Kunnen me Iworden DOOR STANLEY JONES MEISJES? De verschillende rangen bij het New-York.sche politiecorps worden in werkelijkheid niet geopenbaard door het uniform en de ko peren knoopen, maar doorliet schild. Zoo slenterde op een mooien Junimorgen Terry Burke het posthuis binnen in de Mercer Street. Hij probeerde zich te belieerschen in zijn trots en vreugde over het pas verworven onderscheidings- teeken, waarop stond te lezen: „Detective 3de klasse" indien men tenminste door zijn grijs eostuum heen zou kunnen zien. Toen de deur dichtsmakte, keek de wachtcomman dant, brigadier Shea, van zijn lessenaar op en knip oogde naar agent Delinni, z'n mededinger voor het aanstaande politie-sehaakkampioenschap „Ik mag 'n tik op mijn gezicht krijgen, als er weer geen nieuwe detective is uitgebroed. Laat es kijken je moois „Pas maar op, dat. je er niet door verblind wordt," grinnikte Terry, die de toespeling onmiddellijk door bad. De oude Shamus, ook een waardig lid van het corps, schudde neerslachtig het hoofd. „Er staat ons werk te wachten," zuchtte hij. „Ik wil er alles onder verwedden, dat er vóór vanavond door detective Burke meer dan vijfhonderd staatsvijanden zijn bin nengesleept. Wat zeg jij ervan, Joe Agent Delinni knikte bedroefd. „Dronken koetsiers pindamannen enfin, van alles. Ik hoorde laatst nog vertellen, dat die nieuwe speurneuzen desnoods hun eigen familie inrekenen, zóó graag hooren ze de handboeien klikken." Terry grinnikte weer. Hij kon zulke grappen best verdragen. Terwijl hij tegen het hekje leunde, schoof hij zijn spiksplinternieuwen vilthoed achter op het hoofd en stak een sigaret aan. „Zal ik jullie eens wat vertellen t" sprak hij op edelmoedigen toon. „Het is verdraaid plezierig, om onder je werk te mogen rooken en zoover hebben jullie het nog niet gebracht De twee agenten pro beerden een onverschillig gezicht te trekken. „Na tuurlijk," vervolgde Terry, „mis ik mijn blauwe uni form maar het is jullie lievelingskleur, en dat scheelt veel, nietwaar Ik kreeg op den duur genoeg van dat harnas." „Ik heb gehoord," sprak Shamus, „dat de hooge baas je zelfs een auto heeft toegestaan." „Dan ben je goed ingelicht," antwoordde Terry trots, „een wagentje om jaloersch op te zijn Een prachtige, donkerblauwe kar een millionnair kan zich geen betere weuschen." „Ja," merkte Delinni op, „net iets voor jou daar heb je juist een gezicht voor." „Geen hatelijkheden, heeren, denk er om," waar schuwde brigadier Shea. „Aha, goedenmorgen, Xom- mer." Een gezette, kaalhoofdige beambte was het ver trek binnengekomen. Zijn ware naam luidde Keresey, maar een opmerkelijk scherp geheugen voor nummers van gestolen auto's had liem onder zijn collega's den bijnaam van „Nommer" bezorgd. Deze eigenschap was voor 't corps zoo waardevol, dat men hem aan 't begin van de Manhattanbrug had geplaatst,waar hij met feillooze zekerheid diè wagens er uit pikte, welke als vermist en gestolen stonden opgegeven. „Goeienmorgen," knikte Nommer. „Hè wie zit daar „Een helper voor je zoo uit den oven," ant woordde Shamus. Terrv grinnikte minzaam. „Je liet den laatsten tijd teveel wagens je neus voor bijgaan, Nommer. Ik heb zelfs gehoord, dat er beken de autodieven zijn, die je met een vriendelijk knikje voorbijrijden. Als er aan den anderen kant nog niet een paar pientere agenten stonden, kwam er niets meer van terecht." „Ik veronderstel," gromde Nommer, die onwille keurig rood was geworden, „dat jij bent