VACANTIE IN DE DUINEN 23 lk ben ervan overtuigd, dat ik je vertrouwen kan, Hain. Ik weet, hoe je met meisjes omspringt, maar er zijn gevallen. „Weet jij hoe ik met meisjes omspring stoof Hamilton op. „Wéét je soms iets van me, gemeene lastertong t" Beentjes hief een hand op. „We zullen 't verleden laten rusten," zei hij veel- beteekenend, en hij maakte zoo'n indruk, dat Hamil ton in zijn geweten begon te zoeken naar een ver geten pekelzonde. „Nu dit alles tot wederzijdsehe genoegdoening o-eregeld is, beste compagnon," zei Beentjes levendig, „mag ik je wel even voorstellen." Hij liep naar de glazen tusschendeur en klopte be scheiden, door Hamilton verwonderd bekeken. Hij verdween, deed de deur achter zich.dicht en kwam terug, door het meisje gevolgd. „Geëerde mejuffrouw," zei Beentjes met zijn pieperigste stem, een stellig bewijs van zijn gemoeds verwarring, „sta mij toe u voor te stellen compagnon, oud-commandant, dapper en goed, onzen besten ka pitein Hamilton, van top tot teen vol ridderorden." Het meisje groette met glimlach en handdruk en Hamilton keek haar in 't gezicht. Haar klassieke schoonheid had hem al eerder verbaasd, maar nu constateerde hij meer verstand, dan hij bij zoo'n knap gezichtje verwacht had, en wat hem vooral bevielzin voor humor. „Beentjes en ik zijn oude vrienden," zei hij. „Ahem deed Beentjes gestreng. „Beentjes vroeg het meisje. „Dat dacht u niet, hè t" zei Beentjes. „Je moet je hersens gebruiken, Hammetje. Je kunt niet ver wachten, dat een onschuldige jonge typiste aan haar patroon denkt onder den titel Beentjes." „Neemt u me niet kwalijk," verzocht Hamilton snel, „maar Beentjes en ik. „Herzie u, onberaden Ham," fluisterde Beentjes hardop „meneer Tibbetts. En hier hebben we onzen kiekjesdraaier," vervolgde hij, en hij snelde een chic jongmensoh met lang, zwart, golvend haar met vurigheid tegemoet. Deze bezoeker had een gezicht, dat alle kenners aan Lodewijk XV deed denken, en hij heette toevallig óók Lodewijk. Men noemde hem zelfs Loe. „Ga zitten, zeer waarde heer Becksteine," zei Beentjes. „Ik stel u voor mijn compagnon, kapitein Hamilton, kruis van verdienste, ik had een wapen broeder en zoo voort. Mijn schrijfmachine-dame kent u, en in ieder geval hoéft u haar niet te kennen ik bedoel," verbeterde hij snel, „ze heeft geen zin om kennis met u te maken, de trouwe ziel. Weest u maar niet verlegen. Ham, ga jij hier zitten meneer Becksteine daar. U komt bij mij zitten, jongejuffer, en u teekent op, wat er uit mijn geslepen brein zal komen vallen." Door al die rumoerigheid werd de verlegenheid, bij het voorstellen van Hamilton ont staan, vergeten. Beentjes had een handschrift weggesloten in de onderste la van zijn bureau, en toen hij daar den sleutel van gevonden had, en 't docu ment op tafel had gelegd en toen hij eenige andere papieren bij eikaar had, en toen het meisje in een veel makkelij kei- stoel zat Beentjes scharrelde rond als een oude kip begon de vergadering. Beentjes gaf een inleiding. Hij had in een technisch blad een advertentie gelezen van de bouwvallige film-maat schappij, hij was getroffen dooi den berg van moeilijkheden, die met het eigendom der onder neming samenhing, hij had een schitterend idee gekregen, en het heele boeltje met alle toe- behooren gekocht voor twee duizend pond, tegen welk be drag de gewezen eigenaars, bij wijze van extra vriendelijkheid, hem permissie gaven, het con tract met den heer Loe Beck steine, den innemenden en be gaafden regisseur, overtenemen. „Ziedaar de geschiedenis," zei Beentjes gewichtig. „En ik ver zeker je, compagnon Ham, ik heb héél veel geschiedenissen gelezen van mijn leven, maar niet één heeft mij zoo diep getroffen als deze. 