MENEER BEENTJES EN ZIJN TYPISTE EDGAR WALLACE Een partij jute j hij hierdoor de jute- j j lords van Dundee DOOR t 22 De één heeft nooit geluk hij kan met hard werken en zwaar denken geld verdienen, maar zoekt hij een binnenpaadje naar rijk dom, dan vindt hij aan 't einde zijn faillisse ment anderen echter zien hun leven besturen door een ijverig Tweede Ik, dat de heele wereld rond- woelt om voor zijn Nummer Eén kansen te vinden. Tot deze laatsten behoorde Beentjes. Hij had zijn succes voor negen tienden, zullen we zeggen, te danken aan zijn gezond verstand maar de rest bezorgde een x, de onnaspeurbare factor in zijn leven en wezen. De methode van dien verborgen factor kan niet beter worden geïllustreerd dan door 't verhaal van den grooten jute-koop en- mejuffrouw Bertha Stegg. Er was eens, midden in den oorlog, een ambtenaar, en die kreeg het schitterende idee, kolossale hoeveel heden jute in te slaan voor de fabricatie i i van zandzakken. Dat razend kon maken, bedacht hij niet. Hij bedacht evenmin, dat hij het Departement alléén in een gunstige conditie kon plaatsen, als die kooplui te Dundee een opmerkelijk gemis aan door zicht aan den dag legden. Dundee had echter flink en verstandig ingekocht. Hij had voldoende voorraden, om aan alle be stellingen der regeering te voldoenen toen het Departement, na den oorlog, zijn eigen voorraad te koop bood tegen een prijs, die nog een winstje voor de regeering inhield, toen lachte Dundee, lang en luid. Zoo zat dus de overheid, aan het einde van den oorlog, met een hoeveelheid jute in haar maag, die niemand hebben wou, en zij vroeg er een prijs voor, die geen mensch wou betalen. Toen stelde iemand in het Lagerhuis een vraag, en de desbetreffende Secretaris kreeg het van top tot teen warm, en hij liet door een Onder-secretaris een antwoord op maken, geschikt om de natie aan 't verstand te brengen, dat jute, boven den marktprijs ingekocht, een heerlijk bezit was, hetgeen zeer wel met winst kon worden verkocht. - De heer August Tibbetts had niet 't minste ver stand van jute. Maar hij las bijna iederen dag in de krant, dat deze of gene een ontzaglijke massa linnen, of laken, of auto-chassis had gekocht, tegen een fabelachtig bedrag in contanten, en dat hij zoowat vlak daarop met een reuzenwinst naar huis was ge wandeld en iederen keer, dat Beentjes zooiets las, zat hij te springen op zijn stoel en maakte hij smart- geluiden. Toen, op een middag, kwam er een zeer minzame meneer in een gekleede jas op zijn kantoor, een kaartje meevoerend, waar opstond „Ministerie van Financiën". En het einde van het gesprek was, dat Beentjes, één en al zenuwen, naar een somber bureau reed, en een onderhoud verkreeg met een hoogheilig ambtenaar, die misschien maar drie- of viermaal per jaar iemand uit het publiek ontving. Hamilton had den loop der gebeurtenissen niet belangstelling en argwaan gevolgd. Als Beentjes geheimzinnig was, was hij heel èrg geheimzinnig en dien namiddag kwam hij terug in een zoo geheim- zinnigen toestand, dat slechts een gedachtenlees- detective hem had kunnen ontwarren. „Je schijnt nogal tevreden te zijn over jezelf, Beentjes," zei Hamilton. „Wat heb je voor jammer lijke stommiteit uitgehaald V' „Goeie beste Ham," zei Beentjes, met een on- noozel verwaand lachje, „wacht tot morgen, Jantje Dwarskijk. 