liefheeft. (lie van Zweden houdt en van den koning.... die ze alle twee met 'n krachtigen wil be hoedde voor smaad en ondergangdan werd die man door de lieele wereld geprezen als de redder van Zweden. En Ebba Brahe. als zij uit haar jeugd droom ontwaakt, en den afgrond gaat onderschei den, waaraan zij gestaan heeft, zal zij met dankbaar heid en liefde opzien naar den wijzen en sterken man, die haar tegen haar eigen wil terug heeft getrokken Jacob de la Gardie haalt zwaar en die]» adem. Er komt een licht in zijn oogen. „Deze reis naar Reval," hernam de bekoorder, „lijkt wel een vingerwijzing des hemels U bent heer en meester hier aan boord, de koning is vei weg en Ebba Brahe is zeer nabij. TJ hebt een prachtige gelegenheid, om haar voor u te winnen. Dat meisje te beschermen tegen de liefde van den koning en al het leed, dat die liefde over haar zal brengen, is misschien nog een grooter taak, dan Reval in te nemen Het is, of er plotseling iets verschiet in het brein van Jacob de la Gardie. Hij rukt zich wakker uit zijn gedroom, gooit de vleiende bezwering dier stem van zich af. Scherp boort zijn blik in het glimlachende gezicht van Erik Liljefors. „Spaar je de moeite, Liljefors. Ik weet best, wat ik doen en laten moet Af ast zijn de schreden van Jacob de la Gardie, als hij het trapje van 't bovendek afdaalt. Maar zijn gedachten beven nog. Terwijl hij over het dek loopt, stormen en branden die woorden van Erik Liljefors nog door zijn hersenen „De man, die Ebba Brahe behoedde voor ontgoocheling en spot, die haar tot zich nam, zou een dienst bewijzen aan haar en aan het land 1" Er maakt zich een gestalte los uit de schaduw der schansbekleeding, een gedaante, die zich naar hem toe wendt. Jacob de la Gardie schrikt tot in zijn hart. Daar staat Ebba Brahe, die hij sinds lang in haar slaapvertrek waande. Onder een grijzen hoofd doek uit kijken twee oogen vol dweperij van geluk. „Ik kon niet slapen, oom Jacob. Beneden lijkt 't net, of 't schip stil staat midden in de zee. Ik moet de golven zien, de kiel, die er doorheen snijdt en me voortdraagt. Verlangende afwachting spreekt uit haar blik, die zich weer naar het verre doel heeft gekeerd, de wijde zee over. Jacob de la Gardie komt naast haar aan de reeling staan. „We hebben vol zeil op en we maken een mooie snelheid. Als de wind gunstig blijft, komen we over morgen vroeg voor Reval." Ellendige reis, die glorie en krijgsroem schenken moest, en onvermoede gevaren meebrengtEllen dige koning, die er het bevel toe gaf Pijnlijk grijpen de handen van Jacob de la Gardie in het schot der verschansing. Eerst dat verleidelijke gefluister van dien jongen man op het bovendeken nu hier staan met de geliefde, de voor altijd verlorene, en met haar over weer en wind moeten spreken, terwijl hij zoo graag. „Wanneer zou Gö. de koning naar Reval komen, denkt u vraagt halfluid de stem van het meisje. De la Gardie beheerscht zich. „Dat zou ik u niet kunnen zeggen. Wel gauw, denkt Erik Liljefors. Vraag 't hèm maar. Hij schijnt er meer van te weten dan ik." Hij heeft zijn best gedaan, kalm en gelijkmatig te spreken, maar er is toch een klank in zijn woorden gekomen, die even Ebba's aandacht trok. Een korte poos zwijgen en luisteren zij beiden de een naar het kloppen en hameren in zijn borst, de andere naar het altijd eendere klateren der golven. Dan komt opeens, zacht als een rozeblad, de hand van het meisje neer op de stevige mannenhand, die in de borstwering klemt. „U bent niet erg in uw humeur, oom Jacob," zegt Ebba hartelijk. „U gaat me hier aan boord zooveel uit den weg, als u maar kunt. U was vroeger heel anders. In Stockholm op 't slot was u altijd bij me in de buurt, en altijd even vroolijk en vriendelijk en lief. U hebt na dien tijd de