de ondervinding op, dat ik niet van honger behoefde te sterven, als ik bescheiden, zonder opdringerigheid mijn kaarten te koop aanbood. Het was op mjjn zwerftochten dikwijls de eenige manier om in mijn levensonderhoud te voorzien, doch ik deed het alleen, wanneer er geen ander middel was. Want nooit overwon ik geheel mijn tegenzin, om iemand met een vragend gebaar mijn kaarten voor te houden ik had steeds het vernederend gevoel, dat ik een aalmoes vroeg, en dikwijls dacht ik met diep medelijden aan de velen, die dag in dag uit de straten in Europa en elders moeten afsjokken, omdat de crisis hen met werkloosheid sloeg. Toen ik genoeg geld meende te hebben, trok ik het binnenland in, waarmede een vermoeiende maar interessante reis begon. Ik zwierf links en rechts, m alle richtingen waarheen een mooie weg, een prachtig plekje natuurschoon of een vriendelijke automobilist mij voerde. Ik was vier dagen pakjes jongen bij een handelsreiziger, die met niet minder dan zeventien koffers den verren omtrek van Madras afreisde; ander hal ven dag vergezelde ik een missionaris op een rivier in het binnenland zijn boy was ziek geworden en hij wist geen raad met zijn groote bagagesoms liep ik dagen achter een, soms kon ik een halve week mijn voeten rust gunnen, omdat ik mocht meerijden in auto's of ossenkarren, of een ambtenaar op inspectiereis m zijn bootje gezelschap mocht houden. Ik zag de ongeloofelijke pracht van radjah-hof- houdingen, de dure luxe van paleizen, de niet te schatten rijkdommen in tempels, de armoede van vele inlanders, de extatische godsdienstuitingen bij groote feesten, religieuze optochten, met zege wagens voor afgodsbeelden, zóó groot, als het carna val te Nice ze nooit gekend heeftik zag de krioelende menigte die een bad nam in den heiligen Ganges te Benares, en de verbranding van het lijk van een Brahmaan. Toen mijn geld op was, moest ik met alle mogelijke karweitjes het leven zien te houden, want ik was nog 150 K.M. van Bombay verwijderd' vanwaar ik wüde probeeren, weer een ander stukje van de wereld te bereiken. Met deze karweitjes (o.a. wieden van tuinen, als tolk optreden voor een groepje Duitsche toeristen en het bewaken van auto's tijdens een of andere receptie bij een hoogen ambte naar) verdiende ik meer dan ik verwacht had, zoodat ik met een aardig sommetje te Bombay terug' kwam en er enkele dagen zorgeloos kon uitrusten van de zware vermoeienissen in het binnenland. Dat ik er spoediger vertrok dan in mijn bedoeling lag, had een eigenaardige reden, althans eigenaardig voor een reiziger als ik, die alleen zijn voeten als voortbewegingsmiddel heeft en maar moet afwach ten, of bij nog op andere wijze zijn doel kan bereiken de tallooze bedelaars schenen mij voor een rijken toerist te houden en volgden mij hardnekkig, als ik hun probeerde duidelijk te maken, dat zij bij anderen meer succes zouden hebben. Overal in de stad werd ik door hen aangehouden. ïn de haven had ik geen succes nergens kon ik een plaatsje krijgen om met arbeid mijn overtocht te betalen, en ik kreeg evenmin kans, om mij op een schip te verbergen. Indien ik geen geld had gehad, zou ik hebben moeten wachten, tot ik meer geluk had, doch nu kon ik een derde klas hut bespreken op een passagiersschip, dat als eerste haven Colombo op Ceylon zou aandoen. Het sloeg een diep gat in mijn kapitaal, doch er stond tegenover, dat ik op een mailschip wel kans had om mijn kaarten tegen hoogen prijs te verkoopen. Ik zou mijn onkosten wel goedmaken. Dat bleef ook niet uit. Reeds op de kade, nog voor liet vertrek, maakte ik kennis met een Amerikaan uit Chicago, die, toen hij op de loopplank wilde stappen, uitgleed en bijna viel ik kon hem opvangen en staande houden, waarvoor hij zeer dankbaar was, niet zoozeer omdat ik hem voor een ongeluk behoed had, maar omdat een kostbaar en zeer zeldzaam beeldje, dat hij in een valiesje droeg, bij zijn struike ling waarschijnlijk gebroken zou zijn. Zijn dank woorden werden aanleiding tot een gesprek aan dek het bleef natuurlijk niet voor hem verborgen, dat ik geen luxe-toerist washij bood mij een hut in de eerste klas aan en noodigde mij uit deel te nemen aan een tocht over Ceylon, waar hij eveneens op zoek giug naar antieke en zeldzame kostbaarheden. Het spreekt vanzelf, dat hij m'n geheelen voorraad kaarten kocht voor een behoorlijk bedrag hij liet De prachtige kust van Ceylonvan waar Seppl vertrok naarVerre Oosten.. mij zoo uitvoerig mogelijk alles vertellen, wat ik in Europa en Afrika ondervonden had, tot in de kleinste bijzonderheden, alsof hij er jaloersch op was, dat men bij een dergelijke manier van reizen meer interessante en ongewone dingen beleeft, dan wanneer men op een wereldreis van boot op trein overstapt en weer op een boot, zooals hij dat deed. Ik stelde hem voor het eens te probeeren, maar daar voelde hij niets voor de ontberingen en gevaren en de kans op doorgeloopen voeten vond hij waarschijnlijk te groot. Ik maakte dus een gezellig reisje per auto over het eiland, zocht met mijn gastheer naar antiqui teiten en kostbare oude producten van volkskunst en keek met hem naar de Duivel-Dansers in een tempel te Kandy, de hoofdstad. Na ruim een week keerden wij terug naar Colombo, waar ik afscheid v^an den Amerikaan nam hij nam passage naar Suez om via Rome en Parijs naar Amerika terug te keeren, en ik ging mijn geluk weer zoeken aan de haven. Ik slaagde er beter dan ik verwachten mocht. Als verstekeling had ik geen kans of men in Colombo vfel ondervinding had opgedaan met blinde passa giers, of dat er toevallig zeer waakzame en achter dochtige zeelieden lagen, weet ik niet en veranderde de zaak ook niet, maar ik had geen schijn van kans, om op een schip te sluipen, en overal waar ik een baant jé vroeg tegen een bed, een maaltijd en vrijen overtocht, werd ik in verschillende talen afgeblaft. Waarbij ik leerde, dat afblaffen in alle talen even onaangenaam is. Toen dacht ik aan Brindisi. Misschien lukte het hier ook. Ik probeerde het bij een passagiersschip, dat den vorigen middag was aangekomen en 's avonds de reis zou voortzetten naar China en Japan. Mijn kleeren zagen er nog behoorlijk uitr ik had genoeg geld om ze te laten oppersen, mij te laten scheren, een das en schoenen te koopen (hetgeen hoognoodig was) en met mijn camera kon ik gevoèglijk voor toerist doorgaan. Ik wachtte tot de boot over een kwartier zou vertrekken, toen de loopplank vol was met heen en weer loopende passagiers en bezoekers-

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1936 | | pagina 31