't Moet een verrassing blijven. Lees maar goed je krant, speurneus." „Heb je een bekeuring opgeloopen t" vroeg Hamilton. „Bekeuring Bekeuring zei Beentjes prikkelig. „Wat heb jij een banale ideeën Nee, jongeling, heb geduld, en je zult zien Hamilton had geduld tot den volgenden ochtend, KORTE INHOUD VAN HET VOORAFGAANDE Mr. August Tibbetts, oud-luitenant van de Houssa- jagers in Afrika, heeft van z'n oom een enorm ver mogen geërfd, dat hij op zoo voordeelig mogelijke wijze tracht te beleggen. Hij opent te Londen een kantoor, de N.T. Plannen, en geniet aanstonds de twijfelachtige belangstelling van een troep uitvinders, die hem z'n geld afhandig probeeren te maken. Hoewel hij van zakendoen heel weinig verstand heeft, slaagt hij er ondanks z'n goedgeloovigheid in telkenmale uit hun strikken te ontsnappen en weet z'n kapitaal zelfs te vergrooten. Hij staat om z'n magere gestalte bekend onder den naam „mijnheer Beentjes", een naam, dien hij zich reeds gedurende z'n militaire loopbaan in Afrika verworven heeft. Z'n typiste op wie hij hals-over-kopverliefd geraakt heet Marguerite Whitland. Kapitein Hamilton, een vriend van Beentjes uit z'n Afrikaanschen tijd, wordt later een deelgenoot in de NVPlannen. Het eigenaardige van dit verhaal is wel, dat elk hoofdstuk een afzonderlijk geheel vormt, zoodat u zonder bezwaar nu met de lezing kan aanvangen. en hij zag de kopregels, zoodra hij zijn krant open sloeg. GROOTE TRANSACTIE IN JUTE. VOORAANSTAAND ZAKENMAN KOOPT GOUVERNEMENTS-VOORRAAD JUTE VOOR EEN MILLIOEN. Hamilton was op weg naar liet kantoor, en viel met een onderdrukt gekreun in den hoek van zijn coupé. Hij kwam bijna op een holletje naar het kantoor, waar hij Beentjes in gesprek vond met een verslaggever. „Eén minuutje, één minuutje, beste Ham," ver maande Beentjes. Toen wendde hij zich weer naar den journalist. „Zegt u maar, dat ik een groot deel van mijn leven aan hachelijke gevaren heb bloot gestaan," zei hij. „Zeg maar niet waar, kranten man zet alleen maar hachelijke gevaren." „En de jute V' vroeg de jonge man. „Jute," zei Beentjes genoeglijk, „is een product van den bekenden juteboom. Ik heb altijd heel veel gevoeld voor jute en zoo.enfin, dat kunt u beter schrijven, dan ik 't zeggen kan. Ik ben jong of nee, zeg dat maar niet. Zet u bijvoorbeeld zoo „Hoewel de heer Tibbetts er nog jong uitziet, draagt hij toch in zijn verweerde trekken de sporen van vele jaren dienst des vaderlands. Er schuilt iets droevigs in dat stelletje oogen van hem.enfin, je weet 't wel, boezemvrind." „Ja, ik begrijp 't," zei de reporter, en hij stond op. „U zult het in onze eerstvolgende editie aantreffen, meneer Tibbetts." Toen de jongeman weg was, kwam Hamilton naar hem toegewankeld. „Beentjes," zei hij met holle stem, „je hebt toch geen millioen voor dien rommel gegeven „Een millioen is nogal overdreven, sportbroeder," zei Beentjes, ,,'t Is zoowat de helft, en 't hoeft pas over een jaar betaald te worden. Hier heb je 't con tract. Hij smakte met zijn lippen en smakte tegelijk liet papier, dat al op tafel lag, ergens anders neer. „Wees niet hang, wees niet bevreesd, maak je niet benauwd en beef niet, knaapje zei hij. „Ik heb 't goed uitgerekend vandaag over een week heb ik vijftig mille verdiend." „Wat betaal je V' vroeg Hamilton. „Per duizend kilo bedoel ik Beentjes noemde een cijfer, en Hamilton teekende 't aan. Hij had een vriend in den jutehandel, eigenaar van een groote fabriek in Dundee, en dien zond hij een dringend telegram. Daarna las hij het contract langzaam door. Op de vierde pagina van dat interes