7 dat ik wel een geschikte jongen leek, en 'n handige jongen, en '11 goeie hoer ook. Dus zooals ik al gedacht had, kwam hij den vol genden dag terug en toen had ie z'n aaspomp bij 'm. Da's een soort uitdrukking bij ons thuis. Een aaspomp is 'n lokkertje, om wat dollars uit iemand z'n zak te kloppen, net als je water uit een put pompt, 't Kan. van alles zijn, '11 ouwe knol of 'n paar muildieren of 'n paar speenvarkens iets om over aan den praat, te raken, en dan onderwijl je slag te slaan met wat anders. Meneer Gillet kwam op me af met een kapotten veewagen. Die kreeg malheur net voor mijn stalpad. ..Kan ik m'n vaars zoolang bij jou op stal zetten, tot m'n kar gemaakt is schreeuwde-11-ie, „Prachtig," zei ik. „Wacht even, dan zal ik je '11 handje helpen." Dus ik er op een drafje heen Nee dokter. Zijn wagen was natuurlijk heelemaal niet kapot. Maar d'r is geen betere manier, om met 'n handeltje in vee te beginnen. En laat ik u vertellen, dat ik 't heerlijk vond, zooals Gillet z'n best met me deed. Toen we 't beest aflaadden om den wagen lucht te geven, vertelde Gillet me van a tot z over een man, die op den Hcu- vclweg stond te darren op 't oogenblik - die wachtte op die vaars, want die wou ie koopen. ..Als ik geen voer en geen gra3 te kort kwam," zei meneer Gillet, „had ik dat beestje nooit van de hand gedaan. Aan m'n eigen broer nog niet. 't Is zoo goed als cadeau, voor vijfenzeventig dollar." Daar had ie gelijk aan. Als iemand er zooveel voor gaf, was 't een gift in contanten zóó in Gillet z'11 pertemonnaie. Want 't was 't armzaligste, armoe digste, achterlijkste, havelooste, ordinairste, sehon- kigste stuk corned-beef, dat ik al m'n levensdagen gezien heb. Zoo op 't oog kon je d'r niet eens genoeg melk uit krijgen, om je koffie '11 kleurtje te geven. Vijfentwintig dollar was t meeste, dat ie op kon brengen, voor 'n eenheidsworstfabriek. Maar meneer Gillet stond er net naar te kijken, met z'n hoofd naar één kant, of ie t een schatje vond. „Weet je, dat 't 'n dochter is van den beroem den stamboekstier Portulacus den Vierden „Is 't waarachtig vroeg ik. „Weet die stier 't Maar dat hoorde meneer Gillet niet, leek 't. Hij had 't druk met uit te leggen, dat- ie eigenlijk beter z'11 buren kon begunstigen dan zoo'11 vreemden vent aan den Ileuvelweg, als ie z'n vaars toch kwijt wou. E11 toen waren we 't tamelijk gauw eens over 't beest. Ja zeker, ik heb 'm gekocht. Ik weet dat 't niks is. Niks dan een holle maag op vier pooten. Maar ik heb er precies tien dollar contant geld voor gegeven -— meer heb ik nooit in m'n portefeuille 'n briefje van vijf en vijf van één, dan heb ik nooit kans, dat ik te royaal ben. Ze was iets over de twintig dollar waard, en ik koclit 'r voor tien en '11 aandeeltje van de Siameesche bank, dat tegen pari vijftig dollar waard was, maar 't stond toen niet heelemaal op pari, en dat heb ik gezégd tegen meneer Gillet. „Hou dat effect maar goed vast," zei ik „heb ik van m'n vader meegekregen, toen ik van huis ging." A mper had meneer Gillet zijn effect in z'11 zak, of hij reed weg met z'11 veewagen hij dacht er heelemaal niét meer om, dat die kapot was. Dat vind ik '11 beetje onbehoorlijk. Als ik een kapotte kar voor aaspomp gebruik, laat ik m netjes wegsleepen. Dat vindt de andere leuker, en dan wordt 't- later niet zoo lastig, als je wéér eens met iets komt. Meneer Gillet kwam nog even uit den wagen han gen en hij riep tegen me „Als je er maar om denkt, dat ik er niet voor insta, dat die vaars veertig liter melk per dag geeftIk zei, dat 't- zou kunnen, maar ik weet 't heelemaal niet zeker." „Da's wel in orde." Ik wuifde tegen 'm. „We hoe ven mekaar niks te verwijten, want, ik heb óók niet beloofd, dat je ooit rente zou krijgen voor dat aan deeltje." Nou dokter, toen begon meneer Gillet een hekel aan me te krijgen. Ja zeker m'n vader wist best, wat ie deed, toen ie me dat papiertje gaf. Hij zei „Hier. Misschien kun jij d'r nog iets voor krijgen. Ik kan 't niet." De bank is al in 11)31 over den kop gegaan, ziet u. En 't eenige kapitaal, dat, dé curator kon vinden, was n stapel vloeiblaadjes, waar op gedrukt stond„Vertrouw uw bankier, zooals u 't uw dokter en uw advocaat doet' Enfin, ik zag meneer Gillet niet meer voor t voor jaar, toen ik de vaars 't land in stuurde. Misschien dikte ze door 't jonge gras 'n beetje aan, voor ik er mee naar 't slachthuis ging, dacht ik. Maar 't schijnt een verschrikkelijk gezellig soort koe te zijn. Zo wil niet alleen blijven. Ze brak ge woon door vierdubbel prikkeldraad heen, om rt happie te eten met de beesten van meneer Gillet. Hij belde me zoowat om den anderen dag op, of ik mijn koe even kwam halen, want die liep weer op zijn land. Hij vindt 't natuurlijk vervelend, dat zooiets, waar hij geld op verloren heeft, aldoor bij hem komt bikken. En 't werd nog erger, toen Lorna en ik met elkaar begonnen te gaan, 's middags en 's avonds en als we tijd hadden. Ja meneer, dat is ze. Een reuzenknap meisje. Ze lijkt op haar moeders familie, denk ik. Meneer Gillet is zoo knap niet. Ja, dat geef ik toe, dokter. Ik héb 'r wel een beetje 't hof gemaakt. Ik heb geen krummel overgelaten van die oliebollen, die ze voor me gebakken heeft, en van die krent.enkoekjes en die flensjes en die gehakte uitjes rnet kaas ook niet. 