HET GROOTE FEEST
TE DJOKJAKARTA
De Pradjoerits Djagakarja maken zich gereed om aan te treden op het binnenplein ran den kraton.
Daar komen de schutters Detail van de Pradjoerits
Dahèng. bij hun opmarsch naar de aloen-aloen.
Ieder, die eenigszins in aanraking komt met de
Mohammedaansche bevolking der Vorstenlan
den op Java, zal spoedig bemerken, dat er van
de Mohammedaansche feestdagen een drietal is,
dat, in meerdere mate dan dat bij andere feesten het
geval is, ook uiterlijk door de bevolking in z'n geheel
gevierd wordt, zoodat het juist deze feestdagen zijn,
die op den buitenstaander grooteren indruk maken
dan de meer in intieinen kring gevierde plechtig
heden.
De hier bedoelde dagen zijn: le de 12e van de derde
maand van het Mohammedaansche jaar, waarop
de geboorte en tevens de dood van Mohammed
worden herdacht 2e de eerste dag van de tiende
maand, waarop men den gelukkigen afloop van de
vastenmaand viert, en ten derde de 10e van de
twaalfde maand, volgens de Wet het zoogenaamde
„Groote feest", waarop men de pelgrims herdenkt,
die op dat oogenblik te Mekka belangrijke plechtig
heden meemaken.
De reden, waarom deze feestdagen sterk van zich
doen spreken, is o.m. gelegen in 't feit, dat hiermede
zeer oude plechtigheden in de kratons samenvallen.
Op deze dagen is het n.l. de gewoonte, dat de vorst
zich in vol ornaat naar de Sitinggil, de audiëntiezaal,
begeeft, vergezeld door al zijn ambtenaren entroepen,
ten einde in plechtige zitting het bezoek van den
gouverneur en andere Nederlandsche autoriteiten
te ontvangen. Tevens zendt op zoo'n dag de vorst
zijn offergaven in den vorm van spijsbergen naar de
moskee-ambtenaren of anderen, die er verder voor
in aanmerking komen. Deze geheele plechtigheid,
hier in enkele zinnen vermeld, wordt „Garebeg"
genoemd en in verband met bovengenoemde feest
dagen onderscheidt men resp. de „Garebeg Moe-
loed", de „Garebeg Pasa" en de „Garebeg Besar".
In tegenstelling met z'n naam, welke beteekent
De sulkin van Djokjakarta aan den arm van den
gouverneur van Djokja op weg naar de audiëntiezaal.
Achter hem wordt de gouden pajong gedragen.
„Groote Garebeg", is de laatste verreweg de minst
belangrijke.
Bij dergelijke feestdagen staan de aloen-aloen
(groot plein) en de kraton (het paleis van den sultan)
in het centrum der belangstelling. In den kraton
prepareert een ieder zich op den op handen zijnden
opmarsch naar de Sitinggil of naar de aloen-aloen. Op
het plein achter de Sitinggil aan de kratonzijde
dns zitten meestal reeds uren lang de troepen te
wachten in de meest vreemdsoortige uniformen.
De schitterendste kleuren krioelen onophoudelijk
door elkaar. Voorloopig zoolang de sultan nog
niet is verschenen gaat het er zeer gemoedelijk
toe. Op een gedeelte van het plein staan stoelen op
gesteld, waaroptegenover de gereed staande spijs
bergen de krijgers de komende bevelen afwachten.
Ginds in de schaduw vinden we een afdeeling van