sante document stond paragraaf 7, aldus luidend „Beide partijen kunnen, om welke reden dan ook, door eenvoudige kennisgeving aan het Ministerie van Financiën, afd. 9, of aan den kooper te diens kantore, binnen vierentwintig uren na onderteeke- ning van het contract, hetzelve te niet doen." Hij las het Beentjes voor. „Gek zei hij. „Waar is dat voor V' „Heer kaptein," zei Beentjes op zijn vorstelijke manier, „hoe kan ik dat weten Misschien voor 't geval, dat onze dierbare regeering een heter bod krijgt. In ieder geval zal ik 't contract niet te niet doen, geloof dat maar gerust, vrind hazenhart Toen Beentjes en Hamilton den volgenden middag van een sobere lunch in een nabije lunchroom terug kwamen, bereikten zij 't kantoor tegelijk of om nauwkeurig te zijn, een tikje later dan een prachtige limousine. Die was hun zóó ver voor, dat de chauf feur tijd had, van zijn zetel af te dalen, het portier te openen en een schoone dame in een grooten bont mantel, met een kleine map onder haar arm, te helpen uitstappen. Zij had iets veerends in haar schouders, als zij liep, en iets golvends in haar heupen, dat getuigde van een groote ingenomenheid met het heelal, gelijk zij dit om zich heen zag. Beentjes, de ervaren man van de wereld, trok zijn wenkbrauwen op en zette zijn lippen naar voren, zijn redevoering over de vermoedelijke winsten op zijn partij jute afbrekend, en snel zei hij „Ham, ouwe kraak, da's een chinchilla-jas van twaalfhonderd pond." Hamilton, voor wien de geheimenissen der dames mode inderdaad geheimenissen waren, onderging het sensationeele bericht zonder protest. „Je schijnt nogal op de hoogte te zijn," sprak hij. „Ik snap 't niet, zóóveel kom je niet onder de men- schen. Zóó gek zijn de dames niet op je." Beentjes kuchte. „Kiesch blijven, Richardus," zei hij. „Neem me niet kwalijk, dat ik je op je nummer zet, maar over mijn privé-leven kan alleen, de heer A. Tibbetts oordeelen. Er zijn vele dingen, die je niet weet, Hamske. Ik heb er over gedacht, er een hoek over te schrijven, maar dat duurt zoo lang." Onderwijl bereikten zij de lift, die op tijd was neergekomen, om de schoone dame met den bruinen mantel op te nemen. Beentjes nam zijn hoed af, streek zijn glimmende haar glad, en mompelde „Na jou, beste vrind. Den ouderdom zult gij eeren." Hij duwde Hamilton de lift in en volgde hem. De lift stopte op de derde verdieping, en de dame stapte uit. Beentjes, zijn respect voor den ouderdom vergetend, volgde haar op den voet, en constateerde met schitterende oogen, dat zij recht naar zijn kan toor liep. Zij stond even te aarzelen voor de deur met het woord „Privé", en liep toen door naar de deur van het gewone kantoor. Beentjes gleed zoo snel zijn kamer in, dat hij al in een peinzende, indrukwekkende houding achter zijn bureau zat, toen Hamilton binnenkwam. Men zou niet kunnen zeggen, dat het privé-kan- toor nog recht had op den titel sanctum sanctorum. Een heiligdom zou men veeleer het grootere, minder fraaie vertrek kunnen noemen, waarin een Wezen zat, wier bekwame vingers over ingewikkelde rijen toetsen dansten. Do tusschendeur ging open en het Wezen ver scheen. Hamilton herinnerde zich zekere afspraak mét zijn compagnon, en deed, alsof hij haar niet zag. „Er is een dame, die u onder vier oogen wenscht te spreken, meneer Tibbetts," zei het meisje. Beentjes keek met groot vertoon van schrik op.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1936 | | pagina 22