HET LIED OP
HET WATER
23
„Tegen zoo'n prijs kun je niet ingemaakt worden,'
zei Hamilton, en hij veegde de sigaar den haard in.
„Ik wou je inderdaad eens spreken, Beentjes," ging
hij voort.. „Weet je nog, dat ik je een maand of acht
geleden geschreven heb, dat ze nie aandeelen van een
auto-fabriek hadden aangeboden
Beentjes had een vaag idee, dat er zooiets gebeurd
was, en knikte ernstig.
,,'t Leek me geen kwaad aanbod," zei Hamilton
peinzend. „Ik schreef, dat er aan dien koop een
directeursbaantje vastzat, weet je wel
Beentjes zat te, schuiven op zijn stoelhij voelde
verwijt dreigen.
„Goeie beste kerel," begon hij zwak.
„Wacht even," zei Hamilton. „Ik vroeg je om raad.
En je schreef terug, dat ik me hoegenaamd niet met
de Kievit Klein-auto Maatschappij moest inlaten."
„O ja t" zei Beentjes. „Ik dacht, dat ik je geschre
ven had, zoo gauw mogelijk toe te happen. Heb je
mijn brief bij je
„Nee," zei Hamilton.
„Ah riep Beentjes triomfantelijk, „daar heb je
't alLeelijke schavuit, je beschuldigt mij maar, dat
ik tégen geadvi.
„Luister je nu even, kletskous zei Hamilton.
„Ik schreef je, dat ik er wel perspectief in zag. De
maatschappij was met weinig kapitaal begonnen
Weer kwam Beentjes er tusschen, nu door op te
staan en plechtig om 't bureau heen te loopen, ten
einde zijn vriend de hand te schudden.
„Hamilton, ouwe baas," pleitte hij, „ik had 't toen
tertijd razend druk. Ik erken, dat- ik me vergist heb
misschien heb ik je voor een vermogen afgezet.
Maar ik wóü je schrijven, dat je 't moest doen, en hoe
ik je heb kunnen raden, om 't niét te doen, daar snap
ik geen steek van
„Die maatschappij...." begon Hamilton.
„Ik weet 't, ik weet 't," zei Beentjes, het hoofd
schuddend en zijn monocle goedzettend wat nogal
lastig ging, daar zijn hand zijn gezicht nooit heele-
maal kon bijhouden. „De fout was aan mijn kant,
trouwe makker. Ik ken die maatschappij heel goed.
Verdient reusachtig Je ziet die wagens letterlijk
overal. Ik geloof, dat die Kwartel.
„Kievit," zei Hamilton.
„Kievit bedoel ik. Ze hebben een ander model, dat
Kwartel heet," beweerde Beentjes. „Enfin, t is een
van de beste merken. Ik had er zelf óók haast een
gekocht. Hoe kón ik 't je afraden Enfin, beste man,
zei hij, opklarend, „de lepel staat nog steeds in den
brijpot. Je hoeft je hand maar uit te steken.
„StilHou je nu even je mond smeekte Hamil
ton. „Je laat me gewoon niet vertellen Ik heb 't
geld vierduizend pond in die beroerde maat
schappij gestoken."
„Hè
..Ik heb 't geld in die maatschappij gestoken, zeg ik,
tegen je advies in. De maatschappij is min of meer
zwendel."
Beentjes kwam langzaam recht zitten in zijn stoel
en trok zijn waardigste, zakelijkste gezicht.
„Ze passen natuurlijk wel op, dat ze hun vingers
niet branden, maar toch is 't zwendel. Ze hebben
ergens '11 oud st.uk fabriek, en den eenigen Kievit
wagen, die ooit gemaakt is, heeft de een of andere
Schot gebouwd tegen 't dubbele van den prijs, dien
't wagentje volgens de lui van de maatschappij
kosten zou."
„Wat heb ik je gezegd sprak Beentjes rustig.
„Arme zielik geef geen raad, als ik de zaak niet
bestudeerd heb, vooral *niet aan mijn besten vriend.
Natuurlijk was 't zwendel! Je kunt zóó aan die
autootjes zien.
„Er is er maar één gemaakt," onderbrak Hamilton.
„Ik bedoelde autootje," zei Beentjes onverstoord.
„Daar kun je. zóó aan zien, dat 't van a tot z boeren
bedrog is. Hoe kón je ook tegen mijn raad ingaan,
kerel
„Zwetser zei de verbolgen Hamilton. „Je zei net,
dat 't je zoo speet.
„Toen had je dat andere nog niet verteld," zei
Beentjes opgewekt. „Ja Ham, je bent bestolen." Hij
dacht even na. „Vierduizend pond Zijn kin zakte.
Beentjes had den laatsten tijd nogal met groote
getallen gewerkt, en 't was hem niet helder meer, wat
vierduizend pond voor een jong officier beteekende.
Hij was te veel heer, om de gedachte uit te spreken,
maar liet vermoeden schoot in hem op, dat die vier
duizend pond heel het aardsch bezit van Hamilton
uitmaakten, een legaatje, dat liij gekregen had kort
voor Beentjes' vertrek uit Afrika, plus zijn spaar
duitjes van jaren.
„Ham," zei hij hol, „ik ben een vent van niks!
Ik heb me maar groot zitten' houden en opgehakt,
in plaats dat ik een middel bedacht, om 't zaakje
in orde te krijgen."
Hamilton lachte.
„Ik heb niet veel hoop, dat je 't in orde krijgt,
Beentjes," zei hij. „Ik wou alleen even hooren, of je
iets van die firma wist."
Bij iedere andere gelegenheid zou Beentjes zich
beroemd hebben op een diepgaande kennis omtrent
de firma en haar arbeid nu echter schudde hij het
hoofd, en Hamilton zuchtte.
„Sanders zei, dat ik maar eens naar jou toe moest
gaan," zei hij. „Sanders heeft veel vertrouwen in je,
Beentjes."
Beentjes kreeg een kleur, kuchte, nam zijn lang-
pluimige pen op en legde haar weer neer.
„In ieder geval," zei Hamilton, „heb je genoeg
verstand van zaken, om me één ding te zeggen is
er kans, dat ik dat geld terugkrijg t"
Beentjes sprong op.
„Ham," zei hij, en Hamilton voelde een ontzag
lijken ernst in zijn stem, „dat geld komt terug, of de
naam Augustus Tibbetts komt bovenaan op 't
lijstje van mislukkelingen."
Een minuut later werd kapitein Hamilton de kamer
uit gehamldrukt. Beentjes vond de zaak uiterst
gewichtig. Met twee handen zijn haar doortastend,
zat hij te piekeren over het moeilijkste probleem, dat
hem ooit was voorgelegd, zooals liij het later noemde.
Na een half uur haartrekkens liep hij langzaam zijn
fraaie kamer door en klopte hij bescheiden op de
tusschendeur.
Marguerite Whitland was sinds lang het pogen moe,
om hem van die gewoonte af te brengen. Zij vond 't
eenvoudiger, „binnen" t,e zeggen, en Beentjes ging
binnen, deed de deur dicht en bleef in eerbiedige
houding twee jias van die deur staan.
„Mag ik u even raadplegen, jongedame f" zei hij
bedaard.
„Raadplegen moogt u me óók," sprak zij even
ernstig.
Vervolg op pag. 26