7 TWEE STADS-BLOEMEN IN DE WEI t brood van berouw eet. Met verbazing herinnerde liij zich, dat hij in die gelukkige dagen had gemokt over zijn levensdeel. Hij herinnerde zich, wat hij in vertrouwen gezegd had tegen een kameraad op het bureau, terwijl hij zalf wreef over de plek op zijn rechterscheen, waar de welgeschoeide voet van een vischventer tegen beland was dat die gijntjes strijdbare vischventers namelijk hem „een beetje te machtig" werden. Een beetje te mach tig Hij zou er nu geld voor over hebben, dat iemand hem schopte En dat drietal trouwe vrienden van den poging-tot-vrouwenmoordenaar, die zijn neus aan diggelen hadden geslagen als hij die nu den hoek om zou zien komen, zou hij ze verwelkomen als broeders. En de Batterseasche Parkweg dutte door, vreed zaam, intellectueel, ordelievend. Hij hoorde door een kennis vertellen, dat er eens een moord gebeurd was in een van die flats. Hij ge loofde liet niet. Als een van die tamme broeders met witte bloedlichaampjes ooit een vlieg platsloeg, was 't al heel mooi. Het was gewoon belachelijk. Als ze tot moord in staat waren, hadden ze allang Alf Brooks vermoord. Hij stond op den weg en keek nijdig op naar de vredige woningen. „Grrrrr gromde hij en hij gaf een schop regen het trottoir. En terwijl hij nog gromde, verscheen er daar op een balcon van een flat op de tweede verdieping een vrouween ietwat bedaagde vrouw met een mager gezicht, die met haar armen zwaaide en schreeuwde „AgentAgentKom eens gauwKom dadelijk hier sprongen rende agent Plimmer de steenen trap- 1 -pen opZijn geest was helder en benieuwd. Moord f Zou wel niet. Anders had de vrouw 't wel gezegd, 't Leek heelemaal 't soort niet, dat over zooiets haar inond zou kunnen houden. Enfin, 't was in ieder geval iétsen Edward Plimmer was nu lang genoeg in Battersea, om voor een klein pretje dankbaar te zijn. Een dronken man was beter dan niemandal. 't Was tenminste iets, om je handen eens naar uit te steken en eens een beetje mee te gooien. De vrouw met het beenige gezicht stond hem aan de deur van de flat op te wachten. Hij volgde haar haar binnen. „Wat is er mevrouw V9 „DiefstalOns meisje heeft gestolen Zij leek er zich voldoende over op te winden, maar agent Plimmer voelde slechts gedruktheid en te leurstelling. Hij was een sterk minnaar van het schoone geslacht hij had er een hekel aan, vrou wen te arresteeren. Trouwens, als je in een stem ming bent om anarchisten met bommen te lijf te gaan, vind je zoo'n dieverijtje alleen maar lastig. Evenwel, plicht was plicht. Hij haalde zijn boekje te voorschijn. „Zij is op haar kamer. Ik heb haar opgesloten. Ze heeft mijn broche gestolen. We hebben al geld óók gemist, moet haar bagage nakijken." Een klein, kaal, zenuwachtig mannetje met een bril dook op als uit een luik. In werkelijkheid was hij er den heelen tijd al geweesthij had bij de boeken kast gestaan maar hij was een van die mannen die je niet opmerkt, als ze niet bewegen of praten. „Eh. Jane." „Ja, Henry I" Het mannetje scheen iets door te slikken. „Ik eh.ik denk, dat je Ellen misschien veron gelijkt. Ik bedoel, 't zou kunnen met 't geld ten minste. Hij lachte een griezelig lachje en wendde zich naar den politie-beambte. „Eh.agent, ik meen u te moeten vertellen, dat mijn vrouw eh de kas houdt hier in huis en 't zou kunnen, dat ik in een oogenblik van verstrooidheid...." „Bedoel je, dat jij mijn geld weg hebt gehaald, Henry „Eh.schat, 't zou kunnen, dat ik in mijn verstr.." „Hoe dikwijls Hij wankelde zichtbaar. De greep van het ge weten begon te verzwakken. „Eh.niet dikwijls." „Hoe dikwijls f Meer dan eens - De veer van het 