DE JEUGDLIEFDE VAN EEN KONING
door CAxel Rudolph
28
EBBA BRAHE
EERSTE HOOFDSTUK
Geknars van wielen. Een ouderwetsche
statiekoets, met twee groote, stevige paar
den bespannen, groeft diepe sporen in den
kobbeligen landweg. Op den bok troont een
rood, breed boerengezicht uit Dalekarlië boven een
kraag met zwaar galon. Hij doet den broodmageren
Stockholmschen lakei, die naast hem zit, nog eens
zoo smal en bleek van gezicht lijken.
Op het portier van de karos staat met bonte
kleuren het wapen van Zweden geschilderd.
De weg leidt langs boomgaarden en vette weiden.
Er steekt een heerenhuis op tusschen hagen van
manshoogte en groepen slanke berken. Eeuwenoude
muren, uit den tijd der Noorsche zeekoningen nog
vleugels, balkons en spitsen, die er later bij zijn ge
bouwd. het oude slot der Brahes.
Voor de tuinpoort houdt de karos stil. De lakei
springt op den grond, slaat de treeplank naar beneden
en doet het portier open.
Een man, waarschijnlijk voor in de veertig, rijk
gekleed, met een gala-degen aan een gouden hanger
opzij, stapt uit, slaat uit scherpe, zelfbewuste oogen
een taxeerenden blik op het kasteel en den tuin, en
loopt dan snel het breede middenpad langs.
„Hé Jacob
Een oude man met eenvoudig, kort leeren buis,
houdt op met het snoeien der rozen, beschermt met
de hand zijn oogen en kijkt oplettend naar den be
zoeker.
De eene hand in de andere. De oude heer kijkt
verbaasd, met een gemoedelijk lachje, naar den op
schik van zijn gast.
„Wat zie jij er fijn uitGa je een meisje zoeken 1"
„Dat raad je precies Maarschalk Jacob de la
Gardie houdt de hand van den ouden Brahe vast en
haalt diep adem. „Ik vraag je de hand van je nicht
Ebba
Stüte.
Er tjirpen een paar krekels in het gras. Buiten
de tuinpoort staan de paarden zacht te snuiven en te
proesten.
De oude Brahe kijkt een beetje verlegen. Onrustig
met de oogen knipperend ziet hij zijn vriend aan,
ongeloovig verbaasd.
„Wou je met Ebba.
„Je hebt er toch niets tegen, Brahe De stem van
De la Gardie klinkt diep en kalm, zonder trots, maar
vast en stellig. Hij is zoowel door zijn hooge positie
als door zijn rang van Zweedsch edelman gelijk
waardig met het geslacht der Brahes. Hare Majesteit
de koningin-moeder Christina is van zijn aanzoek op
de hoogte. De machtige Oxenstierna, die ginds in het
paleis te Stockholm stil en koelbloedig het lot van
Zweden bestuurt, heeft hem aangemoedigd. En
Ebba, de mooie, trotsche Ebba, heeft aan 't hof al
vaak met hem gedanst, en hem toegevoegd, met een
overmoedigen lach in heldere meisjesoogen „Ik
geloof, dat je verliefd bent, Jacob de la Gardie
Hij hoeft geen woord over dit alles te reppen. Brahe
weet het heel goed.
In kalme afwachting rusten de oogen van De la
Gardie op den ouden man. Deze tracht dien blik te
beantwoorden met vrijmoedigheid en hartelijkheid,
maar zijn oogen gaan naar omlaag.
„Nee, nee," zegt hij hoofdschuddend, „ik heb er
natuurlijk niets tegen, Jacob, maar. je begrijpt
wel.
Er komt plotseling een vastberaden trek in het
gezicht van Brahe. Hij neemt De la Gardie bij de
geborduurde mouw en trekt hem mee.
TJe twee loopen door het ruime park. Langs ver-
waarloosde paden, waar gras op groeit, langs
oeroude eike- en beukestammen, en over welver
zorgde paden, waaraan rozen en violieren staan te
bloeien. Jacob de la Gardie loopt met vaste, lange,
ongeduldige schreden naast hem houdt de oude
Brahe bezorgd zijn passen in.
de hand uit naar de bloemen, die zich vriendelijk over
het pad buigen. Aan een herfst doet zijn ernstig,
mannelijk gezicht denken, maar aan een vroegen
herfst, een laten zomer zelfs, die dubbel warme
levensvreugde uitstraalt.
