in liun meest karakteristieke uitingen. Zoo werd deze tentoonstelling de belangrijkste, die Engeland ooit heeft uitgezonden. Reeds gedurende de eerste dagen verdrong zich dan ook een talrijk publiek in de smaakvol-inge- richte tentoonstellingszalen, en wie men ook sprak, James Mc Neill Whistier (1834 1903) schilderde het portret zijner moeder omstreeks 1871 in een voor name, grijs-zwarte kleurharmonie. Ellen Terry en haar zuster, door George Frederick Watts, (1817—1904). Ellen Terry (1848 - 1928) was een beroemde tooneélspeélster en vertolkster van Shakespeare. men was vol bewondering voor het geëxposeerde. En het lijdt geen twijfel, of deze bijzondere gelegen heid zal nog door talloos velen worden aangegrepen, om zich een zoo volledig mogelijken indruk te ver werven van het werk der Engelsche meesters van vroeger en heden. Van vroeger, achttiende en negen tiende eeuw het meest, wijl door tentoonstellingen elders en be lemmerende bepalingen veel mo dern werk en van het beste niet kou worden tentoongesteld. Deze tentoonstelling dan is een openbaring. En onze allereerste globale indruk was wel zóó sterk, dat we ons niet konden onttrekken aan de zich voortdurend met meer klem opdringende conclusielijden we, in ons kleine landje, wat de waardeering onzer nationale schil derscholen betreft, niet aan chauvi nisme Want groote kunst is ook aan de overzijde van het Kanaal te vinden. Het moge dan waar zijn, zoowel voor de achttiende als voor de negentiende eeuw, dat de Engelsche schilders den invloed der Oud-Hollandsche schilders, van een Hobbema, een Cuyp, een Wynants, hebben ondergaan, en dat zelfs Gainsborough, Constable en Turner zich geïnspireerd hebben gevoeld door de echt llollandsche kennis van het natuurlijke detail, even waar is het, dat do sterke individualiteit, in iederen Engelsch- man levendig, wel met een zoo geraffineerd meesterschap over techniek en kleur, met zooveel spontaneïteit en dichterlijke visie gepaard ging, dat deze hoedanig heden ruimschoots opwogen tegen hun z.g. academische tekort komingen, die we trouwens zoo grif maar niet erkennen. Portret van Henry, hertog van Buccleugh en Queens- berry; door Thomas Gainsborough (1727- -1788) vervaardigd omstreeks 1770. Oorspronkelijk was dit doek bestemd voor de Royal Society te Edinburg, maar het werd geweigerd omdat men den hoiul mis plaatst rond. We kunnen hier na tuurlijk geen gedetail leerde bespreking geven van het tentoongestelde. Daarvoor is deze expositie te omvangrijk. We be palen ons dus tot het vermelden der meest be kende namen, die hier met werken, soms met hun beste, minder algemeen bekende schilderijen uit particuliere verzame lingen, vertegenwoordigd zijn. Een feit intussclien, dat het bezichtigen ervan des te aantrekkelijker maakt. Van deportretscliilders, waaraan de Engelsche kunst voor een groot deel haar beroemdheid te danken heeft, noemen we dan op de allereerste plaats een der oudste ver tegenwoordigers, Ilogarth (16971764). Hij was de zede-schilder van zi jn tijd, die niet, alleen als een andere Jan Steen philip- pica's heeft geschreven tegen wantoestanden in de Engelsche Maatschap pij dier dagen, maar ook goede schilderijen ge maakt. Zijn op deze ex- positie eveneens aan wezige beeltenis van zijn zes bedienden verdient bijzondere aandacht. Van Joshua Reynolds, den genialen klassieken por- tretschilder, zijn niet minder dan tien, en van den dichterlijken Gainsborough zelfs veertien van diens beste werken aanwezig. We wijzen hier in het bij zonder op het prachtige, in blanken, parelgrijzen

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1936 | | pagina 5