'geweten was losgeschoten. Het mannetje gaf den strijd op. „Nee, nee, niet meer dan eens. Zéker niet meer dan eens „Je had 't heelemaal niet moeten doen. Maar daar zullen we 't later wel over hebben, 't Neemt niet weg, dat Ellen een dievegge is. Ik heb wel een keer of zes geld vermist. En bovendien die broche. Hierheen, agent." Agent Plimmer ging hierheen, met een gezicht als een masker. Hij wist, wie hij vinden zou achter die gesloten deur aan het eind van de gang. Maar het was zijn plicht, er uit te zien, alsof hij opgezet was, dus zèg hij er zoo uit. ^Fij zat op haar bed, gekleed om uit te gaan. Het was haar vrije middag, had de vrouw met 't- kno kige gezicht agent Plimmer meegedeeld gelukkig had zij nog net op tijd het gemis van de broche ontdekt, om haar vast te houden. Zij was bleek en zij had een ge jaagden blik in haar oogen. „Slechte meid, waar is mijn broche Zwijgend stak zij het sieraad naar voren. Zij had 't in haar hand gehad. „Ziet u, agent „Ik wou 'm niet stelen. Ik wou 'm alleen maar leenen. Ik had 'm weer op z'n plaats willen leggen." „Jawel, dat geloof ik directLeenen t Waarvoor?" „Ik. ik wou er aardig uitzien." De vrouw liet een kort lachje hooren. Het gezicht van agent Plimmer vertoonde evenveel uitdrukking als een blok hout, „En dat geld, dat ik gemist heb Dat wou je zeker ook alleen maar leenen „Ik héb geen geld weggenomen, nooit ,,'t Is toch weg 't Heeft toch zeker geen beentjes Neem haar mee naar 't bureau, agent." Agent Plimmer trok zware oogleden op. „Wou u er werk van maken, mevrouw „Da's ook een vraag Natuurlijk wil ik er werk van maken. Dacht je, dat ik je anders binnen bad ge haaid „Wilt u maar meegaan, juffrouw zei agent Plimmer. Duiten scheen vroolijk de zon neer op het rustige Battersea. Het was 't uur, dat de kinderen buiten wandelden met de kindermeisjesen uit de groene diepten van het Park kwam het geluid van blijde stemmen. Een auto stond zich te rekken in den zonne schijn en keek de twee, die voorbijgingen, met luie tevredenheid aan. Zij liepen" zwijgend. Agent Plimmer was iemand met een scherp besef van hetgeen paste en niet paste aan een politie-beambte in zijn diensttijd hij streefde altijd naar een automatische onper soonlijkheid. Er waren momenten, dat 't zwaar viel, maar hij deed zijn best. Hij stapte voort, met zijn kin omhoog en zijn oogen afgewend. En naast hem. Enfin, ze huilde niet. Dat was tenminste iets. Om den hoek stond, fraai in blauw flanel, aan beide einden sierlijk afgezet met 'n strooien hoed en de geelste schoenen van zuidwestelijk Londen, geurig, krullig, een prins onder de jongelieden, Alf Brooks. Hij voelde zich gepikeerd. Als hij zei drie uur, dan bedoèlde hij drie uur. 't Was nu kwart over drie, en zij wks er nog niet. Alf Brooks mompelde een ongeduldig vloekje, en de gedachte schoot door zijn brein, gelijk zij er al eens méér door geschoten was, dat Ellen Brown niet het eenige meisje op de wereld was. „Ik zal haar nog vijf min. Ellen Brown, met geleide, kwam op dat oogenblik den hoek om. Woede was de eerste aandoening, die door het schouwspel in Alf Brooks werd gewekt. Meisjes, die een jongen lieten wachten, en onderwijl met politie agenten ronddaasden, waren geen meisjes voor hem. Zij hadden niet ééns en voor al begrepen, dat hij een man was, die kiezen kon naar zijn welgevallen. En toen deed een electrische schok de wereld vaag dansen voor zijn oogen. Deze politie-agent had zijn koppel om hij had dienst. En Ellen's gezicht was niet het gezicht van een meisje, dat voor haar (OPNAME MET VOIGTLANDER-FILM)

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1936 | | pagina 7