DE JEUGDLIEFDE VAN EEN KONING
door CAxel Rudolph
30
EBBA BRAHE
Mijn heer wacht daarginds."
„Ja Ebba richt snel en onbe
vreesd haar schreden naar buiten,
het donker in, waar de man met een vage
handbeweging heenwijst. Zij loopt den weg langs,
zonder op te letten hoe lang en hoe ver van huis.
„Gösta
Donker zijn de heggen aan den kant van den weg.
Ze werpen zwarte, breede schaduwen voor zich uit.
En plotseling 'n sprong uit die schaduw. Iemand,
die Ebba's armen grijpt, haar mond bedekt met iets,
dat zwart en benauwend is, haar meetrekt. Dicht bij
zich hoort zij een mannenkuch. Laarzen stampen op
den grond, waartegen haar voeten wanhopig steun
zoeken.
„Gauw Den zijweg in Naar den wagen klinkt
uit de duisternis een halfluide stem.
Ooort open De koning
De dragonders aan de stadspoort brengen het
saluut en laten den ruiter door, die met fladderendon
mantel den nacht daarbuiten injaagt.
„Wat 'n haastlacht een der Zweedsche boeren
zonen breed. „Er gebeurt zeker iets bijzonders met 't.
land."
„Praat niet zoo oneerbiedig, Peterson," wijst de
gebaarde wachtmeester hem terecht. „Gaat 't jou
aan, wat Zijne Majesteit doet
De wacht aan de poort heeft een onrustigen nacht.
Een drukte van je welste. Nauwelijks zit men in
de wachtkamer even rustig voor den bierkroes,
of er komt alweer wat aankletteren. Nu is 't een
koets, en die er in zit, is Zijne Hoogheid kanselier
Oxenstierna in persoon. Ilij wenkt den salueerenden
wachtmeester naar zich toe.
„Is Zijne Majesteit de koning uitgereden
„Ja, Uwe Hoogheid, een kwartier geleden."
Oxenstierna knikt bedaard, ,,'t Is een donkere
nacht. Er zou Zijne Majesteit iets kunnen overkomen.
Neem een vendel manschappen mee, wachtmeester,
en rijd Zijne Majesteit na. Den weg naai' slot Brahe
op."
„Dragonders, te paard
Het vonkt onder de paardenhoeven, als de ruiters
de poort uitrijden. Oxenstierna leunt glimlachend
achteruit in zijn wagen en laat den koetsier keeren.
„Het ongevraagde geleide zal je den lust naar nach
telijke liefdesavonturen wel ontnemen, Gustaaf
Adolf
Ne eenzame ruiter vliegt voort door 't donker langs
den verlaten weg, met gloeiend verlangen in
't hart.
De kanselier heeft hem den heelen dag niet losge
laten. lederen keer, dat Oxenstierna zacht en be
scheiden de werkkamer binnentrad en met bedaarde
stem wéér een bezoeker-meldde, keek Gustaaf Adolf
op met driftig ongeduld. Maar de kanselier betoogde
met vriendelijk-ernstige stem, dat ook deze man ge
hoor moest vinden Helmer van Mörner, de oude
rechtschapen Brandenburgsche edelman, Johan
Bureus Skytte van de hoogeschool te Upsala, Kris-
tian Eriis, de Deensche gezant, een koerier van den
bevelhebber voor Beval. Eerst toen de nacht aan
brak, was het Gustaaf Adolf gelukt, weg te komen uit
het slot en zijn trouwe paard te laten zadelen.
Een stormachtige wind rukt en schudt aan de oude
boomenkronen en verzwelgt de hoefslagen op den
harden grond. Forsch en zwart steekt in de verte de
burcht Brahe op. Daar zijn de heggen al.
Plotseling snuift en steigert het paard. Gustaaf
Adolf trekt de teugels aan en tuurt scherp in 't
donker. Schaduwen ijlen over den weg. Kechts, waai
de zijweg door de heg uitmondt, vormt zich een
donk er kluwen. Daar schemert iets lichts uit op: twee
blahke handen, die zich smeekend verheffen.
yan het paard, en er lieen Staal blikkert snel en
koud uit in den nacht. Er klinken onderdrukte
vloeken. Do doek, die Ebba's mond bedekt, verschuift
iets. Een kreet vindt een uitweg.
„Gösta Help
KORTE INHOUD VAN HETGEEN VOORAFGING
Voor het oude adellijke slot der Brakes houdt de
koets stil ran Jacob de la Gardie, die om de hand
komt vragen van Ebba Brake, die bij haar oom in
woont. Doek deze laatste brengt hem in den slottuin
en toont hem een intiem tafereeltjeden jeugdigen
Zweedschen koning Gustaaf Adolf minnekoozend met
de uitverkorene zijns harten, Ebba Brake. Koningin
Christina van Zweden, zijn moeder, en kanselier
Oxenstierna zijn op de hoogte van de verliefdheid van
den jeugdigen vorst. Aan baron Erik Liljefors en
Maegrita Zanteres, een hofdame, wordt door koningin
Christina verzocht, haar te helpen om koning Gustaaf's
ontmoetingen met Ebba Brake te verijdelen. Jacob
de la Gardie wordt door kanselier Oxenstierna naar
Rusland gezonden als opperbevelhebber. Liljefors en
Maegrita Zanteres spannen samen tegen Ebba Brahe.
Op een avond verschijnt een onbekende aan de kasteel
poort van slot Brahe en brengt een boodschap van
„heer Gustaaf" zooals hij zegt.
„Ebba
Een gewoel, waarin staal op staal kletterttanden
geknars, halfluide verwenschingen en smartkreten
stil, verbitterd gevecht. Er vlamt ergens een fakkel
op, en door een sabelhouw gaat 't licht aanstonds
weer uit. Maar het korte schijnsel heeft genoeg
geopenbaard.
