VERSCHOLEN IN 'T RIET pleizier met de gewapende macht uit wandelen gaat. Zijn hart stond stil, en werd toen razend. Zijn wangen tintten zich donker rood. Zijn kaak zakte, en een prikkelige warmte gloeide in de omstreken van zijn ruggegraat. „Nou...." Zijn vingers zochten zijn boord. „As je/..." Hij gloeide heelemaal. „AllemachtigZe wordt opgebracht Hij trok aan zijn boord. Hij stikte er in. Alf Brooks kwam niet zeer voordeelig uit in de eerste echte crisis, die het leven hem opdrong. Dat moest erkend worden. Later, toen het voorbij was, en hij den tijd had tot zelfonderzoek, gaf hij het zich zelf ook toe. Maar ook toen nog verontschuldigde hij zich door nijdig aan het Wereldruim te vragen, wat hij dan anders had kunnen doen. En bracht die vraag ook niet veel troost in zijn ziel den eersten keer, dat hij haar stelde, zij bleek door her haalde toepassing z'n leed danig te verzachten. Hij herhaalde de kuur nu en dan in den loop der vol gende twee dagen, en na verloop van dien tijd was hij genezen. Den derden ochtend klonk zijn „mel- lükweer even onbekommerd als vroeger, en voelde hij, dat hij in moeilijke omstandigheden de eenig mogelijke gedragslijn had gekozen. Ga eens na. Hij was Alf Brooks, bekend en geëerd in de omgeving 's Zondags koorzanger eigenaar van 'n melkwijk in de fijnste buurt van Battersea men kon zeggen een man met een positie. Moest hij, op straat en op klaarlichten dag, een meisje herkennen, dat met een agent meeliep, omdat zij moést, een misdadigster, een juffrouw die ingepikt was Ellen kwam naar hem toe, en agent Plimmer liep stokstijf naast haar. Zij was acht meter van hem af zeven zes vier. Alf Brooks trok zijn hoed over zijn oogen en liep langs haar heen, niets ziende, een onbekende. Hij liep vlug door. Hij was zich bewust van het eigenaardige gevoel, dat iemand op 't punt stond, hem een schop te geven, maar hij dorst niet om te kijken. A gent Plimmer mat den afstand met een ernstigenblik. Zijn gezicht was rooder dan ooit. Onder zijn blauwe jas woelden vreemde gevoelens. Er was iets, dat zijn keel scheen te vullen. Hij pro beerde bet door te slikken. Hij bleef stilstaan. Het meisje keek naar hem op met een paar matte, vragende oogen. Voor 't eerst dien middag keken zij elkaar aan. en agent Plimmer kreeg het gevoel, dat het grooter was geworden, onhandelbaarder, wat er aan den binnenkant van zijn keel werkte. De ellende van het gevangen dier was in haar blik. Zoo had hij vrouwen in Whitechapel zien kijken. Zoo had de vrouw gekeken, aan wie hij, indirect, zijn ge schonden neus te danken had. Toen zijn hand was neergekomen op den kraag van den man, die haar zoo onbarmhartig schopte, had hij haar oogen gezien. Het waren de oogen van Ellen, zooals zij daar nu stond gemarteld, gebroken, maar zonder klacht. Agent Plimmer keek Ellen aan, en Ellen keek agenfc Plimmer aan. Verderop in de straat speelden een paar kinderen met een hond. In een der flatwo ningen begon een vrouw te zingen. „Smeer 'm," zei agent Plimmer. Hij sprak ruw. Hij vond praten moeilijk. Het meisje schrok. „Wat zeg je „Smeer 'm. Neem de beenen. Maak dat je weg komt." „Hoe bedoel je?" Agent Plimmer keek woedend. Zijn gezicht was purper. Zijn kaak stak uit als een granieten golf breker. „Schiet op," bromde hij. „Smeer 'm. Zeg maar tegen 'm, dat 't een grapje was. Ik zal ër op 't bureau wel wat van maken." Zij scheen maar heel langzaam te begrijpen. „Bedoel je, dat ik weg moet loopen „Ja." „Breng je me dan niet naar 't bureau „Nee." Zij staarde hem aantoen, opeens, snikte zij. „Hij wou me niet aankijken. Hij geneerde zich voor me Hij deed net, of hij me niet zag." Zij steunde tegen den muur. Haar rug schokte. „Ga hem maar gauw achterop, en zeg maar dat 't een. „Nee nee nee Agent Plimmer keek zwaarmoedig naar het trot toir. Hij gaf er een schop tegen. Zij keerde zich om. Haar oogen waren rood, maar zij huilde niet meer. Haar kin stak vastberaden vooruit. „Dat kan ik niet.nu hij zoo deed. Ga maar mee verder, 't Kan me niets meer schelen." Zij keek