DE REBELLIE VAN MIJNHEER
M
HAMPELMAN
door Lou Hohermuth
"et een zwelit van verlichting
hoorde Hampelman de huis
deur in het slot vallen. Hij
keek op zijn horloge. Het was
half acht, twee uur zou die vergade
ring van huisvrouwen wel duren, zoo-
dat Hainpelman berekende, dat hij
ongeveer drie uur van zijn vrijheid kon genieten. Hij
deed de deur van het buffet open en overlegde
waar hij dit heuglijk feit eens mee kon vieren.
Doek niets van zijn gading vindend, schonk hij zich
maar een kopje thee in.
Zoo, daar knapte een mensck van op, na dat vree-
selijke Brusselscli lof. Vandaag was 't de derde rnaal
van de week, dat Marie hem die groente voorgezet
had. Heeds tien jaar lang deed Hampelman iederen
winter vergeefsche pogingen om zijn vrouw aan het
verstand te brengen, dat hij niet van Brusselscli lof
hield, dat hij het eenvoudig niet kon zien. Doch Marie
luisterde niet naar zijn zwak protest. Het gleed af
langs haar zelfverzekerdheid, dat zij beter nog dan
hij zelf wist, wat goed voor hem was en wat hij lustte.
Tot voor tien jaar was Hampelman een stil,
bedaard jongmenscli geweest, die een bescheiden
betrekking bekleedde bij Zwartman's Brandstoffen-
handel en er onschuldige liefhebberijen op 11a hield,
zooals postzegels verzamelen en biljarten. Aardige
meisjes was hij angstvallig uit den weg gegaan,
want volgens zijn meening bestonden er maar twee
soorten. Ten eerste 'Je lieve, aanhankelijke, die je
met hulpzoekende blikken aankeken, als hun fiets
band of hun schaatsband gebroken was. Doch je
wist wel waar je hulp begon, maar nooit waar die
mee zou kunnen eindigen. Ten tweede, de resolute,
energieke, die je raad gaven bij het kiezen van een
das of bij een kwestie met je hospita. Doch je wist
wel waar hun raad begon, maar nooit waar die mee
zou kunnen eindigen.
Jarenlang had Hampelman zijn vrijheid kunnen
verdedigen, tot hij op een dag bij kennissen Marie
ontmoet had. Ze was een stil, gesloten meisje
geweest niet mooi, niet leelijk, ze vroeg geen hulp,
noch gaf ze raad. Hampelman had het er op gewaagd
en haar mee naar de bioscoop gevraagd. Helaas,
stille wateren hebben diepe gronden. Nee, Marie
vroeg geen hulp en gaf geen raad, maar binnen
een week had ze Hampelman gesuggereerd, dat hij
niet meer zonder haar zou kunnen leven. Iets diep
in hem had zich er tegen verzet, doch het had niet
mogen baten. Een jaar later waren ze getrouwd en
geïnstalleerd in de woning, waarvan Marie beweerde,
dat hij ze zoo geriefelijk vond, met meubels, die hij
volgens Marie speciaal uitgezocht had.
Hampelman had stilzwijgend in zijn lot berust.
Hij droeg pakken in de kleur die Marie mooi vond,
veranderde zijn zomer- en wintergoed en omgekeerd
op het tijdstip, dat Marie dat noodzakelijk achtte.
Zijn postzegelverzameling was verkocht, want
postzegels zijn onhygiënische dingen, stikvol bacillen
en een biljart had hij in de tien jaren van zijn huwe
lijk slechts uit de verte mogen aanschouwen.
't Eenige, waarbij Marie's suggestievermogen te
kort schoot, was bij Brusselsch lof.
Hampelman schonk zich nog een kopje thee in
om den bitteren nasmaak weg te krijgen.
Sinds eenige maanden was Marie lid van de plaat
selijke vereeniging voor huisvrouwen en met stille
vreugde had Hampelman dien avond de mededeeling
aangehoord, dat zij naar de vergadering moest.
Hampelman weifelde wat hij zou doen biljarten
in het café op den hoek of thuis blijven. Doch toen
hij den regen tegen de ramen hoorde kletteren,
besloot hij tot het laatste, daar anders allicht zijn
natte schoenen hem zouden kunnen verraden.
Met een stapel tijdschriften uit de leesportefeuille
installeerde hij zich naast den haard en verdiepte
zich in zijn lectuur.
