'N JUMPER VOOR KOELERE DAGEN VOORPAND MOUW RUGPAND VOOR RUSTIGE UURTJES IN VACANTIETIJD Bij toer 48 is het breiwerk 12 cm. hoog en zijn we gekomen tot aan de taille. We hebben nu 103 steken op de naald. Bij toer 49 te beginnen 10 X om de 11 toeren aan weerszijden van 't werk 1 st. meerderen. Bij toer 148 hebben we nu 123 st. op de naald en beginnen we met het armsgat. Hiervoor bij toer 148, 149 en 151 aan weerszijden telkens 4 st. minderen. Zooals we op de afbeelding kunnen zien is het kabelsteekpatroon bovenaan de helft smaller. Om deze patroontjes smaller te krijgen breit men in toer 152, 154, 156 telkens 2 steken van de steken waarmee de kabelsteek gevormd wordt tezamen, zoodat men in plaats van 12 steken voor ieder patroontje nu nog 6 steken overhoudt. Van nu af wordt het werk ook niet meer in drie, maar in twee gedeelten kruiselings over elkander gehaald. Bij toer 153 hebben we nog 75 st. op de naald. Dan tot aan toer 171 verder breien zonder meer deren of minderen. Nu 9 x om de vier toeren (tot en met toer 204) aan weerszijden telkens 1 st. meerde ren. Daarna nog 1 st. meerderen in toer 210. Bij toer 196 wordt eveneens met het minderen voor den hals begonnen. Het aantal steken in twee helften ver- deelen en ieder deel afzonderlijk breien. Vanaf toer 196 worden 6 x 2 st. geminderd, dus tot en met toer 201. Daarna nog 2 st. minderen bij toer 204 en 206, tel kens aan de zijde van den hals. Bij toer 212 begint het minderen voor de schouders. Bij dezen toer mindert men aan den kant van het armsgat 4 st. Bij toer 213 tot en met toer 217 telkens bij iederen toer 3 st. aan den kant van 't armsgat minderen. Bij toer 218 tot en met 223 telkens bij iederen toer 2 st. aan den kant van het armsgat minderen. Het linkergedeelte wordt op dezelfde wijze als het rechtergedeelte gebreid. Rugpand. Men begint het werk onderaan en zet 109 steken op. Om te zorgen dat de kabelsteekpatroontjes op dezelfde wijze verdeeld worden, laat men de eerste 2 steken van het patroon weg. Eveneens ook de 2 laatste st. op het einde van den toer. De le toer begint dus niet met 2 a., maar met 3 r. Voor de rest wordt het patroon gelijk aan dat van het voorpand gebreid. Van toer 32 tot en met toer 48 telkens om de 4 toeren aan weerszijden 1 st. minderen. Bij toer 48 is het werk 12 cm. hoog en zijn we tot aan de hoogte der taille gekomen. Nu hebben we 99 st. op de naald. Bij toer 49 te beginnen 10 X om de 11 toeren telkens aan weers zijden 1 st. meerderen. Bij toer 148 is het werk 37 cm. hoog en hebben we 119 st. op de naald. Met het armsgat beginnen bij toer 148. Hiervoor bij dezen toer en de beide volgende toeren telkens aan weerszijden 2 st. minderen. Bij toer 152, 154 en 156 wordt het patroon in kabelsteek weer tot op de helft smaller gemaakt. In toer 156 hebben we nu nog 83 st. op de naald. Vanaf toer 182 tot en met toer 206 telkens om de 4 toeren aan weerszijden 1 st. meerderen. Bij toer 208 begint het minderen voor de schouders. Hiervoor van toer 208 tot en met 211 aan weers zijden telkens 2 st. afkanten. In toer 212 tot en met 215 aan weerszijden telkens 3 st. afkanten. Bij toer 216 begint de hals. Het aantal st. in twee helften verdeelen en bij dezen toer tegelijk 10 st. aan de zijde van den hals afkanten, terwijl men aan de zijde