JOSUAH ELLINGTON KRIJGT ZIJN ZIN
door Byrd
CAtkinson
7
Ellen Dickson was 'n aardig meisje. Geen schoon -
heid, maar aantrekkelijk genoeg. Een beetje
bedeesd, maar dit misstaat sommige meisjes
niet. l)at zij op haar vijfentwintigste jaar al
niet lang het middelpunt was van een bloeiend ge
zin, mocht eigenlijk een raadsel heeten. Misschien
kwam het, omdat zij niet al te groot was en de man
nen nog maar een kind in haar zagen. Deels lag het
óók aan haar bedeesdheid zij waakte er zorgvuldig
voor de aandacht op zich te vestigen.
Josuah Ellington, bij wien zij op kantoor was, be
weerde altijd, dat het de schuld was van den rechten
Jozef. De rechte Jozef heette volgens hem George
Addison. George was eveneens bij hern op kantoor.
Hij was twee jaar ouder dan Ellen en vlijtig, vooruit
strevend en zuinig. Ook niet onknap. Geknipt voor
een meisje als Ellen, maar blind voor zijn geluk.
Het kon. Josuah Ellington wel eens hinderen. Hij
aanbad Ellen. Op een vaderlijke manier, want hij
was veel te oud voor een vrouw. Maar zij was de
eenige persoon op de wereld, aan wie zijn oud hart
nog hing en daarom had hij haar graag goed bezorgd
gezien. Aan een degelijk jongmensch, wiens karakter
een waarborg zou zijn voor een kalm en duurzaam
huwelijksgeluk.
Soms zinspeelde hij er wel eens op tegenover George
Addison. Gekscherend, doch niettemin gemeend.
..Aardig meisje toch, die Ellen. Je mag je wel haasten,
Addison vandaag of morgen kapen ze je haar voor
je neus weg."
Georgo Addison gaf hem nooit anders dan een
superieuren glimlach terug op zoo'n gezegde. Hij
streefde er naar vooruit te komen in de maatschappij.
Een vrouw had je voor je plezier en zoolang je nog
niet daar was, waar je wilde zijn, kon je aan geen
pleziertjes denkeu. Dus glimlachte hij alleen maar.
En Josuali Ellington mompelde „Sttussehen
zijn gouden tanden en had minstens twee dagen na
zoo'n teleurstelling nog de smoor in.
TTet gebeurde op Ellington's zeventigsten verjaar-
dag. Op den avond van dien dag voelde hij zich
onwel worden en een uur later had Josuah Ellington
voor eeuwig met assuranties afgedaan. Het kleine
kantoortje in de Zesenvijftigste straat bleef drie
dagen gesloten, doch op den morgen van den
vierden dag werd het weer geopend. Voorlóópig
voor drie maanden, luidde de aankondiging.
Dien morgen verscheen Ellen op haai' gewonen
tijd. George Addison was er reeds. Hij deed nerveus,
draaide wat om Ellen heen en kwam eindelijk naast-
haar staan.
„Juffrouw Dickson, ik zou u wel eens even willen
spreken. Zou u vanmiddag met- me willen gaan lun
chen
Ellen was verrast door dien min of meer offieieelen
toon. „Goed, meneer," zei ze, kleurend tot in haar
hals.
Zoo kwam het, dat George Addison en Ellen Dick
son dien middag aan één tafeltje zaten in „Gentle
man's Restliouse". George nerveus on afgetrokken en
Ellen verlegen. Na de lunch nam George eensklaps
Ellen's hand. Zij trok haar niet terug alleen werd
zij nog moer verlegen.
„Juffrouw Ellen, ik heb u iets te vragen," begon
George eenigszins plechtig. „De zaakwaarnemer
van wijlen Josuali Ellington heeft me gisteren mee
gedeeld, wat deze op zijn sterfbed heeft bepaald ten
aanzien van de assurantieportefeuille. Het komt
hierop neer, dat ik eigenaar word van de heele zaak,
op voorwaarde, dat ik binnen drie maanden met je
getrouwd ben. Je weet zelf wel, dat de zaak een zeer
behoorlijk inkomen geeft zou je mijn vrouw willen
worden, Ellen V'
Ellen wisselde snel van kleur, zij was eensklaps
doodsbleek geworden. Zij verloor iets van haar- ge
wone bedeesdheid - haar stem klonk koel en uit de
hoogte.
„Bedoelt u dat u alleen met me trouwt, om daar
door in het bezit te komen van de zaak 1" vroeg ze
rustig, terwijl zij haar hand terugtrok.
George keek verbluft. „Ik houd natuurlijk óók
wel van je," zei hij snel en ongerust.
„Jawel, maar dat is me niet genoeg," antwoordde
Ellen nog steeds even vormelijk. „Ik laat me niet
trouwen uit bijzaak, meneer Addison. Misschien heb
ik nog eenigszins ouderwetsche begrippen aangaande
het huwelijk, maar ik héb ze nu eenmaal. Het spijt
me voor u, dat ik u dat duwtje omhoog op de maat
schappelijke ladder niet geven kan. Mijn heele ge
voel komt er tegen in opstand misschien begrijpt
u me wel.