't Ts dien eersten keer al begonnen, toen ik m'n vaars terug ging halen. Ik liep 't erf op met n touw in m'n hand en 'n heelen hoop excuses in m'n mond. Maar ik kreeg de dochter aan de deur in plaats van meneer Gillet „Hallo," zei ze, „ben je iets kwijt „Nee," zei ik, „kwijt niet ze is hier." Lorna lachte tegen me. „O, ben jij Bryan Bruce van Sedgwick z'11 plaats Ik heb al over je gehoord „Jawel," zei ik. Maar in plaats, dat ze partij trok voor d'r vader en nijdig op me was, gaf ze me een hand. „Dus u bent die man, die paps d'r tussclien heeft genomen," zei ze. „Da's knap van u." „Ik kan eigenlijk niet zeggen, dat ik 'm d'r tus- schen genomen heb," zei ik tegen d'r, „en ik hoor 't een ander óók niet graag zeggen. Ik ben d'r alleen bij geweest, toen ie z'n éigen d'r tussclien nam." Toen gaf ze me '11 stoel en toen vroeg ze, of ik niet wou zitten. II vindt 't misschien niet erg eerbiedig tegenover d'r vader, dat ze zoo praatte. Maar als ze "t nou een maal zoo vond, hoefde ik ook niet te huichelen en net te doen, of 't me speet, dat ik d'r zoo mooi af was gekomen. Vooral niet toen ik merkte, dat ze nogal in me viel. „Ik snap niet, dat je 't zoo leuk vindt, dat je vader de kous op z'n kop kreeg met die vaars," zei ik. „Dan zal ik 't je uitleggen, Bryan," zei ze. „Je hebt er toch niks tegen, dat ik Brvan tegen je zeg „O nee, ik vin 't leuk." „Ik heet Lorna." „Dat vin ik ook leuk." ,,'t Zit zóó met paps't hangt me de keel uit, zooals ie altijd iedereen afkamt. Zoolang ik van school ben, heeft paps altijd wat aan te merken op de jongens, die op me af komen. Hij zegt, dat ze niet zoo hard sparen als hij op hun leeftijd en dat ze niet zooveel hersens hebben als hij vroeger." „Wacht even," viel ik 'r in de rede. „Daar heeft ie misschien wel gelijk aan. Mijn vader praatte ook zoo, vóór ik 'm over had gehaald om me z'n span lichte muildieren en den wagen. Ik hield me net op tijd in. Ik had 'r haast verteld, hoe ik m'n vader beet had genomen met 'n koop, dien ie d'r maar bij laten zou, zei-d-ie, als ik t maar nooit aan iemand vertelde. „Enfin," zei ze. „Je hebt 't paps netjes op z'n bo terham gegeven. Hij kan nooit zeggen, dat je niet zuinig bent, en je hebt misschien nog meer hersens dan hijzelf." „Wacht maar. Hij kent me nog niet. Als ik be gin „Ik geloof 't best, Bryan. Pin als je me eens mee ergens heen wilt hebben. „Waarheen „Nou, naar '11 film of zoo. Of op 'n Zondag 't meer op. Ik bedoel maar, paps zou er niks tegen in kunnen brengen, als je 't vroeg. Ik zou best met je mee kun nen gaan. Want je hebt laten zien, dat je gooche- mer bent dan hij. Dus hij mag wel blij zijn, dat. ik zoo'n slimme keus doe. Dat leek me zoo'n zachte wenk, dat ze wel graag eens mee uit gevraagd werd. Natuurlijk vroeg ik 'r En ze zei, dat ze meeging. Zoo is 't begonnen.... 't Ging een week of wat zoo door, en op 'n avond tegen tien uur bracht ik Lorna thuis. Meneer Gillet kwam buiten, naar Ik gaf er d'r een kus op en net toen ik weg wou gaan begon ze te giechelen. den auto toe. Hij had 'n leelijken brom in, omdat ie zoo laat had opgezeten, om op ons te wachten. „Hoor eens, Bruce," zei hij tegen me, toen hij Lorna naar binnen had gestuurd, „we zien veel liever niemendal van je voortaan dan 'n klein beetje. Je bent ons tot last. Doe me een pleizier, en blijf hij mij en m'n dochter en m'n erf vandaan." „Ik ben blij, dat ik weet, hoe u d'r over denkt, meneer Gillet," zei ik. „Wij Bruces komen nooit ergens, waar we niet welkom zijn." „Kan ik daar op rekenen „O ja zeker, meneer Gillet," beloofde-n-ik 'm. „Als geen mensoh me meer hier wil hebben, kom ik niet. En ik vraag u wel excuus, dat ik u 't eerste op ben komen zoeken." Dat zei ik natuurlijk sarcas tisch, want meneer Gillet was mij 't eerste op komen zoeken Of ie kookte 1 Nou dokter, als 't toen was gaan regenen, had 't gesist. Zoo glooiend stond ie. Dus ik reed achteruit z'n pad af en ik ging naar huis. Ik dacht„Dat zal me niet meevallen, met 't oog op den hik van Lorna." Maar vrede met. je

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1936 | | pagina 7