Bij het omslaan van een blad viel zijn oog op een
groote annonce. „Ook voor U stond er boven
en een heer met dwingende oogeri wees met uit-
gestrekten wijsvinger naar een driehoekje onder
aan de bladzijde, waarop stond „Knip uit, vul
in
Hampelman, die zich tien jaar lang door Marie
had laten suggereeren en die zich reeds twintig
jaar onder de tirannie van zijn principaal, Zwartman
in brandstoffen, boog, gehoorzaamde onmiddellijk.
Zorgvuldig knipte hij het driehoekje uit, vulde
het in en stopte het in een enveloppe, die hij adres
seerde aan dien gebiedenden mijnheer. Daarna las
hij de advertentie nogmaals aandachtig door.
„Wilt u bedrijfsleider worden Wilt u over uw
omgeving heerschen
Hampelman schudde ontkennend het hoofd. Nee,
zulke hooge aspiraties had hij niet. Hij wenschte
slechts geen Brusselsch lof meer te eten, nu en dan
eens te biljarten en dat mijnheer Zwartman eens
een langen tijd vacantie zou nemen.
Het was hem niet duidelijk, hoe die mijnheer
met zijn doordringende oogen hem kon helpen, die
wensclien vervuld te krijgen, maar enfin, hij kon
het allicht probeeren.
Het gelukte Hampelman 0111 den volgenden dag
de enveloppe op de post te doen, zonder dat Marie
er. iets van bemerkt had.
Een paar dagen later ontving hij een brochure
over zelfontwikkeling. Attesten van menschen. die
dank zij dit instituut nu over hun omgeving „heerscn-
ten", maakten Hampelman nieuwsgierig. In stilte
vroeg hij zich af, of Marie en Zwartman ook zoo'n
cursus gevolgd hadden, doch onder de attesten
werden hun namen niet vermeld. Den volgenden
vrijen Zaterdagmiddag stapte Hampelman naar het
opgegeven adres. In een rommelig kantoortje werd
hij ontvangen door een jongmensch met een slaperig
gezicht, dat verwoed op zijn nagels kloof.
„Hm. eh. bent u de leider van dit insti
tuut informeerde Hampelman.
„Nee, mijnheer, de directeur is juist met zijn vrouw
en schoonmoeder uitgegaan."
Dat viel Hampelman tegen, dat die man met zijn
Caesarblik 's Zaterdagsmiddags met zijn vrouw en
schoonmoeder ging wandelen.
„Hebt u al iets met die studie bereikt vroeg
Hampelman verder.
Het jongmensch onderdrukte een geeuw.
„Mijnheer, ik ben pas aan het tweede deel. Het
is een zware studie en om resultaat te hebben moet
men nauwkeurig de oefeningen doen."
„Hm, zoo.nu, geeft u mij dan maar het eerste
deel," en met 't boekje, dat hem zou helpen zijn wen
sclien in vervulling te brengen in zijn binnenzak,
stapte hij huiswaarts.
Tusschen den middag, nadat mijnheer Zwartman
was gaan lunchen en Hampelman zijn twaalfuurtje
verorberd liad, studeerde hij. De oefeningen leken
hem kinderlijk eenvoudig. Stil op een stoel zittende,
op een zwarte stip staren en aan niets anders denken.
Hampelman fixeerde een inktmop op den muur
boven zijn lessenaar en viel onmiddellijk in slaap,
waaruit hij onzacht gewekt werd door mijnheer
Zwartman, die hem hardhandig wakker schudde.
Oefening twee was naar '11 redevoering luisteren en
woordelijk herhalen. I11 bed trachtte Hampelman zich
Marie's redevoering over de komende schoonmaak
woordelijk te herinneren en dat bleek absoluut niet
moeilijk, daar liij die reeds drie weken lang dagelijks
had moeten aanhooren.
Toen Hampelman meende, dat hij het eerste
deel voldoende bestudeerd liad, haalde hij bij het
jongmensch, dat nog even slaperig keek, het tweede
deel.
Ook ditmaal was de leider afwezig, juist uitgegaan
met den kinderwagen, vertelde de bediende.
De oefeningen uit het tweede deel waren veel
ingewikkelder, doch het bleef Hampelman volkomen
duister, hoe ze hem de gewenschte vacantie van
Zwartman konden bezorgen en hem behoeden voor
Brusselsch lof.
Doch toen hij in een week tijds deze groente ten
vierden male op tafel zag brengen, brak zijn jaren
lang opgekropte ergernis los.
Marie, je weet,dat ik die groente niet kan zien!"
„Maar het is zoo gezond," wierp Marie tegen.