„Je tuin staat er mooi bij, Brahe Waar is Ebba t"
„Ook in den tuin, geloof ik."
Brahe ontwijkt den blik van zijn vriend. Hij komt
aan een zijpad, dat als een slang tusschen heesters
door kronkelt en onder groene ranken verdwijnt.
Links is een klaarheid van wit'n heg van bloeienden
hagedoorn, waarvoor de oude man luisterend staan
blijft.
Zijn hand schuift voorzichtig de takken wat van
elkaar, en wenkt dan, met een trage, bijna treurige
beweging. De la Gardie komt een stap nader, onwille
keurig alle gerucht mijdend hij vat den bloeienden
tak en kijkt.
Hij ziet aan den anderen kant van de haag op een
bank een meisje zitten zij heeft een fijne, slanke hand
vertrouwelijk op den schouder van een jongen man
gelegd en kijkt naar hem op met een lachje, dat van
niets anders ter wereld meer weet.
Al het geluk van de wereld gloeit in dat lachje.
Nu wendt de jonge man het hoofd ietwat terzij, en
tegelijk buigt hij zich neer naar den blijden mond van
het meisje.
Jacob de la Gardie laat de takken los. Zacht en
dicht vallen zij tegen elkaar, het tafereel daarachter
verhullend. Maar De la Gardie houdt het voor zijn
oogen met pijnlijke duidelijkheid. Langzaam keert
hij zich naar zijn grijzen vriend. Smart en verbazing
schijnen elkaar te willen verdringen in zijn krampend
gezicht.
„Hij r
„Zooals je ziet," knikt de oude bedaard.
De hand van De la Gardie maakt een snelle bewe
ging, alsof zij de barmhartig verhelende takken
andermaal opzij wil buigen, maar halverwege zinkt
zij moedeloos neer.
„Dat isontzettend
De oude Brahe keert zich om en gaat. Als in een
droom loopt De la Gardie mee. Langs denzelfden weg
ONZE NSEUWE VERVOLGROMAN
rer afwisseling van onze zuiver romantische ver
halen maken wij in dit nummer een aanvang
met de publicatie van een historischen roman,
waarin de beproefde liefde van een koning voor zijn
jeugdvriendin wordt geschetst.
Het verhaal voert ons drie eeuwen terug, naar het
Zweden van den aanvang der zeventiende eeuw, de
eeuw van Gustaaj Adolf, den beroemden koning en
veldheer, wiens ridderlijke figuur, „de leeuw van Mid
dernacht", zooals de Beieren hem noemden, nog op
heden voortleeft in eerbiedige herinnering.
De jonge koning Gustaaf Adolf bemint zijn land-
genoote, de prinses Ebba Brahe, uit een roemrucht
Zweedsch geslacht. Maar verschillende menschen
zijn om verschillende redenen tegen deze liefde
gekant, en stellen haar allerlei hindernissen in den
weg. De koningin-moeder en de kanselier Oxen
stierna gelooven uit staatspolitieke beweegredenen
het Voorgenomen huwelijk niet te nlogen toelaten.
Maegrita Zanteres intrigeert uit heerschzucht en
andere verachtelijke motieven tegen den koning,
hulpvaardig bijgestaan in haar verderfelijke actie
door luitenant Liljefors, met wiens hulp het werkelijk
gelukt, de beide geliefden van elkaar te vervreemden.
Op meesterlijke wijze wordt door den auteur de jeugd
liefde van een grooten koning geschetst. In „Ebba
Brahebieden wij onzen lezers een roman, die onge
twijfeld door ieder hunner met intense belangstelling
zal worden gevolgd. Immers, de moraal, welke er in
ligt opgeslotentrouw zijn en 'n offer weten te brengen,
geldt voor alle tijden en alle menschen, en het historische
relaas, hoe een koning en een prinses hierin slaagden,
verdient aller aandacht en aller bewondering.
door het park keeren zij terug. Wat zag
alles er zooeven bloeiend en hoopvol uit
en wat lijkt het nu kaal en somberEen paar
goudgele bloempjes heffen de hoofdjes hoven grint
en zand. De voet van den officier vertrapt achteloos
dat jonge leven.