„De koning komt bevend van de lippen van hem,
die wanhopig zijn degen kruist met dien van Gustaaf
Adolf. „Weg Gauw weg, allemaal
Mannengestalten stuiven naar alle kanten heen,
verdwijnen in 't donker. Alleen de man, die den
waarschuwenden kreet heeft uitgestooten, houdt nog
stand. Gustaaf Adolf laat zijn blik door 't duister
boren. Onmogelijk te herkennen, dat gezicht
zwartgemaakt met roet, gelijk de gezichten der
overige struikroovers. Alleen de oogen staan star en
wit in 't zwarte gezichtoogen vol schrik en doods
angst.
Parade Terts SchijnstootKwart De struik-
roover valt niet aan. Hij verdedigt zich slechts met
de kracht der wanhoop tegen de kling van den
koning.
„Gösta Mijn Gösta
Die meisjesstem uit 't donker, trillend van angst
en van opluchting, wakkert den hijgenden toorn van
den jongen koning aan tot een wilde vlam. Woedend
hakt hij toe, door den stoot van zijn tegenpartij heen.
Is de man gewond Hij wankelt, tuimelt achteruit,
dreigt te vallenvan terzij slaat Ebba haar armen
om Gustaaf's hals, en snikkend dringt haar betraande
gezichtje tegen zijn schouder.
Dan herwint de struikroover zijn evenwicht. Eer
Gustaaf zich los kan rukken om zich op hem te
EBBA BRAHE
naar een zeldzaam miniatuur-portret.
werpen, heeft hij hot trappe- EERSTE
lende paard van den koning
bereikt, springt hij in 't ""VOLG
zadel, slaan zijn hakken in de zijden
van het dier, tot het met pijnlijk gehinnik weg
stuift, den zijweg op.
ver hoog en laag gaat de wilde rit. Het smalle
pad is allang verlaten. Door opspattend water
jachten de hoeven, over boomwortels en steen
blokken heen.
De ruiter heeft geen macht meer over het losge
broken dier. Zijn armen en dijen klemmen wanhopig
om nek en flanken. Zijn adem jaagt.
Het dier voelt zegepralend de onmacht van den
mensch, die zich op zijn rug heeft gewaagd. Zijn neus
gaten trillen en snuiven. Links steekt in 't donker
een breede doornstruik uit die raakt de pooten van
het paard. Het rijst hoog op zijn achterpooten en met
een woest schudden werpt het zijn berijder hals over
kop in de doornen. Dan rent het voort, dwars door de
velden.
I angs den weg kletteren de hoeven der forsch e
liuzarenpaarden
„Wat drommelDe wachtmeester, die voor
uit draaft, houdt zijn paard zoo onverwachts in,
dat de volgelingen haast tegen hem aan botsen.
Er raast een zwarte gedaante voorbij. De maan,
juist even uit de donkere wolken te voorschijn ge
komen, maakt het duidelijk zichtbaar voor allen. Een
kleine twintig meter van den weg rent een onbereden
paard over de vlakte. Op het zadelkleed lichten de
Zweedsche kleuren op, met de koningskroon. Het
paard van den koning Zonder ruiter
„Voorwaarts, dragonders Sporen raken de zijden
der paarden. Voorover gebogen, rechterhand aan de
greep van den degen of den pistoolholster, draven de
dragonders over den weg.
Uit de open deuren en ramen der adelzate stroomt
een helder licht. Fakkels dansen en flikkeren onrus
tig voor de poort. De oude Brahe staat met angst
en beven voor zijn jongen koning, die de zacht
schreiende Ebba in zijn armen houdt.
Daar komen de dragonders aandaveren. In 't
schijnsel der fakkels brengt de wachtmeester zijn
paard voor den koning tot stilstand. Zijn gezicht
straalt van oprechte vreugde.
„Gelukkig, Uwe Majesteit is ongedeerd
Verwonderd kijkt Gustaaf den soldaat aan. „Wie
heeft jullie hierheen gestuurd
„Zijne Hoogheid de kanselier," antwoordt de
wachtmeester salueerend. „Hij heeft bevel gegeven,
u na te rijden, sire. We zagen uw paard, onbeheerd,
en we waren bang.
„'t Is niemendal, wachtmeester," zegt Gustaaf
Adolf rustig, „'t Paard is geschrokken en op hol
geslagen." Hij keert zich om naar den ou'den man.
„Ik wensch je een goeden nacht, Brahe," vervolgt,
hij, „sluit de deuren en pas op je huis. En jij, Ebba...."
Ilij trekt het nog bevende meisje iets terzijde en
spreekt zachter. „Wees niet bang. Ik kom je morgen
halen. Ik zal je ergens brengen, waar geen .struik
roover bij je kan komen. Je krijgt nog bericht
morgen 1"
„Ja, Gösta." Ebba buigt zich met trillende lippen
over zijn hand. Haar hart klopt krachtig van trots
en geluk. „Mijn liefste, mijn redder, mijn koning en
held
Kecht en hoog treedt Gustaaf Adolf op de wach
tende ruiterschare toe. „Je paard, wachtmeester
Je kunt zelf vannacht in 't. huis van heer Brahe blij
ven om uit te rusten."
Een sprong in 't. zadel, een wenk met de hand.
„Leve Gustaaf Adolf roepen stoffige dragonder
kelen, terwijl de paarden aan 't draven slaan.
Eén der dragonders slechts, Peterson, schudt onder
den terugweg het hoofd.
„Da's geen zuiver spul," knort hij tegen zijn
nevenman, ,,'t Paard van den koning onbeheerd.
dat beteekent iets, let op mijn woorden