aangesteld om mij in mijn taak te verlichten, is het niet Terry tikte de asch van zijn sigaret. „Dat is zoo ongeveer de opzet. Ik bepaal mijn aan dacht speciaal tot kerels, die gaan rijden in wagens van andere menschen en vergeten ze terug te brengen. Jij kunt we! op je lauweren gaan rusten." „Het lijkt mij," merkte Shamus op met een knip oogje, „dat we er allemaal wel zoo'n beetje ons gemak van kunnen nemen. Tenzij Terry een rijke jonge- docliter op den kop weet te tikken en in liet bekende bootje stapt." Terry haalde minachtend zijn schouders op. „Meisjes Die kunnen me gestolen worden Ze spe len in mijn leven evenmin een rol als Gandhi dat kun je uit mijn naam overal rondbazuinen. Ik heb er al genoeg in zien loopen, die later spijt hadden als haren op hun hoofd."' „En ik heb er meer zoo hooren spreken," merkte Delinni op, die zes kinderen had. De brigadier glimlachte Terry vaderlijk na, die zijn hoed in een lichtelijk schuinen stand had opgezet, Nommer joviaal op den schouder klopte en vertrok. „Hij is als de meesten van die jonge knullen loopt hard van stapel. Er zit veel goeds in, maar het kost vrij veel moeite om ze in te toornen," sprak de wachtcommandant. Nommer gromde. „Ik voel er weinig voor om zoo lang te wachten. Bestaat er geen middel om dat pro ces te verhaasten Drigadier Shea trok zijn zware wenkbrauwen op en keek peinzend voor zich uit. „Hm," zei hij. Drie weken gingen voorbij weken, die voor de tective derde klas Terence J. Burke. veel succes op leverden, al moest een gedeelte ervan als zuiver geluk worden beschouwd. Wien was het ooit zóó meegeloopen, dat hij, bij liet oversteken van een breede straat, getuige is van een aanslag, die twee weliswaar ondernemende, doch grasgroene jongelui plegen op het tasehje van een der rijkste weduwen van New York Deze kleine episode vormde de eerste daad van detective Burke. Nauwelijks was dat achter den rug, of Terrv volgde, louter uit achterdocht, twee mannen naar een derde rangs-hotel. Terwijl ze binnen waren, snuffelde Burke eens rond in hun two-seater, die onbeheerd voor de deur stond. Hij vond een klein handvalies, volge propt met bankbiljetten. Wederom louter uit ach terdocht, sleepte hij de kerels mee naar het hoofd bureau, waar spoedig werd vastgesteld, dat het een paar gevaarlijke individuen waren,die doorniet minder dan vijf staten werden gezocht. Terry vóólde zich, en dit was duidelijk aan zijn optreden te merken min of meer begrijpelijk, wanneer men zijn leeftijd, drie entwintig jaar, en zijn onmiskenbare resultaten in aanmerking neemt. „Ik heb me al eens afgevraagd," had hij al meer dan eens zoo langs zijn neus weg gezegd, „hoe lang liet kan duren eer een werkelijk geschikte kerel tot in specteur wordt bevorderd." Shamus kreunde. Nommer, die op dat oogenblik bezig was met, het bijwerken van zijn dagrapport, keek op. „Als je niet gauw voortmaakt, haal je het nooit." Terry schoof zijn hoed uaar achteren. „O, neen Dan is er zeker een of andere vent, die ine dwars zit." „Nee," antwoordde Nommer. „Ik bedoel, dat jij er voor dien tijd al tusschenuit bent geknepen. Je zwelt zóó op, dat het niet lang meer kan duren, of je moet harsten." „Dat lijkt me toch beter," sprak Terry onbewogen, „dan maar wat rond te lummelen en te wachten tot ik mijn pensioentje krijg." „Zeker," zei Nommer weer, met een knipoogje naar Shamus. „Maar als je er vroeg tusschenuit trekt, wie zorgt er dan voor je vrouw en kinderen Terry