hem op een eigenaardige manier aan. „Wou je me écht laten loopen Agent Plimmer knikte. Hij voelde, dat haar oogen zijn gezicht doorspeurden, maar hij keek er niet in. „Waarom Hij gaf geen antwoord. „Wat zouden ze je gedaan hebben, als ik weg was geloopen De trekken op het gezicht van agent Plimmer wa ren van de stof, waaruit nachtmerries bestaan. Met grooter heftigheid schopte hij het onschuldige trot toir. „Ontslagen," zei hij kortaf. „En misschien in de gevangenis gestopt ook." „Misschien wel." Hij hoorde haar diep adem halen, en er viel weer stilte tusschen hen. De hond verderop in de straat blafte niet meer. De vrouw in de flat zong niet meer. Zij waren vreemd alleen. „Had je dat voor me over gehad vroeg zij. „Ja." „Waarom „Omdat ik niet geloof, dat je 't gedaan hebt. Dat geld gestolen, bedoel ik. En die broche ook niet." „Was dat alles f" „Hoe bedoel je alles „Was dat de eenige reden Hij kwam recht voor haar staan, bijna dreigend. „Nee zei hij schor. „Nee, dat was 't niét, en dat weet je heel goed. Als je 't met alle geweld hooren wilt, kun je je zin krijgen, 't Was omdat ik van je hou Daar Nou is 't er uit, en nou kun je door- loopen en me uitlachen zoo hard als je wilt." „Ik lach je niet uit," zei ze simpel. „Je vindt me 'n idioot „Nee, niètwaar." „Je geeft geen steek om me. Je bent gek op hém." Zij huiverde even. „Niètwaar." „W&t zeg je f' „Ik ben veranderd." Zij zweeg even. „Tegen den tijd, dat ik er uit kom, zal ik nog wel méér veranderd zijn, denk ik" ;Waéruit V9 „Uit de gevangenis." „Je góAt niet naar de gevangenis." „Wèlwaar." „Ik neem je niet mee." „Dat doe je wél. Dacht je, dat ik je zoo je ongeluk in liet loopen, omdat je mij uit de nesten wilt hel pen Niks hoor." „Wees nou wijs, en smeer 'm." „Dank je lekker." Hij stond haar aan te kijken als een tobberige beer. „Ze zullen me heusch niet opeten." „Ze knippen je al je haar af." „Vind je, dat ik mooi haar heb „Ja." ,,'t Zal heusch wel weer groeien." „Blijf niet staan praten. Smeer 'in." „Nee. Waar is 't bureau „Volgende straat." „Ga mee dan." TVe blauwe lantaren van het politie-bureau kwam in zicht, en zij bleef even staan. Toen liep zij weer door, haar kin wat hooger. Maar haar stem beefde een beetje, toen zij sprak. „We zijn er haast. Volgende halte Battersea. Allemaal overstappen Zeg meneer ik weet je naam niet eens." „Ik heet Plimmer, juffrouw. Edward Plimmer." „Ik heb al gedacht.ik bedoel, ik zal me mis schien nogal eenzaam voelen.misschien.Ik bedoel, 't zou wel leuk zijn, als ik er uit kwam, dat er een kennis op me stond te wachten om „hallo" tegen me te zeggen." Agent Plimmer zette zijn groote voeten schrap tegen de steenen en werd blauwachtig. „Ik zal zorgen, dat ik er ben, juffrouw," zei hij, „al moet ik er een heelen nacht voor opblijven, 't Eerste, wat u zien zult als ze de deuren openzetten, is een groote, leelijke smeris met een rood gezicht en groote voeten en een gebroken neus. En als u alleen maar „hallo" terugzegt, als hij „hallo" tegen u zegt, zal ie zoo blij zijn als 'n engel en zoo trotsch als een koning. En, en, juffrouw" - hij kneep zijn handen dieht, tot de nagels pijn deden in het leder achtige vleesch „één dingetje wou ik nog graag zeggen, juffrouw. U zult wel een poosje uw tijd voor uzelf krijgen, denk ikdan kunt u 'n heeleboel denken, zonder dat ze u storenen nou had ik graag, als ik 't zeggen mag, dat u er over nadacht, of u dién kwasterigen scharminkel niet zou kunnen vergeten, die u zoo gemeen behandeld heeft, en of u niet 'is klein tikje zou kunnen houden van iemand anders, die blikslagers goed weet, dat u 't eenige meisje op de heele wereld voor 'm bent." Zij keek hem voorbij naar de lantaren, die blauw en onheilspellend boven de deur van den politie post hing. „Hoe lang zou ik krijgen vroeg zij. „Wat zouen ze me geven Veertien dagen Hij knikte. „Zoo lang zal ik niet noodig hebben," zei ze. „Zeg eh.hoe noemen ze je 1 Je eigen volk bedoel ik Eddie of Ted

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1936 | | pagina 8