George Addison had reeds bij de eerste woorden
zijn blik neergeslagen. Niet uit schaamte, maar om
de korzelige uitdrukking erin te verbergen. Toen hij
weer opkeek zat hij alleen en kon hij Ellen nog juist
door de deur zien verdwijnen. Het was een vernede
ring én een strop en hij wist niet wat hem meer
hinderde. 1 .oom stond hij op en ging naar kantoor.
Ellen was er reeds. Zij sprak gewoon alsof ze dat
andere als een privézaak beschouwde, die niets te
maken had met de zakelijke verhouding, waarin ze
op kantoor tot elkander stonden. En toen zij
's avonds heenging, zei ze hem even vriendelijk
goedenavond als anders.
De eerste dagen en weken bleef het zoo. George
dacht alleen maar aan zijn zakelijken strop, dat
andere stelde hem nauwelijks teleur. Hij noemde
Ellen eigenzinnig, ouderwetsch en belachelijk roman
tisch en trachtte zich in te prenten, dat hij bepaald
ongelukkig met zoo'n vrouw zou zijn geworden.
Naarmate de tijd echter verstreek werd hij zich
beter bewust, dat er iets gebeuren moest, als die drie
maanden om waren. Hij ging naar Ellington's zaak
waarnemer en deed het geval op zijn manier uit den
knoop.
„Ik geloof niet, dat eh. juffrouw Dic-kson en
ik zoo'n uitermate geschikt paar zouden vormen,"
zei hij. .„Van dat huwelijk kan dus niets komen.
Wat gebeurt er, als die drie
maanden verstreken zijn
„Dan is u ontslagen met
veertien maanden salaris
voor elk jaar dat u bij
meneer Ellington in betrek
king bent geweest twee
maanden," antwoordde mr.
Lee.
„Noteert u me daar dan
maar voor," lachte hij. „En
wat gebeurt er met het
kantoor V'
„Daaromtrent kan ik u
niets zeggen," antwoordde
de ander en daarmee ging
hij heen.
Weer verstreken er een
paar weken. De tijd na
derde, dat zij ieder hun
eigen weg zouden gaan. Hij
werd stiller en dat maakte
Ellen vanzelf stil. Vaak
onderbrak hij zijn werk en
keek haar van terzijde
eens aan haar ranke
figuur, haar prettig gelaat,
waarop zoo'n aantrekke
lijke glimlach kon zetelen,
en haar zijige krullen. Zeven
jaar had hij naar dat alles
gestaard, zonder dat het
hem iets deed. En nu be
kroop hem een vreemde
ontroering bij de gedachte,
dat hij de stille bekoring
van haar gezelschap voor
taan zou moeten missen.
De laatste dagen was hij
onrustig. Hij sliep slecht
en at bijna niet meer. Het was zonderling, maar nu
hij van haar scheiden moest, voelde hij eensklaps
hoeveel hij van haar hield en hoe onmisbaar zij ge
worden was. Tienmaal stond hij op het punt eerlijk
voor dat nieuwe gevoel uit te komen, maar tienmaal
perste hij zijn lippen opeen. Zij zou hem niet gelooven
on niets kwam hem thans vernederender voor, dan
haar verdenking, dat hij comedie met zijn liefde
speelde. Eenmaal zou hij spreken, maar niet voordat
zij vertrouwen in hem zou kunnen stellen.
TTHndelijk was het oogenblik daar van het afscheid.
Het kantoor werd gesloten de zaakwaarnemer
zou de loopende belangen voorloopig behartigen. Een
uur geleden had George zijn salaris ontvangen en
opgewonden keerde hij voor het laatst op kantoor
terug. Toen hij Ellen zag staan, reeds gereed om heen
te gaan, werd hij echter plotseling stil. Zij was erg
bleek en toen hij haar aankeek begon zij verdacht
met haar oogen te knipperen.
„Het is zoover," zei hij eindelijk. „Maar ik laat je
zóó niet gaan, Ellen. Je hebt me eenmaal gezegd, dat
je je niet liet trouwen uit bijzaak. Wil je dan mi wel
met me trouwen, zooals jij het graag wilde Omdat
ik van je houd en niet van je scheiden kan f De
kans op de zaak is voor me verkeken, maar dat
kan me niets schelen. Als ik jou nu maar heb
Hij strekte bedelend zijn hand naar haar uit en
Ellen's oogen begonnen te schitteren.
„Héélemaal,"zei ze, „en met de zaak erbij. Ter
wijl jij onderweg was hierheen werd ik opgebeld,
dat ik me nu als eigenares kon beschouwen van het
kantoor en dat ik het naar believen kon overdoen,
of de zaken zelfstandig blijven drijven. We moesten
morgen maar weer openen, vind je niet, en alles
bij het oude laten.
„Niet alles," smeekte hij, twijfelend aan zijn geluk.
„Neen, niet alles," zei Ellen met een droomen
den glimlach. „Josuah Ellingon krijgt zijn zin.
Hij strekte bedelend zijn
hand naar haar uit en
Ellen's oogen begonnen te
schitteren