Russen verslagen en met de Denen gevochten, en nu bent u een trotsche geweldenaar, die er niets meer van weten wil, dat hij vroeger. van me hield, is 't niet V „Stil, Ebba In 's hemelsnaam stil Ebba Brahe luistert met ontroering naar het ge kreun, dat opklimt uit het gefolterde hart van De la Gardie. Opeens begrijpt zij. Met zacht medelijden komen haar groote oogen dichter bij zijn gezicht. „Bent u daarom zoo eigenaardig en zoo treurig, oom Jacob Heb ik u onrecht gedaan Zegt u 't me gerust, ik kan er tegen houdt 11 nog van me De handen van De la Gardie komen los van de reeling. Beheerscht en recht staat hij voor haar, fier en vrij, en ook zijn stem klinkt weer rustig „Ik heb opdracht, u'onder mijn bescherming naar Reval te brengen, naar den koning, Ebba Brahe. Maakt u me die taak alstublieft niet moeilijk." Kalm, volgens hoofsch gebruik, maakt de veldheer een buiging met den hoed in de hand en hij gaat. Met stralende oogen kijkt Ebba hem na. Ja, zoo is oom Jacob 1 Een ridder, een edelman van top tot teen. Minuten lang doorstroomt haar een weldadig gevoel van veiligheid tot de gedachten afwijken van Jacob de la Gardie en trillend van geluk weer vooruit ijlen, sneller dan wind en zeilende toekomst tegemoet. VAJarme gouden glans van de zon ligt op de gele zeilen van de Aeran, die zich, met het koninklijk wapen gesierd, breed en vol, bollen boven het dek. Kanonniers, schutters en soldaten liggen lui en behaaglijk op het voordek te doezelen. Matrozen met Nils Brahe l004-'32'n familielid van Ebba Brahe. diende als generaal in hel leger van Oustaaf Adolf en werd doodelijk gewond in den slag bij Lidzen (6 November 1G32). bloote voeten en gespierde bloote armen hanteeren de touwen en brassen. Achter op het bovendek staat Jacob de la Gardie te praten met meester Olaf son, den kapitein. Erik Liljefors zit zwaarmoedig peinzend op een tros touwwerk tegen de verschansing. De la Gardie, negeert hem sedert dat gesprek van gisteren. Hij is hem vandaag al tweemaal voorbijgeloopenmet enkel een afgemeten groet, den groet van een maar schalk voor een luitenant. „De la Gardie is een oude man," denkt Liljefors gemelijk. „Een oorlogsmachine 't bloed in zijn aderen is geroest. Wat weet hij van jonge drift en overmoedige liefde 1 Of is 't pure trouw jegens den koning Hij hoeft toch heusch niet bang te zijn voor den toorn van Gustaaf Adolf, als hij ginds in Reval is, omgeven door een leger, dat hem veraf goodt. Hij staat wel zóó hoog en zijn aanhang onder den adel is wel zóó groot, dat hij desnoods zélf zijn hand naar de Zweedsche kroon zou mogen uitsteken. Zou die man inderdaad....?" Er tracht nog zooiets als hoogachting in Erik Liljefors op te wellen, een gevoel, dat hij zijn ge- pluimden hoed voor Jacob de la Gardie zou moeten afnemen tot aan den grond. Kribbig duwt hij die opwelling terug. Hoe 't ook zij, het spel is verloren, dat Maegrita Zanteres zoo fijntjes bedacht heeft. Jacob de la Gardie zal Ebba nooit aan den koning ontrukken. Al bloedt zijn hart dood, hij zal haar naar Reval brengen, zooals hem bevolen is. Misge- rekend, Maegrita Er is uitstel gewonnen, anders niets. Als de koning niet op komt dagen in Reval, ijlt er vandaag of morgen een koerier van De la Gardie naar Stockholm. En de wind zal hem terug- stuwen, langs denzelfden weg, dien nu de Aeran bevaart. Hij zal het bevel meebrengen, Ebba Brahe aanstonds weer naar Stockholm te brengen, en den overbrenger van de gelogen opdracht, luitenant Liljefors, zijn degen af te nemen. Ook goed. Erik Liljefors is rijk. Het zal hem niet anders dan een heerlijkheid zijn, van 't hof gebannen, met Maegrita Zanteres tot vrouw, in de eenzaamheid een bedwelmend geluk te genieten, op een van zijn afgelegen bezittingen, waar geen andere