van den schouder 3 st. afkant. Bij toer 217, 218 en 219 worden aan de zijde van den hals telkens 2 st. geminderd en aan de zijde van het armsgat mindert men telkens 3 st. Mouwen: Men begint onderaan bij het manchetje en zet 48 steken op. 2 r., 2 a. breien, 7 cm. boog. Bij den laatsten toer meerdert men op gelijke afstanden 27 steken, zoodat we 75 st. op de naald hebben. Nu het patroon breien, zooals bij voorpand is beschreven. Bij toer 96, 98 en 100 worden aan weerszijden telkens 3 steken gemeerderd. Bovendien bij deze toeren ook het patroon in kabelsteek tot op de helft verkleinen, zoodat we op het einde van den IOOen toer nog 75 st. op de naald hebben. Bij toer 110 te beginnen wordt 6x om de 10 toeren telkens aan weerszijden 1 st. gemeerderd. Bij toer 161 heeft men 87 st. op de naald. Hier begint men te breien voor den kop van den mouw. Hiervoor bij toer 161, 162 en 163 telkens 3 st. afkanten Rustige vacantie-uurtjes En we droomen ons een schaduwrijk plekje in bosch en hei of een koel verkwikkend zitje bij strand en duin. De vacantie aangenaam en toch ook weer nuttig doorbrengen, dat zal van heel veel vrouwen en jonge meisjes het ideaal zijn en daarom nemen ze als afwis seling van een mooi boek ook zoo nu en dan eens een handwerk op, dat haar tegelijk prettig en nuttig bezig houdt. Misschien willen we graag eens een mooien jumper breien voor de naderende koelere Septemberdagen dan is ons modelletje hiervoor juist geschikt. We gebruiken als materiaalongeveer 250 gram citroengele en 50 gram negerbruine zephirwol (3 draads) 2 lange stalen breinaalden nr. 3 en een hulpnaald. Knip dan volgens bijgaande afbeeldingen oen patroon van papier op de juiste maat en begin daarna volgens dit patroon te breien met het Voorpand: 113 steken opzetten en breien als volgt: le toer 2 a., 3 r., 1 a., 1 r. 1 a., 3 r., 2 a., 12 r. vanaf tot herhalen. 2e toer de steken afbreien in omgekeerde volg orde dus boven r. nu a. en omgekeerd. 3e toer2 a., 1 ornsl., 1 st. afh., 1 r., den afgehaalden st. over den rechten st. halen, I r., 1 a., 1 r., I a., 1 r., 1 afh., 1 r., overhalen, 1 omsl., 2 a., 12 r. Herhalen. 4e toer Als de 2e toer. De omsl. worden a. ge breid. 5e toer 2 a., 1 r., 1 afh., 1 r., overh., 1 omsl. 1 a., 1 r., 1 a., 1 omsl., 1 afh., 1 r., overh., 1 r., 2 a., 12 r. Herhalen. 6e toerals de 4e toer. 7e toer .- 2 a., I omsl., 1 afh., 1 r., 1 overh., 1 r., 1 a., 1 r., 1 a., 1 r., 1 afh., 1 r., 1 overh., 1 omsl., 2 a., 4 r., de volgende 4 steken op een hulpnaald nemen en deze naald aan de voorzijde van het werk laten hangen4 r., dan de steken van de hulpnaald r. afbreien. Herhalen. 8e toer als de 4e toer. 9e toer als de 5e toer. 10e toer als de 4e toer. 1 le toer als dé 3e toer. 12e toer als de 4e toer. 13e toer: 2 a., 1 r., 1 afh., 1 r., overh., 1 omsl., 1 a,, 1 r., 1 a., 1 omsl.. 1 afh.. 1 r., overh., 1 r.. 2 a., de volgende 4 st. op een hulpnaald nemen en de naald op de achterzijde van het werk laten hangen, 4 r., dan de steken van de hulpnaald afbreien, 4 r., vanaf het begin herhalen. 14e toer: als de 4e toer. Nu wordt het patroon van den len tot en met den 14en toer telkens herhaald. Bij toer 32, 36, 40, 44 en 48 aan weerszijden 1 steek minderen. -

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1936 | | pagina 36