maakte een gebaar vol minachting. „Ik wou, dat ik het jullie maar in kon hameren meisjes kun nen me gestolen worden 1" „Dat is mannentaal," viel Shamus hein bij. Terrv stond grinnikend op. „Als ik me anders her inner, dat ik jon verleden week Zondag met een vrouw en een paar kindereu heb zien rondscharrelen, zou ik zeggen, da.t jij die mannentaal nooit hebt dur ven spreken Op een warmen dag in de maand Juli parkeerde Terry zijn grooten, blauwen wagen nabij Chris' res taurant in de Vijfendertigste straat. Hij klapte het portier dichtdit vervulde hem nog steeds met een gevoel van trots. Het geluid verschilde namelijk hemelsbreed met dat van de luidruchtige two-seaters, waarin zijn collega's reden. Hij liep achteruit, vol be wondering voor den auto en voor zijn eigen gestalte, die in de ruit weerspiegelde. Een uur later, tegen het vallen van de schemering, kwam hij neuriënd naar buiten, de duimen in de armsgaten van zijn vest en een sigaret in den linker mondhoek. Hij fronste het voorhoofd, toen hij bemerkte, dat de parkeerende wagens thans één onafgebroken reeks vormden. Een kleine, schunnige coupé zat zoowat boven op zijn radiateur. „Alle bliksems bromde Terry. „Als er iémand in de stad woont, die ei géén wagen op na houdt, zou ik hem wel eens willen ontmoeten. Hoe krijg ik in Hij zweeg. Uit den kleinen wagen klonk een woe dend „Verdikkeme", uitgesproken door een onmis kenbare vrouwenstem. Terry keek verbaasd op en zag het liefste gezichtje, dat hij ooit in zijn leven had aanschouwd. Groote, grijze oogen, onder sierlijke wenkbrauwen, die nu boos waren samengetrokken door een doellooze worsteling met het stuur van den auto. Een klein, brutaal neusje een mond enfin, alles was af, besloot Terry. On danks veel moeite slaagde ze er niet in haar wagen uit de rij te wringen. Terry glimlachte en 't meisje bleek hem dit hoogst kwalijk te hemen. „U vindt het misschien leuk, maar ik niet," zei ze op verre van vriendelijken tooii. „Die idioten hebben me zoo ingesloten, dat zelfs een duivelskunstenaar mij er niet uit zou kunnen krijgen." Terry grinnikte. „Neen Nou, zus, dat is „Zeg alsjeblieft geen zus 1" snauwde het meisje. „Daar ben ik niet van gediend en bovendien lijkt u heelemaal niet op een van mijn broers. Is dat uw wagen Ze knikte in de richting van een auto, die vlak voor den haren stond. „Die stofzuiger vroeg Terry, met een gezicht alsof hij zich diep beleedigd achtte. „Hoe komt u er bij De mijne staat achter u die mooie blauwe." Ze draaide het hoofd om en Terry glunderde bij de bewondering, die ze duidelijk liet blijken. Hij stelde met veel genoegen vast, dat zijn persoontje belangrijk in haar achting steeg. „Dat is me een wagen riep ze enthousiast uit „Ja niet kwaad, vindt u wel 1" merkte Terry op met een onverschilligheid, die den hoofdcommissaris uit zijn vel zou doen springen. „Nooit iets met den motor, loopt perfect enfin, ik zou niet beter kunnen verlangen." De bewondering,waarmede het meisje naar den auto bleef staren, was niet vrij van afgunst. Toeft, (liet een kleinen glimlach „Maar dat neemt niet weg, dat mijn auto ook door uw wagen leelijk in de verdrukking is geraakt. Dal stuur van mij is zoo moeilijk te hanteeren. Zoudt u ik meen. „Zeker," viel Terrv haar in de rede. Hij raadde haar bedoeling en 1111 liet meisje een onverdeelde bewonde ring voor zijn auto had getoond, was hij de goedheid

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1936 | | pagina 6