„Ik heb 't je dikwijls genoeg gezegd, ik weiger
het nog één keer te eten."
En of het nu kwam van het staren op de inkt
mop of door het herhalen van Marie's
redevoeringen, in ieder geval ont
wikkelde Hampelman een ongekende
energie.
„Daar je je niet naar mijn wen
sclien wilt voegen en vergeet, dat
ik toch de baas in huis ben, ga ik
ergens anders eten."
Hampelman smeet zijn servet op tafel, pakte zijn
hoed en jas en liep het huis uit, nagestaard door een
sprakelooze Marie.
In een restaurant in de buurt haalde hij zijn schade
van jaren in. Hij at veel en lekker en besloot dezen
vrijen avond met een spelletje biljart. Thuiskomend
vond hij Marie reeds in bed en den volgenden
morgen bij het ontbijt zweeg ze hardnekkig en keek
als de verdrukte onschuld.
Maar Hampelman had den smaak van de vrij
heid te pakken, hoewel hij innerlijk nog verbaasd
was over zijn eigen durf. E11 toen nu op kantoor
Zwartman, die er met zijn hoogroode kleur altijd
uitzag als een stukje anthraciet in vollen gloed,
hem order gaf een brief aan een cliënt te schrijven,
met welks inhoud Hampelman het volstrekt niet
eens was, zei hij niet als gewoonlijk
„Goed, mijnheer," doch protesteerde
„Mijnheer, zoo schrijf ik dien brief niet."
„Heb ik je iets gevraagd t" snauwde Zwartman.
„Op die manier zou u er narigheid mee krijgen,"
vervolgde Hampolman.
Mijnheer Zwartman's roode teint werd nog een
nuance donkerder, zijn volle lippen maakten hap-
geluidjes.
„Wat verbeeld jij je wel bracht hij eindelijk met,
moeite uit.
„Ik verbeeld mij niets, maar ik denk, dat ik na
twintig jaar toch ook wel iets van de zaak af zal
weten."
Het overige personeel luisterde ademloos toedat
Hampelman, die jarenlang nooit anders dan „Ja,
mijnheer" en „Tot uw dienst, mijnheer" gezegd
had, plotseling een eigen meening durfde te ver
kondigen, leek hun even ongeloofelij k, als dat de
eierkolen en de lange turven een rondedansje uitge
voerd zouden hebben.
„Ga heen," brulde Zwartman.
Bedaard ging Hampelman naar zijn lessenaar
terug, schreef den brief zooals hij dacht, dat die
zijn moest en legde hem vervolgens Zwartman ter
teekening voor.
Zwartman las het epistel door keek Hampelman
aandan weer naar den brief en zoo vice versa,
omklemde krampachtig de armleuningen van
zijn stoel en uit zijn keel klonk een dreigend
gebrom
„Je.... je durft je tegen mij te verzetten,"
barstte hij eindelijk los. „Schrijf onmiddellijk dien
brief zooals ik het je bevolen heb."
Hampelman haalde zijn horloge te voorschijn
„Mijnheer, 't spijt mij, maar het is zes uur. Slaapt
u er eens rustig over, dan zullen wij er morgen nog
wel eens over spreken. Goeden middag, mijnheer,"
en zijn hoed en jas nemend ging hij het kantoor uit,
vol bewondering nagestaard door het achterblij
vende personeel.
Maar bij zijn thuiskomst bemerkte hij, dat Marie
haar vijandige houding nog niet opgegeven had,
en toen zij in een drukkende stilte aan tafel plaats
namen, zette het meisje het opgewarmde Brusselsch
lof van den vorigen dag op tafel.
Hampelman stak zijn duimen in de armsgaten
van zijn vest, zooals hij dat mijnheer Zwartman
had zien doen, als die een van zijn personeel iets
aan zijn verstand wilde brengen,
„Heb je niet verstaan wat ik je gisteravond
gezegd heb f" vroeg hij dreigend.
„Zeker, maar je denkt toch niet, dat ik dat
kostelijke eten weg zal gooien?"
„Zeker, maar je zou het zelf op kunnen eten en
mij iets anders geven."
„Ik denk er niet over. Je hoort te eten wat de
pot schaft," en Marie keek hem aan, als was hij een
kleine, stoute jongen, die zijn bord niet leeg wilde
eten.
Hampelman lachte spottend „Dan zal ik een
pot zoeken, die wat anders dan Brusselsch lof schaft.
Smakelijk eten en goeden avond."