oogen naar Maegrita's schoonheid zullen kunnen tasten. Als zij hem ten minste volgen wil daarheen Maegrita Zanteres is weinig een vrouw, om wonden te verplegen. „Eerst moeten we overwinnen," heeft zij gezegd. Zou ze niet niet een spotlach op hem neer zien, als hij voor haar verschijnen moest als een verslagene, vernederde, bestrafte gewezen of 1 i cier „Waarom ben je niet zélf opgetreden, als Jacob de la Gardie niets doen wou Erik Liljefors hoort duidelijk de minachtende woorden, en hij ziet den blik van verwijt uit Mae grita's donkere oogen. Zelf optreden Het zal hem nooit lukken, met Ebba Brahe in vertrouwelijke vriendschap te geraken. Zij mag hem niet. Maar met durf en list kan hij 't misschien zoover brengen, dat hij haar in opspraak brengt onder de officieren en manschappen zij is onnoozel genoeg, om eerst niets te merken, en zich dan niet te durven verdedigen wie weet, zal ze hem ten slotte uit radeloosheid haar hand toezeggen, omdat zij geen anderen uitweg meer weet dan is 't spel gewonnen, en kan hij Maegrita met opgeheven hoofd tegemoet treden. Opgeheven hoofd Kan hij dan nog ooit het hoofd opheffen Er nijpt in de keel van Erik Liljefors een walging van zichzelf, en zijn gezicht wordt rood van schaamte. Zóóver is 't gekomen met Erik Liljefors, officier des konings en Zweedscli edelman Een vrouw door list en verraad in 't ongeluk en in aller verguizing storten, om een andere vrouw te believen Durf je den minsten soldaat ginds voor Reval nog recht in de oogen te kijken, als je zooiets begint Verdien je niet, dat de provoost meteen maar een strop neemt en je ophangt Er moest maar een storm komen, die 't schip uit elkaar sloeg, ver op zee. Of 't moest maar op een klip stooten en ze allemaal meesleuren naar dt diepte Ebba Brahe, Jacob de la Gardie, allemaal ook hem. De jeugd van Erik Liljefors kwam in opstand tegen die gedachte. Sterven Zoolang hij nog hopen kon, de liefde van Maegrita te winnen Wie weet ooit. maar nu niet Jacob de la Gardie komt van 't voorschip. Ver wonderd houdt hij zijn schreden in. Erik Liljefors richt zich met een verlegen lachje op van de deur, die het trapje afsluit, waarlangs Ebba Brahe zich naar beneden pleegt te begeven. Dat trapje komt uit in een gang, en aan die gang liggen een viertal hutten. In één ervan logeert Ebba, in een tweede haar kamenier de beide andere zijn ongebruikt, dus kan de kamenier telkens, als haar meesteres beneden is, ook de richel van die trapdeur dichtschuiven. „Ik kijk die deur even na, De la Gardie," zegt Liljefors. „Die grendel wil niet goed dicht." De maarschalk knikt en loopt met een korten groet door. Maar zijn gedachten kunnen den jongen officier nog niet loslaten. Liljefors is als vertrouwe ling des konings, zoo ongeveer als adjudant van Ebba aan boord gekomen. Het is begrijpelijk en goed, dat hij zorg voor haar draagt. Maar die gelaatsuitdruk king van hem blijft De la Gardie voor oogen staan die verlegen blik, die gemaakt-luchthartige stem. In zijn eigen kasteel heeft Jacob de la Gardie eens een bediende op diefstal betrapt. Precies, als die man toen, zag Erik_Liljefors er nu uit. Den heelen middag houdt De la Gardie den jon gen man ongemerkt in 't oog. Ebba Brahe heeft een leunstoel aan dek laten brengen en zit nu naar voren, waar zij ver vooruit kan zien over de grijsblauwe zee. Liljefors is bijna voortdurend bij haar. Dat zou Jacob de la Gardie onder andere omstandigheden uitstekend gevonden hebben. Hij vond het een op luchting, als hij Ebba niet zelf gezelschap hoefde te houden. Maar nu dwalen zijn oogen steeds weer naar die twee heen. Erik Liljefors zit zoo ijverig tegen Ebba te praten. Hij bedient haar als een verliefde

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1936 | | pagina 31