Eerst als zij aan den anderen kant van den bloe
mentuin, in het oudere gedeelte van het park zijn,
kijkt Brahe zijn vriend aan met een zijdelingschen,
medelijdenden blik.
„Wist je 't dan niet, Jacob V'
„Ik heb er vaak genoeg over gehoord, maar ik
heb 't niet geloofd." Een diepe ademhaling, een fon
keling in zijn oogen. „E11 laat je dat toe f"
Diep buigt de oude man het grijze hoofd. „Wat zal
ik er aan doen, Jacob, 't Is haar geluk."
„Geluk,?"
Er liggen wereldwijsheid en smadelijke bitterheid
in den uitroep van De la Gardie. Brahe kijkt op. In
zijn rimpelig gezicht is een strijd tusschen medelijden
en gewonden trots.
„Je denkt toch niet. Zijn stem daalt tot een
geheimzinnig gefluister. „Hij heeft zijn woord ge
geven
Het dreigende fonkelen in de oogen van den jon
geren man houdt op. Hij buigt eenigszins het hoofd
en zwijgt.
Een geelwitte vlinder komt aanfladderen en gaat
gemoedelijk op de bestikte mouw van den officier
zitten. Als een ver suizen en gonzen hoort De la Gar
die de stem van Brahe aan zijn oor
„Hij wil met haar trouwen
In liet voorhoofd van den jongeren man komen
twee diepe plooien, die zijn heele gezicht veranderen.
Diep in gedachten jaagt hij met de hand het vlin
dertje van zijn arm.
Het blanke plekje vliegt weg.
IJ et vliegt met vroolijke zwenkingen over bloemen
en grassen, schommelt boven de haag, omcirkelt
een blond hoofd en laat zich als uitnoodigend neer
op het oranje en geel van een mannenwambuis.
„Kiik, Gustaaf, een vlinder
Ebba's handen laten den krans, van boterbloemen
gevlochten, los en omschermen het zomersche diertje.
Haar gelukkige gezicht buigt zich diep over de kleine,
trillende vleugels.
„Wat is de wereld toch mooi
Onrustig fladdert de vlinder in de schaduw der
handen. Ebba doet ze wijd van elkaar en laat het dier
in het zonlicht vliegen.
„Hier 1 Ik laat je vrij Op hetzelfde oogenblik
worden haar kleine, nog gebogen handen twee ranken,
die zich om den hals van den man heen strengelen.
„Maar jou niet, Gustaaf
Klaar is de glimlach boven haar geheven gezicht
zuivere jongenstrots op een blank, hoog voorhoofd.
„Zul je voor vandaag toch wel moeten, Ebba.
Oxenstierna zit te wachten."
„Was je maar geen. Droomerig glijdt de blik
van het meisje omhoog in het welvende blauw.
„Soms wensch ik, dat er oproer komt, en dat ze je...."
„God spare ons voor ellende en strijd." Ernstig
klinkt de jongemannenstein. Ebba vlijt zich tegen
den arm aan, die haar omvat.
„....dan kon ik je altijd bij me houden." Een
smachtend smeeken komt in haar oogen, als de jonge
man op wil staan. „Blijf nog even
De ernst vergaat in zonneschijn. Weer komt om
den mond het klare lachje. „Als ik nu niet wegga, kan
ik morgen niet komen, Ebba."
„Gauw dan maar Ebba springt op en dringt den
jongen man het tuinpad op. „Loopen, Gustaaf,
loopen Ik wil, dat je terugkomt
Olijf nog wat drinken, Jacob."
De la Gardie maakt bij de tuinpoort zijn hand
vrij uit die van zijn vriend en schudt het hoofd.
„Adieu, Brahe."
Het portier slaat toe. De paarden zetten aan. De
In 't voorbijgaan strekt De Ia Gardie liefkoozend hand van den officier trekt langzaam het zijden