't Is letterlijk een traangasbom, Ham. Zelfs zoo'n doortrapte verstokte duiv. knaap als jij zou er van huilen. Je zou in je tranen weg smelten, Ham, en spreek me maar niet tegen, want je weet best, dat je zóó'n klein hartje hebt Hij stond op 0111 Hamilton de hand te drukken, hoewel hij dit best zittende had kunnen doen. „Enfin, onze schrandere vriend Becksteine denkt, dat 't een groot succes zal worden." „Zeer beslist, zéér beslist," sprak de heer Beck steine, en met de oogen dicht schudde hij het hoofd. „Een knal-succes, waarde heer. Ik ben zevenentwin tig jaar in 't vak, en ik heb nog nooit een drama gelezen, dat zóó de harten moet raken. „Hoor je V' zei Beentjes schor fluisterend. .en zoozeer de lachspieren prikkelt. Beentjes knikte. kortom, dat zoo overtuigend moet spreken tegen de felle ziel van het groote publiek, als dit merkwaardige, schitterend opgezette, schitterend uitgewerkte pareltje uit het werkelijke leven." ,,'t Wordt een twee achter," zei Beentjes. „Acter," fluisterde Becksteine. „Nou ja, acter of achter. Laten we geen ruzie maken over spelling-kwesties," zei Beentjes. „Wie is de schrijver 1" vroeg Hamilton. Becksteine kuchte bescheiden. „Onze waarde Becksteine is de schrijver," zei Beentjes. „Deze meneer, Ham, is een der grootste genieën van deze en alle andere werelden. Is 't niet zoo Spreek op, tooneelstukkensmid. Niet zoo be scheiden zijn." Weer kuchte Becksteine. „Over de andere werel den kan ik niet oordeelen," zei hij. „En nu mijn plan," hervatte Beentjes, verdere bekentenisssen van den heer Becksteine voor komend. „Ik heb de zaak uitgewerkt, en ik heb ontdekt, hoe er geld bespaard kan worden. Bij 't draaien van twee-ackters, zooals de technische term luidt, komen de hoogste kosten door de artisten. Die lui krijgen een salarissen Daar zou je van om vallen, Ham." „Salarissen zul je toch moeten betalen," zei Hamil ton geduldig. „Zelfs acteurs moeten leven." „Aha zei Becksteine knikkend. „Natuurlijk man. Maar waarom zullen we ze aan menschen buiten de deur betalen zei Beentjes triomfantelijk. Hij keek het kringetje rond met een wildheid, die slechts de kracht zijner overtuiging uitdrukte. „Waarom zullen we 't geld niet in de familie hou den, Ham Da's mijn vraag. Geef daar eens ant woord op Hij leunde terug in zijn stoel, stak de handen in de broekzakken en keek zijn verbluft ge hoor minzaam aan. „Maar man, je moet toch acteurs hebben zei Hamilton. „Zeker, natuurlijk antwoordde Beentjes, knik kend met zeer gerekte knikken. „Die hébben we ook. Wie is Jasper Brown, de ellendeling, die het arme meisje van haar legaat tracht te berooven, en de laagste aantijgingen tegen haar richt „Nou vroeg Hamilton onschuldig. „Jij," zei Beentjes. Hamilton keek hem met open mond aan, „Wie is Frank Vreesniet, de jonge, knappe krijgs man dat wil zeggen, knap is niet precies noodig, maar toch geen monster die het meisje redt uit haar droeve verlegenheid „Dat kan ik in ieder geval niet zijn," zei Hamilton. „Ben je ook niet," zei Beentjes. „Dat ben ik Wie is't lieve, eigenwijze, maar diepbedroefde toetje, dat door jou gesard en gemarteld wordt, tot 't arme schaap niet meer weet waar 't heen moet, tot dat aardige offieiertje vroolijk binnen komt stappen, een deuntje fluitend, en zijn armen om haar heen slaat, en haar redt, de snoes, van den dood, of tenminste uit een allemachtig beroerden tijd f" „Ja, wie is dat V' vroeg Hamilton zacht. Beentjes knipperde met zijn oogen en wendde zich langzaam naar het meisje. „Wat zeg je er van, ouwetje zei hij. „Wat ik ervan zeg V' vroeg het verschrikte meisje. „Waarvan zeg „Da's een rolletje zei Beentjes, „een rolletje, zooals er nog nooit een geschreven is, sinds die ouwe heer Shakespeare zijn opschrijfboekje dichtdeed." „Dat wilt u mij toch niet laten spelen vroeg zij ontzet. „Voor je geknipt, schrijf juweel, absoluut voor je getikt.... eh, geknipt." „Ik denk er natuurlijk niet over," zei het meisje lachend. „U denkt toch niet écht, dat ik zooiets dwaas. Zij voltooide den zin niet, maar had zich duidelijk genoeg uitgedrukt, vond Hamilton. Er volgde een gesprek, dat hoofdzakelijk uit de verwerping van rollen bestond. Marguerite Whitland weigerde beslist, als neuswijze en verdrukte onschuld op te treden, ofschoon Beentjes beloofde, den titel te veranderen in „Het Degelijke Meisje", ofschoon hij praatte als Brugman, ofschoon hij beurtelings wanhoop en volslagen ondergang voorwendde, hoe wel aan zijn smeekbeden de zachte overreding van den heer Loe Becksteine zich paarde. En Hamilton bedankte er even stellig voor, als schurk op te treden. Becksteine loste het probleem op, door zich te ver binden, het aantal te huren acteurs en actrices tot het strikt noodige te beperken. Vervolg op pag. 26

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1936 | | pagina 23